Opinie

Griekenmop

Een van de voordelen van mijn baan is dat ik soms tripjes naar het buitenland maak. Ik doe dat in het kader van mijn facultaire baan, want mijn taak als adviseur internationalisering heeft mij op één congres na nog nooit een snoepreisje opgeleverd.

Eigenlijk lijkt dat deel van mijn baan meer op koninginnensoep: het klinkt leuk maar je moet er de stukjes vorstin zelf bij denken.

Binnenkort ga ik weer naar het buitenland, en deze keer zie ik er echt tegenop. Ik ga namelijk naar een Europees onderwijscongres in Griekenland. En dan niet in Athene, maar in Patras op de Peloponnesos, vijf uur per bus van Athene vandaan. En ik haat bussen. Als ze al rijden. Want elke keer als ik een item over Griekenland op tv zie ligt daar het complete openbare leven plat.



Dat hele congres begint me trouwens de keel uit te hangen. Niet vanwege de mensen, want ik ga mijn gezellige Griekse collega’s ontmoeten. Maar ze hebben het programma al vijf keer veranderd en ik kan er geen touw meer aan vastknopen. De vergadering van de werkgroep waarvan ik voorzitter ben, schijnt in de lunchpauze gepland te zijn. En de workshop die ik moest leiden heeft ineens een tweede voorzitter. Een heer van een jaar of zeventig uit het voormalig Oostblok, zo’n mastodont die zijn hele leven nog nooit is tegengesproken, en die als hij eenmaal begint te praten niet meer ophoudt tot iemand hem mept met een rubberen hamer. Een soort kruising tussen de opa van Matthijs van Nieuwkerk en een stoomwals. Waardoor mijn rol als medevoorzitter waarschijnlijk is gereduceerd tot Miep Stopwatch.



Eigenlijk zou ik niet moeten gaan. Maar ik heb mijn medewerking al toegezegd en word dagelijks gebombardeerd met weetjes, vraagjes en formulieren door de organisatie. En ik heb vanwege mijn inzet als ‘special treat’ een VIP-bezoek aan de Rion-Antirionbrug aangeboden gekregen. Leuk, leuk, not. Maar ik ga toch maar. MP3-speler mee, vijf uur schimmelen in de bus. Extra boek en broek mee voor als ik in Patras blijf steken. En hopen dat er een prins op een wit paard komt aan galopperen als ik er de kerst dreig te moeten doorbrengen vanwege wilde stakingen.



Kent u trouwens de laatste Griekenmop al? Rutte, Obama en Papandreou mogen een vraag aan God stellen. Dus Obama vraagt: ‘wanneer gaat het weer goed met de Amerikaanse economie?’ God antwoordt: ‘over veertig jaar; maak je geen zorgen.’ Obama begint te huilen en zegt: ‘maar dat maak ik niet meer mee!’ Even later is Rutte aan de beurt en hij vraagt: ‘wanneer gaat het goed met de Nederlandse economie?’ God antwoordt: ‘over tachtig jaar.’ Rutte barst in tranen uit en zegt: ‘maar dat maak ik niet meer mee!’ En dan is Papandreou aan de beurt. Ook hij vraagt: ‘wanneer gaat het goed met de Griekse economie?’ Waarop God in snikken uitbarst en zegt: ‘dat maak zelfs ik niet meer mee!’


Ellen Touw is hoofd van de dienst onderwijs- en studentenzaken bij Civiele Techniek en Geowetenschappen en beleidsadviseur internationalisering. 

Stel, er rijdt een Italiaanse trein op het Nederlandse spoor, waarvan de bestuurders elkaars taal niet spreken. Stel ook dat er langs het spoor nog maar één bord staat dat het stootblok even verderop aankondigt. Voeg daarbij dat de bestuurders dat bord niet zien, omdat ze er met honderd kilometer per uur voorbij razen terwijl ze zijn verwikkeld in een spraakverwarring.
En o ja, vergeet niet dat de automatische treinbeïnvloeding (ATB) uit staat, omdat het Italiaanse systeem niet past op het Nederlandse. Wat gebeurt er dan? Juist, de trein knalt door het stootblok heen, neemt daarna een tankwagen op zijn horens en rijdt daarmee dwars door de lokale vishandel in Stavoren. Welkom in 2010, de tijd waarin veiligheid voor alles moet gaan en we beter dan ooit zouden moeten weten hoe we dat moeten bereiken.

Hoe kan het dan toch zo mis gaan? Dat wilde gespreksleider en wetenschapsjournalist Simon Roozendaal weten van veiligheidshoogleraar ‘en cabaretier’ Ben Ale op het Elsevier Technologiedebat maandag 29 november. Ale, die zojuist op laconieke toon tal van voorbeelden als hierboven had gegeven: “We denken dat er nooit vijf, zes of zeven dingen tegelijk mis kunnen gaan. Maar bij grote ongelukken gebeurt dat nou juist wel.”
Het ergste is daarbij volgens hem wel dat werknemers ‘de neiging hebben de baas niet lastig te vallen. Ze fiksen wel snel even iets’. En dus rijdt de Nederlandse machinist maar door, terwijl hij eigenlijk had moeten blijven stil staan. Want de regels zijn wel degelijk helder. Alleen een minpuntje, aldus Ale: “We zijn een land van ‘dat mag eigenlijk niet’. We hebben ontzettend veel regels die we in de kast zetten in de verwachting dat ze zichzelf uitvoeren. Maar dat doen regels nooit.”

De hoofdvraag van het technologiedebat luidde: ‘Zijn we klaar voor de chaos?’. Een echt debat wilde daarover niet losbarsten. De drie panelleden die naast Ale waren uitgenodigd, kwamen maar kort aan het woord. Zij vulden Ale hier en daar wat aan. Zoals de Leidse hoogleraar terrorisme en contraterrorisme Edwin Bakker. Hij zei zich zorgen te maken over de weerbaarheid van Nederlanders. “Als er een ongeluk of een ramp gebeurt, reageren we meteen heel verontwaardigd.”

Ale ging daar later op door: “We moeten leren improviseren. De herintroductie van lowtech helpt daarbij. Schaf het boek niet af, of pen en papier. Of denk aan de ouderwetse knijpkat. Daarmee heb je altijd licht, ook als het elektriciteitsnet uitvalt, de ultieme ramp.” Maar ook hightech is niet altijd weg als de stroom uitvalt. “In Frankrijk hebben ze om die reden heel veel zonnepanelen op de huizen. Die blijven het gewoon doen. Zo blijft het licht aan en blijft communicatie mogelijk. Als de storingen overzichtelijk zijn, zijn we niet zo hulpeloos als we denken.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.