Campus

Goede promotor is vader, vriend en vraagbaak

Het is geen huwelijk, maar tussen promovendus en promotor moet het wel vier jaar lang ‘klikken’. Jonge doctors noemen goede begeleiding als belangrijke reden voor hun succes.

Afhakers zeggen dat ze niet langer door één deur konden met de promotor. Wat maakt iemand een goed promotor?

‘Mijn promotor is altijd op reis. Ons langste gesprek vond plaats tijdens een rit naar Schiphol.’ – ‘Na drie maanden had hij nog steeds mijn eerste hoofdstuk niet bekeken.’ Promovendi klagen over hun promotor. Dat doen ze meestal niet openlijk; ze moeten nog promoveren of aan hun carrière denken. Maar het kan ook goed gaan tussen promotor en promovendus. Volgens het Sociaal en Cultureel Planbureau is een op de vijf jonge doctors uiterst tevreden met de promotor.

Een eerste vereiste bij een goede promotor lijkt vakkennis. Ir. Corné Versteegt, vierdejaars promovendus bij Techniek, Bestuur en Management (TBM), denkt daar echter anders over. ,,Een promotie loopt negen van de tien keer niet spaak omdat de promovendus of promotor niet slim genoeg zouden zijn. Het gaat fout in de verhouding tussen promotor en promovendus.” Voorzitter van het Delftse promovendi-overleg, ir. Raymond Vaessen, beaamt dat: ,,Ze hoeven geen beste vrienden te zijn, maar de verstandhouding moet goed genoeg zijn om meningsverschillen uit te praten. Want die komen er.” Prof.dr.ir. E. Backer (Informatietechnologie en Systemen, 25 promoties) vindt promoveren vooral een kwestie van chemie tussen mensen. ,,Iemand door een dieptepunt heen kunnen halen is minstens zo belangrijk als vakinhoudelijke kennis.”

,,Míjn allereerste vereiste zou zijn dat een promotor zelf gepromoveerd is”, zegt ir. Tom Kowalczyk, promovendus bij bouwkunde. ,,Dat hij weet wat je doormaakt en weet wat onderzoek doen inhoudt. Dat is lang niet altijd het geval. Ik startte met een cursus ‘aio-schap’; wat mij betreft is een cursus ‘pio-schap’ minstens zo hard nodig. Op mijn eerste werkdag was er niets geregeld. Geen werkplek, geen pc, geen plan. Bovendien ging iedereen net met vakantie.”

Een herkenbaar verhaal voor drs. May-May Meijer, ex-voorzitter van het landelijk aio-overleg. Geïnspireerd door vele verhalen om haar heen van promovendi (waaronder ook reeds gepromoveerden) die ontevreden waren over de begeleiding, schreef zij onlangs een uitgebreid rapport getiteld: Behoud Talent! Meijer concludeert dat goede promotors hun aio%s koesteren: een goede werkplek, regelmatig overleg, motiveren en inspireren en af en toe een schouderklopje.

,,Koesteren?” reageert TBM-promovendus Versteegt. ,,Tja, hij moet kunnen aanvoelen of je een duwtje nodig hebt of een hand op je schouder. Soms heb je iemand nodig die zegt ‘Het komt allemaal wel goed. Ga het weekend eens lekker weg; maandag kijk je er heel anders tegenaan’. Gelukkig heb ik dat.” Ir. Marcel Franse, promovendus bij materiaalkunde en bijna klaar met zijn boekje, vindt koesteren ‘een beetje klef’. Belangrijk vindt hij dat zijn co-promotor erin slaagde hem telkens weer enthousiast te maken, zelfs toen resultaten een jaar lang uitbleven. ,,Hij wist uit de gegevens toch altijd iets interessants te halen. Dan stapte ik toch weer vol goede moed naar buiten. Dat vind ik knap.”

Donderpreek

Ook promovenda ir. Brigitte Wolffenbuttel bij Technische Natuurwetenschapen (TNW) is niet zo ‘koesterig’ aangelegd. ,,Ik heb geen behoefte aan een vaderlijke promotor. Wij gaan zakelijk met elkaar om. Een promotor moet wel betrokken zijn. ‘Tot over vier jaar’ is geen vrijheid geven, maar complete onzin. Wanneer je afdwaalt moet iemand tijdig ingrijpen. Of dat nu met een schouderklopje gaat of een donderpreek maakt niet uit. Eigenlijk is begeleiding vooral nodig als het slecht gaat. Maar juist als je weinig resultaten hebt, verslapt de aandacht vaak.”

Promotor Backer wil wel koesteren. Hij typeert zich als vaderlijk en coachend. Dat is met de jaren zo gegroeid. ,,In mijn jonge jaren was ik meer gericht op de inhoud. Je wilde scoren, carrière maken. Nu ben ik meer gericht op het opleiden van jong talent.” De jongere prof.dr. Cees Dekker (TNW, zes promoties) wil vooral enthousiasmeren en stimuleren. ,,Promovendi moeten opgeleid worden tot zelfstandige onderzoekers. Je moet ze dus ook vrijlaten. Maar ik let wel goed op. Na een jaar of anderhalf heeft iedere promovendus wel een dipje. ‘Moet ik er wel mee doorgaan?’ vragen ze zich dan af. Daar moet je attent op zijn.”

Koesteren is een mooie aanduiding, vindt prof.dr.ir. Hugo Priemus. Hij heeft inmiddels 36 promoties op zijn naam staan bij onderzoeksinstituut OTB. ,,Maar als het misgaat is een frontaal gesprek onvermijdelijk. Wij koesteren wel financieel. Ik heb promovendi nooit willen afschepen met een aio-salaris, laat staan zo’n aio-beurs.”

Promotor Dekker hanteert een complex schema voor de begeleiding. Hij spreekt iedere promovendus eenmaal per maand individueel. Daarnaast zijn er wekelijks overleggen in kleinere groepjes en spreekt hij promovendi aan in de wandelgang en aan de koffietafel. Dit schema is in de loop der jaren gegroeid. ,,Het past ook bij mij. Ik ben een georganiseerd persoon. En promoveren doe je niet alleen. Dat doe je in een groep.” Toch benadrukt Dekker ook dat zijn promovendi zelfstandig onderzoeker moeten worden. ,,In het begin moet er veel aandacht zijn, later meer vrijheid.”

Versteegt heeft eens in de twee weken een officieel overleg. Hij vindt dat soms veel, soms weinig. ,,Je bent geen klein jongetje meer, problemen moet je zelf aanpakken. Maar ik ben blij een dagelijks begeleider te hebben waar ik elk moment met kleine vragen terecht kan.” Kowalczyk heeft na ‘jaren zeuren’ ook een dagelijks begeleider. ,,Bij bouwkunde zien ze promoveren als een soort ontgroening. Er is heel weinig steun. Daarom haken zoveel mensen af en is de rest uiterst cynisch als het gaat om begeleiding.” Franse overlegt elke drie weken. ,,In het begin vond ik dat veel en was het vooral op verzoek van mijn co-promotor. Achteraf gezien vind ik dat ik goed bijgestuurd ben.” Wolffenbuttel ziet haar promotor nu elke maand. Halverwege haar promotie heeft ze daar om gevraagd. Voor de dagelijkse begeleiding zorgt een postdoc.

Gelijkwaardig

Kowalczyk: ,,Een goede promotor vraagt bij elk overleg eerst ‘hoe gaat het met je?’ niet meteen ‘wat heb je voor me?’ Hij moet je ook gelijkwaardig behandelen. Bijvoorbeeld durven erkennen dat je hem ondertussen ver vooruit bent in kennis.” Franse heeft in vier jaar een persoonlijke band opgebouwd met zijn co-promotor. ,,Ik merk dat dat belangrijk is in de discussies. Je durft meer te zeggen, open te zijn. Je kunt wel stellen dat we vrienden zijn geworden.”

Dekker zegt dat het ‘persoonlijk moet passen’. Een sollicitant kan nog zo%n mooi cv hebben, als een goed gevoel ontbreekt, gaat de baan niet door. Backer noemt het ‘klikken’. ,,Maar je moet het ook niet overdrijven, het is geen huwelijk.”

Promotor Priemus vindt dat een promotor oog moet hebben voor de promovendus als persoon.,,Relationele problemen, ziektes, sterfgevallen, het komt allemaal langs, maar ik ben ongekwalificeerd als psychiater.” Hij weet meestal al of het klikt voordat de promovendus solliciteert, want de meesten volgen eerst een tweejarige beroepsopleiding op het instituut. Priemus stelt dat het eigenlijk de promovendus zou moeten zijn die een promotor kiest, in plaats van andersom. ,,Want je moet een promotor niet alleen kiezen op inhoud maar ook op gevoel.”

Het is geen huwelijk, maar tussen promovendus en promotor moet het wel vier jaar lang ‘klikken’. Jonge doctors noemen goede begeleiding als belangrijke reden voor hun succes. Afhakers zeggen dat ze niet langer door één deur konden met de promotor. Wat maakt iemand een goed promotor?

‘Mijn promotor is altijd op reis. Ons langste gesprek vond plaats tijdens een rit naar Schiphol.’ – ‘Na drie maanden had hij nog steeds mijn eerste hoofdstuk niet bekeken.’ Promovendi klagen over hun promotor. Dat doen ze meestal niet openlijk; ze moeten nog promoveren of aan hun carrière denken. Maar het kan ook goed gaan tussen promotor en promovendus. Volgens het Sociaal en Cultureel Planbureau is een op de vijf jonge doctors uiterst tevreden met de promotor.

Een eerste vereiste bij een goede promotor lijkt vakkennis. Ir. Corné Versteegt, vierdejaars promovendus bij Techniek, Bestuur en Management (TBM), denkt daar echter anders over. ,,Een promotie loopt negen van de tien keer niet spaak omdat de promovendus of promotor niet slim genoeg zouden zijn. Het gaat fout in de verhouding tussen promotor en promovendus.” Voorzitter van het Delftse promovendi-overleg, ir. Raymond Vaessen, beaamt dat: ,,Ze hoeven geen beste vrienden te zijn, maar de verstandhouding moet goed genoeg zijn om meningsverschillen uit te praten. Want die komen er.” Prof.dr.ir. E. Backer (Informatietechnologie en Systemen, 25 promoties) vindt promoveren vooral een kwestie van chemie tussen mensen. ,,Iemand door een dieptepunt heen kunnen halen is minstens zo belangrijk als vakinhoudelijke kennis.”

,,Míjn allereerste vereiste zou zijn dat een promotor zelf gepromoveerd is”, zegt ir. Tom Kowalczyk, promovendus bij bouwkunde. ,,Dat hij weet wat je doormaakt en weet wat onderzoek doen inhoudt. Dat is lang niet altijd het geval. Ik startte met een cursus ‘aio-schap’; wat mij betreft is een cursus ‘pio-schap’ minstens zo hard nodig. Op mijn eerste werkdag was er niets geregeld. Geen werkplek, geen pc, geen plan. Bovendien ging iedereen net met vakantie.”

Een herkenbaar verhaal voor drs. May-May Meijer, ex-voorzitter van het landelijk aio-overleg. Geïnspireerd door vele verhalen om haar heen van promovendi (waaronder ook reeds gepromoveerden) die ontevreden waren over de begeleiding, schreef zij onlangs een uitgebreid rapport getiteld: Behoud Talent! Meijer concludeert dat goede promotors hun aio%s koesteren: een goede werkplek, regelmatig overleg, motiveren en inspireren en af en toe een schouderklopje.

,,Koesteren?” reageert TBM-promovendus Versteegt. ,,Tja, hij moet kunnen aanvoelen of je een duwtje nodig hebt of een hand op je schouder. Soms heb je iemand nodig die zegt ‘Het komt allemaal wel goed. Ga het weekend eens lekker weg; maandag kijk je er heel anders tegenaan’. Gelukkig heb ik dat.” Ir. Marcel Franse, promovendus bij materiaalkunde en bijna klaar met zijn boekje, vindt koesteren ‘een beetje klef’. Belangrijk vindt hij dat zijn co-promotor erin slaagde hem telkens weer enthousiast te maken, zelfs toen resultaten een jaar lang uitbleven. ,,Hij wist uit de gegevens toch altijd iets interessants te halen. Dan stapte ik toch weer vol goede moed naar buiten. Dat vind ik knap.”

Donderpreek

Ook promovenda ir. Brigitte Wolffenbuttel bij Technische Natuurwetenschapen (TNW) is niet zo ‘koesterig’ aangelegd. ,,Ik heb geen behoefte aan een vaderlijke promotor. Wij gaan zakelijk met elkaar om. Een promotor moet wel betrokken zijn. ‘Tot over vier jaar’ is geen vrijheid geven, maar complete onzin. Wanneer je afdwaalt moet iemand tijdig ingrijpen. Of dat nu met een schouderklopje gaat of een donderpreek maakt niet uit. Eigenlijk is begeleiding vooral nodig als het slecht gaat. Maar juist als je weinig resultaten hebt, verslapt de aandacht vaak.”

Promotor Backer wil wel koesteren. Hij typeert zich als vaderlijk en coachend. Dat is met de jaren zo gegroeid. ,,In mijn jonge jaren was ik meer gericht op de inhoud. Je wilde scoren, carrière maken. Nu ben ik meer gericht op het opleiden van jong talent.” De jongere prof.dr. Cees Dekker (TNW, zes promoties) wil vooral enthousiasmeren en stimuleren. ,,Promovendi moeten opgeleid worden tot zelfstandige onderzoekers. Je moet ze dus ook vrijlaten. Maar ik let wel goed op. Na een jaar of anderhalf heeft iedere promovendus wel een dipje. ‘Moet ik er wel mee doorgaan?’ vragen ze zich dan af. Daar moet je attent op zijn.”

Koesteren is een mooie aanduiding, vindt prof.dr.ir. Hugo Priemus. Hij heeft inmiddels 36 promoties op zijn naam staan bij onderzoeksinstituut OTB. ,,Maar als het misgaat is een frontaal gesprek onvermijdelijk. Wij koesteren wel financieel. Ik heb promovendi nooit willen afschepen met een aio-salaris, laat staan zo’n aio-beurs.”

Promotor Dekker hanteert een complex schema voor de begeleiding. Hij spreekt iedere promovendus eenmaal per maand individueel. Daarnaast zijn er wekelijks overleggen in kleinere groepjes en spreekt hij promovendi aan in de wandelgang en aan de koffietafel. Dit schema is in de loop der jaren gegroeid. ,,Het past ook bij mij. Ik ben een georganiseerd persoon. En promoveren doe je niet alleen. Dat doe je in een groep.” Toch benadrukt Dekker ook dat zijn promovendi zelfstandig onderzoeker moeten worden. ,,In het begin moet er veel aandacht zijn, later meer vrijheid.”

Versteegt heeft eens in de twee weken een officieel overleg. Hij vindt dat soms veel, soms weinig. ,,Je bent geen klein jongetje meer, problemen moet je zelf aanpakken. Maar ik ben blij een dagelijks begeleider te hebben waar ik elk moment met kleine vragen terecht kan.” Kowalczyk heeft na ‘jaren zeuren’ ook een dagelijks begeleider. ,,Bij bouwkunde zien ze promoveren als een soort ontgroening. Er is heel weinig steun. Daarom haken zoveel mensen af en is de rest uiterst cynisch als het gaat om begeleiding.” Franse overlegt elke drie weken. ,,In het begin vond ik dat veel en was het vooral op verzoek van mijn co-promotor. Achteraf gezien vind ik dat ik goed bijgestuurd ben.” Wolffenbuttel ziet haar promotor nu elke maand. Halverwege haar promotie heeft ze daar om gevraagd. Voor de dagelijkse begeleiding zorgt een postdoc.

Gelijkwaardig

Kowalczyk: ,,Een goede promotor vraagt bij elk overleg eerst ‘hoe gaat het met je?’ niet meteen ‘wat heb je voor me?’ Hij moet je ook gelijkwaardig behandelen. Bijvoorbeeld durven erkennen dat je hem ondertussen ver vooruit bent in kennis.” Franse heeft in vier jaar een persoonlijke band opgebouwd met zijn co-promotor. ,,Ik merk dat dat belangrijk is in de discussies. Je durft meer te zeggen, open te zijn. Je kunt wel stellen dat we vrienden zijn geworden.”

Dekker zegt dat het ‘persoonlijk moet passen’. Een sollicitant kan nog zo%n mooi cv hebben, als een goed gevoel ontbreekt, gaat de baan niet door. Backer noemt het ‘klikken’. ,,Maar je moet het ook niet overdrijven, het is geen huwelijk.”

Promotor Priemus vindt dat een promotor oog moet hebben voor de promovendus als persoon.,,Relationele problemen, ziektes, sterfgevallen, het komt allemaal langs, maar ik ben ongekwalificeerd als psychiater.” Hij weet meestal al of het klikt voordat de promovendus solliciteert, want de meesten volgen eerst een tweejarige beroepsopleiding op het instituut. Priemus stelt dat het eigenlijk de promovendus zou moeten zijn die een promotor kiest, in plaats van andersom. ,,Want je moet een promotor niet alleen kiezen op inhoud maar ook op gevoel.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.