Campus

Geld stinkt niet

Die blauwe envelop in de bus is altijd weer even schrikken. Leuker kan de Belastingdienst het niet maken, zegt ze in de reclamespotjes. Toch blijkt de geschiedenis van het belasting heffen én van het smokkelen leuk genoeg om een museum mee te vullen.

Belasting op haarpoeder voor pruiken, belasting op speelkaarten of fietsen. Machthebbers hebben het door de eeuwen zo gek niet kunnen bedenken of ze hieven er belasting op.

De Romeinse keizer Vespasianus ging wel heel ver: hij voerde een belasting in op alle urine, die in de openbare toiletten in Rome werd uitgeplast. Die urine werd immers verhandeld op de markt, als reinigingsmiddel voor wol en leer. Reden genoeg, vond de keizer, om er als staat geld aan te mogen verdienen.

Aan Vespasianus wordt . niet zo verwonderlijk . de uitdrukking ‘geld stinkt niet’ toegeschreven. Dat zou hij tegen zijn zoon Titus gezegd hebben, die niet zo blij was dat zijn vader zich met iets smerigs als pis inliet.

Het Belasting & Douane Museum in Rotterdam blijkt vol te zitten met dit soort mooie verhalen. Het museum richt zich voornamelijk op de geschiedenis van de belastingheffing in Nederland.

De overgeleverde Nederlandse belastinggeschiedenis begint zo’n vijftien eeuwen geleden. Het museum heeft die periode opgedeeld in kleinere eenheden, waardoor er een goed overzicht ontstaat van de steeds verdere verfijning van het belastingstelsel.

Maar verfijnd of minder verfijnd, het verzet tegen belastingen blijkt zo oud als de belastingen zelf. In de zestiende eeuw na Christus leidde de invoering van een omzetbelasting van 10 procent in de Nederlandse gewesten van het Spaanse koninkrijk zelfs . samen met religieuze geschillen – tot de Tachtigjarige Oorlog.

In de zeventiende en achttiende eeuw volgden tientallen belastingoproeren, waarin vrouwen massaal door het lint gingen. Belastingverhogingen op eten en drinken maakten hen zo boos, dat zij de straat op gingen om de kantoren en woonhuizen van belastinginners toe te takelen.

Zo ook in Delft. In 1616 trokken de vrouwen van de stad naar het stadhuis, omdat de accijns op meel werd verhoogd terwijl die op wijn werd verlaagd. Onderweg kregen de vrouwen de belastinginner te pakken en de schutterij moest uitrukken om de vrouwen uit elkaar te drijven. Enkele van hen werden gestraft, maar het doel was bereikt: het stadsbestuur maakte de genomen belastingmaatregelen ongedaan.

Niet altijd ging het er zo heftig aan toe. In het belastingmuseum zijn ook vele spotprenten te zien, waarop belastingen op de hak worden genomen. Op een prent uit 1924 is bijvoorbeeld een fietsende man te zien, die op zijn stuur zijn kind vervoert en achterop zijn niet al te slanke vrouw. Het plaatje is een protest tegen de rijwielbelasting, die het de man onmogelijk maakt meer dan één fiets te kopen.

Het heffen van belasting betekent niet alleen verzet en kritiek, het is ook een uitnodiging voor velen om de wet te omzeilen en spullen te smokkelen.

Het museum noemt de grootschalige botersmokkel tussen Nederland en België in de periode van 1945 tot 1969 ‘de laatste wildwestperiode bij de Nederlandse douane’. Na de Tweede Wereldoorlog was roomboter in België zo duur, dat het interessant was boter vanuit Nederland de grens over te smokkelen.

De douane kon de criminelen weinig maken, totdat de Europese Gemeenschap in 1969 het prijsverschil teniet deed. De smokkelaars hadden vaak betere wapens en snellere auto’s en ze schrokken er ook niet voor terug rookbommen te gooien of olie over de weg te spuiten.

Na 1969 was het afgelopen met de botersmokkel. Tegenwoordig heeft de douane vaak te maken met smokkel van drugs, sigaretten of wapens. Ook daarvan zijn in het belastingmuseum vele voorbeelden te zien.

Het Belasting & Douane Museum, Parklaan 14-16, Rotterdam. www.belasting-douanemus.nl. Toegang gratis.

Een kast vol door de douane in beslag genomen spullen. (Foto: Belasting & Douane Museum)

Belasting op haarpoeder voor pruiken, belasting op speelkaarten of fietsen. Machthebbers hebben het door de eeuwen zo gek niet kunnen bedenken of ze hieven er belasting op.

De Romeinse keizer Vespasianus ging wel heel ver: hij voerde een belasting in op alle urine, die in de openbare toiletten in Rome werd uitgeplast. Die urine werd immers verhandeld op de markt, als reinigingsmiddel voor wol en leer. Reden genoeg, vond de keizer, om er als staat geld aan te mogen verdienen.

Aan Vespasianus wordt . niet zo verwonderlijk . de uitdrukking ‘geld stinkt niet’ toegeschreven. Dat zou hij tegen zijn zoon Titus gezegd hebben, die niet zo blij was dat zijn vader zich met iets smerigs als pis inliet.

Het Belasting & Douane Museum in Rotterdam blijkt vol te zitten met dit soort mooie verhalen. Het museum richt zich voornamelijk op de geschiedenis van de belastingheffing in Nederland.

De overgeleverde Nederlandse belastinggeschiedenis begint zo’n vijftien eeuwen geleden. Het museum heeft die periode opgedeeld in kleinere eenheden, waardoor er een goed overzicht ontstaat van de steeds verdere verfijning van het belastingstelsel.

Maar verfijnd of minder verfijnd, het verzet tegen belastingen blijkt zo oud als de belastingen zelf. In de zestiende eeuw na Christus leidde de invoering van een omzetbelasting van 10 procent in de Nederlandse gewesten van het Spaanse koninkrijk zelfs . samen met religieuze geschillen – tot de Tachtigjarige Oorlog.

In de zeventiende en achttiende eeuw volgden tientallen belastingoproeren, waarin vrouwen massaal door het lint gingen. Belastingverhogingen op eten en drinken maakten hen zo boos, dat zij de straat op gingen om de kantoren en woonhuizen van belastinginners toe te takelen.

Zo ook in Delft. In 1616 trokken de vrouwen van de stad naar het stadhuis, omdat de accijns op meel werd verhoogd terwijl die op wijn werd verlaagd. Onderweg kregen de vrouwen de belastinginner te pakken en de schutterij moest uitrukken om de vrouwen uit elkaar te drijven. Enkele van hen werden gestraft, maar het doel was bereikt: het stadsbestuur maakte de genomen belastingmaatregelen ongedaan.

Niet altijd ging het er zo heftig aan toe. In het belastingmuseum zijn ook vele spotprenten te zien, waarop belastingen op de hak worden genomen. Op een prent uit 1924 is bijvoorbeeld een fietsende man te zien, die op zijn stuur zijn kind vervoert en achterop zijn niet al te slanke vrouw. Het plaatje is een protest tegen de rijwielbelasting, die het de man onmogelijk maakt meer dan één fiets te kopen.

Het heffen van belasting betekent niet alleen verzet en kritiek, het is ook een uitnodiging voor velen om de wet te omzeilen en spullen te smokkelen.

Het museum noemt de grootschalige botersmokkel tussen Nederland en België in de periode van 1945 tot 1969 ‘de laatste wildwestperiode bij de Nederlandse douane’. Na de Tweede Wereldoorlog was roomboter in België zo duur, dat het interessant was boter vanuit Nederland de grens over te smokkelen.

De douane kon de criminelen weinig maken, totdat de Europese Gemeenschap in 1969 het prijsverschil teniet deed. De smokkelaars hadden vaak betere wapens en snellere auto’s en ze schrokken er ook niet voor terug rookbommen te gooien of olie over de weg te spuiten.

Na 1969 was het afgelopen met de botersmokkel. Tegenwoordig heeft de douane vaak te maken met smokkel van drugs, sigaretten of wapens. Ook daarvan zijn in het belastingmuseum vele voorbeelden te zien.

Het Belasting & Douane Museum, Parklaan 14-16, Rotterdam. www.belasting-douanemus.nl. Toegang gratis.

Een kast vol door de douane in beslag genomen spullen. (Foto: Belasting & Douane Museum)

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.