Campus

Gescheiden werelden

Nederlandse en internationale studenten integreren niet genoeg, blijkt uit onderzoeken. In Delft is dat niet anders. Taal en cultuur zijn vaak een obstakel. “Tijdens een borrel praten we Nederlands met elkaar.”

(Foto: Sam Rentmeester)

De voordelen van integratie

Internationale studenten studeren sneller, halen iets betere cijfers, slagen vaker cum laude en worden vaker promovendus, aldus Elco van Noort van het international office. De TU bouwt bovendien een wereldwijd netwerk van alumni op, die elkaar en de universiteit steunen. Nederlanders kunnen gemakkelijker werk vinden in het buitenland dankzij de internationale contacten die ze tijdens hun studententijd hebben opgedaan. Buitenlanders met Nederlandse vrienden settelen zich vaker in Nederland, wat goed is voor de economie. Ook werkervaring tijdens de studie maakt het gemakkelijker om te blijven. Van Noort: “Helaas slagen we er maar beperkt in om internationale studenten tijdens hun studie in Delft aan een bijbaantje te helpen, bijvoorbeeld als student-assistent. Daarmee blijven de werelden onnodig gescheiden.” Uit onderzoek blijkt dat 64 procent van de internationale masterstudenten in Nederland zou willen blijven. In de praktijk doet een veel kleiner deel dat: het Centraal Planbureau gaat voorzichtig uit van negentien procent. En dat levert de economie al een jaarlijks voordeel op van 740 miljoen euro.

 

Lunchpauze bij Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek (L&R). Studenten en medewerkers lopen richting kantine. Wie goed kijkt en luistert, kan het niet ontgaan dat dit de meest internationale faculteit is van de TU. Van de bachelorstudenten is 27 procent van internationale afkomst, van de masterstudenten zelfs 39 procent (zie infographic). Colleges, openbare vergaderingen en ambtelijke stukken: vrijwel alles is in het Engels.

Studievereniging VSV ‘Leonardo da Vinci’ is daarvan geen afspiegeling, bestuurssecretaris Douwe den Brink erkent het ruiterlijk. Bijna alle studenten (90 tot 95 procent) zijn voor de korting op studieboeken lid van de vereniging, maar de actieve leden zijn bijna allemaal Nederlands. Op een paar Belgen en Duitsers na. De vereniging heeft het wel geprobeerd met een internationale commissie, maar na een jaar met een paar enthousiastelingen bloedde die dood.

“Het blijft moeilijk om internationale studenten te trekken”, vertelt Van den Brink. “Ons beleid is om zoveel mogelijk in het Engels te doen, maar we vergaderen in het Nederlands. Tijdens borrel praten we ook Nederlands. Er is zeker een scheiding, ja.”

De student merkt het vooral tijdens de sociale activiteiten van zijn vereniging. De karaoke-avond – stevig gepromoot in het Engels – trok vorige week nauwelijks internationale studenten. “Buitenlanders zijn hier om veel te studeren”, vermoedt Van den Brink. “Nederlanders lopen gemakkelijker een jaartje uit.”

Verlegen Belgen
Zelfs de Belgen, vertelt de student, trekken vooral met elkaar op. Belgen vormen als vanouds de grootste groep internationalen op L&R. Aan de taal kan het niet liggen dat zij samenklitten. Waaraan dan wel? Volgens VSV-voorzitter Jef Miechelssen, zelf Belg, hangt het ervan af met welke houding een student naar Nederland komt. “Ik ben naar Delft gekomen met een Nederlandse vriend. Hij heeft me geïmporteerd bij het corps. Daar ben ik één van de weinigen. In mijn jaar zaten drie of vier echte Belgen en nog een paar met Nederlandse ouders. Dit jaar was er één Engelstalige eerstejaars. Hij was er op een gegeven moment zat van dat alles in het Nederlands was.”

Terug naar L&R. Miechelssen denkt dat het gebrek aan integratie van de Belgen vooral culturele oorzaken heeft. “Belgen hebben een heel ander karakter. Ze zijn vaak wat verlegener. Ze kunnen er niet altijd goed mee omgaan dat Nederlanders directer zijn. Vaak blijven zij dus bij elkaar. Mij kijken ze af en toe vreemd aan. Ze vinden dat ik ben vernederlandst. Belgen die integreren zijn in de minderheid.”

Jad Masri, voorzitter van de Delft International Student Society (Diss), herkent het gebrek aan integratie tussen Nederlandse en buitenlandse studenten. Hij kan er uit eigen ervaring over meepraten. Masri is geboren in Libanon en opgegroeid in het Canadese Montreal. Nederland is sinds 2010 het vijfde land waar hij woont. Hij is eerstejaars student van de master petroleum engineering. De student heeft wel Nederlandse vrienden, zegt hij, maar in het dagelijks leven is hij omringd door internationals die hij heeft leren kennen tijdens de introductieweek of via zijn huisgenoten.

“Er is te weinig contact over en weer. Dat begint al bij aankomt in Delft. Studenten hebben hun eigen introductieprogramma’s, met uitzondering van één teambuilding-bijeenkomst op het einde, georganiseerd door de faculteiten. Door die gescheiden introductie hebben beide groepen daarna hun eigen vrienden en hangoutplekken.”

En dus viert iedereen zijn eigen feestjes. Jammer, vindt de Diss-voorzitter. Tijdens één van de laatste grote Diss-evenementen begin maart gaf de vereniging daarom vrijkaartjes weg aan Nederlandse studentenverenigingen. “Het aantal Nederlanders steeg significant”, vertelt Masri. Maar ze vormden nog altijd slechts een schamele tien procent van het totaal.

Eén van de missies van Diss voor dit jaar is om de integratie vooruit te helpen. De andere internationale studentenverenigingen – Best, Aegee, Aiesec – steunen dat. De verenigingen denken dat integratie vooral op de faculteiten moet gebeuren. Uit eigen ervaring weet Masri dat internationale en Nederlandse studenten het snelst een band krijgen als ze op uitjes gaan die door hun faculteit zijn georganiseerd. Dan trekt iedereen samen op.

Dat is ook het geval bij L&R. Studiereisjes, vakgerelateerde lezingen, de serieuzere activiteiten van studievereniging VSV trekken meer internationals. En tijdens projecten werken studenten met elkaar samen. Van den Brink: “Doe je de Engelstalige track, dan zit je in een projectgroep vaak met internationale studenten samen. Dan leer je elkaar kennen. Daar heb ik wel vriendschappen aan overgehouden, met een Rus en een Amerikaan bijvoorbeeld. Al moet ik zeggen dat ik ze niet meer vaak zie.”

Verplicht
Elco van Noort, hoofd van het international office van de TU, is het met de studenten eens dat integratie het beste werkt op de faculteiten. Vooral Industrieel Ontwerpen (IO), Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica (EWI) en Techniek, Bestuur en Management (TBM) maken er werk van, vertelt hij. Bij IO beginnen alle masterstudenten, ook de Nederlandse die vaak al jaren in Delft rondlopen, in de master ieder semester verplicht met een gezamenlijke week. “Dan leren ze over onderwijsdoelen, carrièreperspectief en het schrijven van hun afstudeerscriptie.” Tijdens de studie zet de faculteit studenten uit verschillende landen bovendien expres bij elkaar. “Dat alles leidt ertoe dat internationale studenten van IO in enquêtes duidelijk meer vriendschapsgevoelens koesteren voor Nederlandse studenten dan collega’s op andere faculteiten.” Van Noort hoopt dat andere faculteiten IO zullen volgen en gaf daarom onlangs een presentatie hierover aan de directeuren onderwijs.

Daarna is het aan de studenten om er iets moois van te maken, want Van Noort denkt dat initiatieven die van hen uitgaan meer kans van slagen hebben dan als ze van bovenaf worden bedacht. “Als de introductietijd voorbij is, is het uit onze handen. Al heeft sport en cultuur wel de vrijdagavonden waar internationals en wat Nederlanders komen.” Voor de studentenverenigingen is het echter ook niet eenvoudig. Internationals willen allemaal graag Nederlandse vrienden hebben, weet Diss-voorzitter Masri. “Probleem is voor een groot deel dat het Engels niet hun eerste taal is. We hebben samen met Aegee het taalprogramma Tandem opgezet. Dat is een website die mensen aan elkaar koppelt die een taal willen leren. Meer dan zevenhonderd mensen hebben zich ingeschreven. Daarmee hopen we deze barrière te doorbreken.”

Maar met alleen de taal ben je er niet, daarvan is Masri overtuigd. “Ook culturele verschillen leiden er soms toe dat sommige internationals op zichzelf blijven en aansluiting zoeken met mensen die dezelfde achtergrond hebben en taal spreken als zij. Het is ook hun eigen verantwoordelijkheid om aansluiting te zoeken en mee te doen. Ik wil me er hard voor maken dat culturele verschillen juist een bron van rijkdom zijn. Wij willen studenten aanmoedigen om hun cultuur met elkaar te delen.” Voor elkaar koken, werkt goed, heeft hij gemerkt.

Vriendengroep
Maar daar zijn ook de Nederlandse studenten voor nodig. Hoofd van het international office Van Noort snapt wel dat zij niet altijd hun best doen om internationale studenten te leren kennen. “Het is lastig om in je vriendengroep opeens Engels te gaan praten. Je hebt dan veel minder woordenschat. Bovendien hebben de Nederlanders hun avonden al gevuld. Ze hebben al een sociaal netwerk en zijn dus niet wanhopig op zoek naar vrienden. Internationals studeren de hele dag en ’s avonds is hun agenda leeg. Kijken ze om zich heen, dan is de Nederlander helaas al weg. De sleutel lijkt te liggen bij de Nederlandse studenten, maar daarmee hebben we nog geen oplossing voor dit probleem.”

Vriendschapsgevoelens

De Landelijke Studentenvakbond (LSVb) hield samen met een aantal andere partijen op 17 maart een ‘Buddy Coordinator Day’. Het doel was om buddyprogramma’s te verbeteren, zodat die de integratie van internationale studenten kunnen helpen verbeteren. Feit is dat Nederlandse studenten en hun buitenlandse studiegenoten vaak langs elkaar heen leven. Mentorprogramma’s zetten volgens de LSVb weinig zoden aan de dijk. Korte ontmoetingen monden niet uit in vriendschappen, of alleen in vriendschappen tussen buitenlandse studenten. Uit een enquête uit 2013 concludeerde de LSVb al dat beide groepen in aparte werelden leven. De Internationale Studenten Barometer TU Delft uit april 2013 laat eenzelfde beeld zien. Gevraagd naar hun vriendschapsgevoelens voor Nederlandse studenten, dan blijkt gemiddeld 66 procent die te ervaren. En 34 procent dus niet. Tegelijk geven de internationals aan dit soort vriendschappen een groot belang te hechten.

 

De voordelen van integratie

integratie_diss_569.jpg

Internationale studenten studeren sneller, halen iets betere cijfers, slagen vaker cum laude en worden vaker promovendus, aldus Elco van Noort van het international office. De TU bouwt bovendien een wereldwijd netwerk van alumni op, die elkaar en de universiteit steunen. Nederlanders kunnen gemakkelijker werk vinden in het buitenland dankzij de internationale contacten die ze tijdens hun studententijd hebben opgedaan. Buitenlanders met Nederlandse vrienden settelen zich vaker in Nederland, wat goed is voor de economie.

Ook werkervaring tijdens de studie maakt het gemakkelijker om te blijven. Van Noort: “Helaas slagen we er maar beperkt in om internationale studenten tijdens hun studie in Delft aan een bijbaantje te helpen, bijvoorbeeld als student-assistent. Daarmee blijven de werelden onnodig gescheiden.” Uit onderzoek blijkt dat 64 procent van de internationale masterstudenten in Nederland zou willen blijven. In de praktijk doet een veel kleiner deel dat: het Centraal Planbureau gaat voorzichtig uit van negentien procent. En dat levert de economie al een jaarlijks voordeel op van 740 miljoen euro.

Hoofdredacteur Saskia Bonger

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

s.m.bonger@tudelft.nl

Comments are closed.