Opinie

Goochelen met getallen

Grafiekjes en tabellen vol cijfers moeten het nieuws duidelijker maken, maar doen dat vaak niet. Wetenschapsjournalist Hans van Maanen laat zien hoe er in de krant wordt gegoocheld met getallen en hoe je als lezer met al die cijfers moet omgaan.

In augustus 2007 staat in NRC Handelsblad een klein berichtje dat begint met ‘Kinderen die in juni of juli geboren worden hebben een grotere kans om later zwaar bijziend te worden dan kinderen die in december of januari ter wereld komen. In Israël scheelt het wel 24 procent. Dat bericht de Israëlische oogheelkundige Yossi Mandel in Opthalmology (augustus) na een onderzoek aan 278 duizend dienstplichtigen van 16 tot 22 jaar oud.’
De meeste lezers nemen zo’n bericht voor kennisgeving aan, maar Hans van Maanen pakt er de oorspronkelijke publicatie eens bij. Daar leest hij dat de bijziendheid misschien gerelateerd is aan de blootstelling van meer daglicht bij jonge baby’s.

Van Maanen begint met fijntjes opmerken dat Mandel 276.911 dienstplichtigen onderzocht en dat dit afgerond 277 duizend is, niet 278 duizend. Een kleinigheid, maar wel een veelzeggende kleinigheid. Vervolgens stelt hij allemaal terechte vragen bij het onderzoeksartikel zelf. Waarom doet Mandel bijvoorbeeld zo moeilijk over de indeling van het jaar in vier lichtcategorieën, terwijl hij domweg bedoelt dat er in de zomer meer daglicht is dan in de lente, waarin er weer meer daglicht is dan in de winter? En hangt de hoeveelheid uren die een pasgeboren baby buitenkomt af van de hoeveelheid daglicht?
Daarna gaat Van Maanen pas echt los – hij bekijkt de statistiek. Dan blijkt dat de originele grafiek een vertekend beeld geeft, bijvoorbeeld doordat de verticale as niet bij nul begint. Hij geeft een gecorrigeerde, duidelijke grafiek, en laat zien dat daaruit nauwelijks conclusies te trekken zijn. Hij vist de juiste cijfers uit het artikel en rekent voor dat het verschil in ernstige bijziendheid tussen zomer- en winterkinderen nog geen half procent is. Ten slotte gaat hij nog in op de context van het onderzoek.

Veel van de hoofdstukken in ‘Goochelen met getallen’ volgen dit stramien: een onjuist bericht wordt van kanttekeningen voorzien en stap voor stap gecorrigeerd. Dat is niet gek, want jarenlang schreef Hans van Maanen voor de Volkskrant de rubriek ‘Twijfel’ waarin hij artikelen, nieuwsberichten en proefschriften fileerde. Steeds kwam hij dezelfde elementaire fouten tegen: weer iemand die het verschil tussen gemiddelde en mediaan niet kende, weer een grafiek die verkeerde gegevens liet zien en weer weggemoffelde onzekerheidsintervallen.

Van Maanen laat in zijn boek deze fouten genadeloos zien, maar legt vooral ook uit hoe het wél moet. Daarin gaat hij ver, hij legt zelfs de chi-kwadraat-toets uit. Deze toets wordt zeer vaak gebruikt om te bepalen of resultaten van een onderzoek te wijten zijn aan toeval. Maar weinig mensen begrijpen hoe de toets nu precies werkt. De niet-triviale wiskunde legt hij helder uit, met aansprekende en maatschappelijk relevante voorbeelden als het beruchte Utrechtse probiotica-onderzoek.

Niet alle 27 hoofdstukken van ‘Goochelen met getallen’ zijn even sterk en soms begint het allemaal wat veel van hetzelfde te worden: alweer een blunder in de krant gevolgd door de uitleg hoe het wel moet. Maar het zijn wél steeds andere fouten, dus is het verstandig om toch het hele boek uit te lezen.
Van Maanens doel lijkt in eerste instantie om krantenlezers duidelijk te maken hoe ze om moeten gaan met berichten vol cijfers. Maar door zijn heldere uitleg is het boek ook een aanrader voor iedereen die zelf gegevens zo helder en correct mogelijk wil presenteren.  

Hans van Maanen, ‘Goochelen met Getallen’ Uitgeverij Boom ISBN: 9789085068358, paperback 17×24 cm 256 blz. €21.50.

Naam: ir. Casper Harteveld (26)
Nationaliteit:
Nederlandse
Onderwerp:
Betekenisverlening door middel van serious gaming
Promotors:
Prof.mr.dr. Hans de Bruijn en dr. Igor Mayer (Techniek, Bestuur en Management)
Tussenstand:
Halverwege

“Tijdens mijn afstuderen bij Deltares ontwierp ik in samenwerking met studenten media en kennistechnologie de ‘serious game’ Dijk Patrouille. Dit spel is bedoeld om dijkwachters te trainen. Zij moeten signalen herkennen die in de praktijk nauwelijks voorkomen. Ze weten immers bijna nooit wat ze te wachten staat. Toch wil je ze trainen. Een game helpt de inspecteurs om weinig voorkomende problemen op te lossen in de virtuele wereld.
Ik onderzoek nu het gebruik van deze ‘serious game’ en richt mij op wat dijkwachters uit het spel halen. Daarvoor kijk ik heel breed naar hun ervaringen én naar de manier waarop verschillende organisaties de game gebruiken. Nederlandse Waterschappen hebben allemaal een andere manier van organiseren, en ze benoemen problemen op verschillende manieren. Ik kijk er daarom naar of het handig is om het benoemen en oplossen van problemen te standaardiseren. Daarvoor onderzoek ik hoe inspecteurs van verschillende waterschappen het spel gebruiken. Ook leg ik dijkwachters foto’s voor van een verdachte dijk en vraag ik hen wat ze zien en hoe ze daarop zouden reageren.
Vanaf september wil ik dijkwachters van drie waterschappen het spel laten spelen om na te gaan welke problemen ze signaleren en hoe ze die oplossen. Als controlegroep spelen technische mbo-studenten het spel. Zij zijn qua achtergrond en intelligentie vergelijkbaar met de doelgroep en hebben dezelfde interesse in techniek. Wel is er een verschil. De studenten zijn opgegroeid met games. De gemiddelde dijkwachter is vijftig jaar en heeft veel minder ervaring met gaming. Het kan zijn dat Dijk Patrouille daarom bij hen niet overkomt. Ik geef dijkwachters en studenten het spel mee met acht scenario’s. Aan de hand van de data kan ik nagaan hoe ze spelen. Na elke keer spelen, vullen de spelers een dagboek in waarin ze schrijven wat ze gedaan hebben. Voor- en achteraf interview ik ze.
In Dijk Patrouille komen dijkwachters verschillende problemen tegen, zoals scheuren in het wegdek. Wanneer is dat een probleem? In wegen zitten regelmatig scheuren. Komt dat door slecht onderhoud aan de weg of door het falen van een dijk? Die lastige inschatting moeten ze kunnen maken.
Ik zal uiteindelijk aanbevelingen doen voor het spel. Hoe het bijvoorbeeld verbeterd kan worden. Maar de kern van mijn onderzoek is na te gaan hoe dijkwachters het spel spelen en of het beeld dat Dijk Patrouille schetst anders is voor inspecteurs van verschillende waterschappen. Bij een crisis wil je natuurlijk dat dijkwachters beter problemen oplossen. Daar zit ook veel communicatie bij. Hoe praten ze met verschillende experts en brengen ze de problemen over? Ik ben heel benieuwd hoe het leerproces precies verloopt. Maar wat dijkwachters van het spel opsteken en in de praktijk brengen, is heel lastig na te gaan. Dat is namelijk moeilijk te meten.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.