Opinie

Geen hek om de TU’s alstublieft

De beperkingen die universiteiten op aandringen van de Nederlandse overheid aan Iraanse studenten opleggen zijn omstreden. Behnam Taebi vindt de maatregelen ‘paniekvoetbal’.

In september 2007 hebben de ministers Plasterk en Verhagen de Nederlandse universiteiten en HBO’s in een brief verzocht ‘waakzaamheid’ en ‘grote terughoudendheid’ te betrachten bij het toelaten van Iraniërs. Daarmee lijkt de regering uitvoering te willen geven aan resolutie 1737 van de Veiligheidsraad, waarin de lidstaten wordt gevraagd te voorkomen dat proliferatiegevoelige informatie naar Iran verdwijnt.

Als gevolg hiervan gooit de Universiteit Twente haar poorten dicht voor alle Iraniërs (student en medewerker) en speelt de TU Eindhoven de bal terug naar de overheid die ‘kritisch moet meekijken’. Dat laatste lijkt verdacht veel op een indirecte afwijzing: er zijn reeds voorbeelden bekend van promovendi die in Eindhoven louter op basis van hun nationaliteit zijn geweigerd, in vakgebieden die in de verste verte niets met nucleaire technologie te maken hebben. Gelukkig houdt grote broer Delft het hoofd koel. ‘Wij hebben hier geen geheime kennis’, zegt de directeur van het Delftse reactorinstituut prof. Van der Hagen en ‘proliferatiegevoelige nucleaire kennis zoals bedoeld in de resolutie is hier niet te vinden’, aldus een woordvoerster van de TU Delft (Delta 1).

Met ‘proliferatiegevoelig’ wordt hier kennis en informatie bedoeld die zou kunnen bijdragen aan de verspreiding van kernwapens. Specifiek zijn er volgens de regering drie zaken van belang: ‘verrijkingsgerelateerde en opwerkingsactiviteiten en werkzaamheden aan alle zwaarwaterprojecten’. Hoogverrijkt uranium en plutonium lenen zich goed voor destructieve doeleinden. In zwaarwaterreactoren en bij het opwerken (lees: recycleren) van kernafval is plutonium in het spel: het toepassen van de laatste technologie in India leidde tot de Indiase kernbom.

Meermaals is in deze discussie verwezen naar de studieboeken die in de bibliotheek van de technische universiteiten beschikbaar zijn. ‘We kunnen studenten niet verbieden om daarbij te komen’, menen de universiteiten die hun deuren dichtdoen. Maar zijn onze bibliotheken niet openbaar voor iedereen? Om een boek uit de kegeltoren van de Delftse bibliotheek te mogen inzien hoef je helemaal geen student of medewerker te zijn. Of doen we daar straks prikkeldraad omheen? Nog belangrijker: kan deze elementaire kennis uit studieboeken . die op wikipedia ook te vinden is – het nucleaire programma van een land dat al over een bijna operationele energiereactor en een verrijkinginstallatie beschikt, vooruit helpen?

Op de achtergrond van deze maatregel speelt wellicht de Khan-affaire. In de jaren ‘70 heeft de Pakistaanse geleerde Khan specifieke kennis van verschillende Nederlandse bedrijven gestolen, wat uiteindelijk heeft geleid tot het kernwapenprogramma van Pakistan. Dankzij Pakistan is deze kennis onder meer ook in Iran terechtgekomen, waardoor de centrifuges in verrijkingsinstallaties in Natanz (Iran) een verouderd Nederlands model betreffen, dat eerder in de verrijkingsinstallaties in Almelo heeft gestaan. Maar het fundamentele verschil met deze zaak is dat Khan zeer specifieke technologie (o.a. blauwdrukken van de centrifuges geschikt voor uraniumverrijking) had ontvreemd, en dat type informatie is aan de universiteit niet aanwezig, zoals Delft beaamt.

Wat te denken van de krampachtige houding van Twente en Eindhoven die zelfs niet, zoals Delft, een onderzoeksreactor hebben? Beschikken zij . anders dan Delft . over proliferatiegevoelige informatie die niet in verkeerde handen mag vallen? Hebben zij blauwdrukken van opwerkingsfabrieken of zwaarwaterreactoren? Hoe goed is die informatie beveiligd? Het is immers naïef om te denken dat het potentiële gevaar dat daarvan uitgaat zich laat beperken tot één nationaliteit. Wellicht heeft de ernstige toon die Plasterk en Verhagen in hun brief hebben aangeslagen deze universiteiten onnodig angst ingeboezemd. Als er werkelijk ernstige gevaren dreigen, dan zou je toch denken dat het een zaak van nationaal belang is en op dat niveau opgelost moet worden? Waarom dan alles doorschuiven naar de universiteiten? Of speelt de regering een potje paniekvoetbal en moeten de universiteiten en Iraniërs de tegendoelpunten incasseren?

We moeten ervoor waken politieke discussies op een oneigenlijke manier te verplaatsten naar de wetenschap. Deze maatregel heeft meer weg van insinuatie tegen Iraniërs als bevolkingsgroep dan een serieuze poging gevoelige informatie te beschermen. Hopelijk wil Nederland niet het eerste land zijn dat mensen structureel uitsluit op basis van nationaliteit, zelfs in de Verenigde Staten worden de Iraanse studenten en wetenschappers nog altijd in groten getale binnengehaald. Samen met Robbert Dijkgraaf . de toekomstige president van de KNAW – maak ik me zorgen dat we met deze maatregelen talenten wegjagen (NRC Handelsblad 10 januari). Aan het enthousiasme van de Iraanse studenten die, aldus Dijkgraaf, een ‘fantastische traditie in de wis- en natuurkunde’ hebben, zal het niet liggen. Wat we nodig hebben is ‘een hek om de gevoelige informatie’ en niet een hek om de TU’s.

Ir. Behnam Taebi is docent filosofie aan de faculteit Techniek, Bestuur en Management en een van de initiatiefnemers van een petitie tegen beperkende maatregelen die Iraanse studenten van Nederlandse universiteiten ondervinden.

In september 2007 hebben de ministers Plasterk en Verhagen de Nederlandse universiteiten en HBO’s in een brief verzocht ‘waakzaamheid’ en ‘grote terughoudendheid’ te betrachten bij het toelaten van Iraniërs. Daarmee lijkt de regering uitvoering te willen geven aan resolutie 1737 van de Veiligheidsraad, waarin de lidstaten wordt gevraagd te voorkomen dat proliferatiegevoelige informatie naar Iran verdwijnt.

Als gevolg hiervan gooit de Universiteit Twente haar poorten dicht voor alle Iraniërs (student en medewerker) en speelt de TU Eindhoven de bal terug naar de overheid die ‘kritisch moet meekijken’. Dat laatste lijkt verdacht veel op een indirecte afwijzing: er zijn reeds voorbeelden bekend van promovendi die in Eindhoven louter op basis van hun nationaliteit zijn geweigerd, in vakgebieden die in de verste verte niets met nucleaire technologie te maken hebben. Gelukkig houdt grote broer Delft het hoofd koel. ‘Wij hebben hier geen geheime kennis’, zegt de directeur van het Delftse reactorinstituut prof. Van der Hagen en ‘proliferatiegevoelige nucleaire kennis zoals bedoeld in de resolutie is hier niet te vinden’, aldus een woordvoerster van de TU Delft (Delta 1).

Met ‘proliferatiegevoelig’ wordt hier kennis en informatie bedoeld die zou kunnen bijdragen aan de verspreiding van kernwapens. Specifiek zijn er volgens de regering drie zaken van belang: ‘verrijkingsgerelateerde en opwerkingsactiviteiten en werkzaamheden aan alle zwaarwaterprojecten’. Hoogverrijkt uranium en plutonium lenen zich goed voor destructieve doeleinden. In zwaarwaterreactoren en bij het opwerken (lees: recycleren) van kernafval is plutonium in het spel: het toepassen van de laatste technologie in India leidde tot de Indiase kernbom.

Meermaals is in deze discussie verwezen naar de studieboeken die in de bibliotheek van de technische universiteiten beschikbaar zijn. ‘We kunnen studenten niet verbieden om daarbij te komen’, menen de universiteiten die hun deuren dichtdoen. Maar zijn onze bibliotheken niet openbaar voor iedereen? Om een boek uit de kegeltoren van de Delftse bibliotheek te mogen inzien hoef je helemaal geen student of medewerker te zijn. Of doen we daar straks prikkeldraad omheen? Nog belangrijker: kan deze elementaire kennis uit studieboeken . die op wikipedia ook te vinden is – het nucleaire programma van een land dat al over een bijna operationele energiereactor en een verrijkinginstallatie beschikt, vooruit helpen?

Op de achtergrond van deze maatregel speelt wellicht de Khan-affaire. In de jaren ‘70 heeft de Pakistaanse geleerde Khan specifieke kennis van verschillende Nederlandse bedrijven gestolen, wat uiteindelijk heeft geleid tot het kernwapenprogramma van Pakistan. Dankzij Pakistan is deze kennis onder meer ook in Iran terechtgekomen, waardoor de centrifuges in verrijkingsinstallaties in Natanz (Iran) een verouderd Nederlands model betreffen, dat eerder in de verrijkingsinstallaties in Almelo heeft gestaan. Maar het fundamentele verschil met deze zaak is dat Khan zeer specifieke technologie (o.a. blauwdrukken van de centrifuges geschikt voor uraniumverrijking) had ontvreemd, en dat type informatie is aan de universiteit niet aanwezig, zoals Delft beaamt.

Wat te denken van de krampachtige houding van Twente en Eindhoven die zelfs niet, zoals Delft, een onderzoeksreactor hebben? Beschikken zij . anders dan Delft . over proliferatiegevoelige informatie die niet in verkeerde handen mag vallen? Hebben zij blauwdrukken van opwerkingsfabrieken of zwaarwaterreactoren? Hoe goed is die informatie beveiligd? Het is immers naïef om te denken dat het potentiële gevaar dat daarvan uitgaat zich laat beperken tot één nationaliteit. Wellicht heeft de ernstige toon die Plasterk en Verhagen in hun brief hebben aangeslagen deze universiteiten onnodig angst ingeboezemd. Als er werkelijk ernstige gevaren dreigen, dan zou je toch denken dat het een zaak van nationaal belang is en op dat niveau opgelost moet worden? Waarom dan alles doorschuiven naar de universiteiten? Of speelt de regering een potje paniekvoetbal en moeten de universiteiten en Iraniërs de tegendoelpunten incasseren?

We moeten ervoor waken politieke discussies op een oneigenlijke manier te verplaatsten naar de wetenschap. Deze maatregel heeft meer weg van insinuatie tegen Iraniërs als bevolkingsgroep dan een serieuze poging gevoelige informatie te beschermen. Hopelijk wil Nederland niet het eerste land zijn dat mensen structureel uitsluit op basis van nationaliteit, zelfs in de Verenigde Staten worden de Iraanse studenten en wetenschappers nog altijd in groten getale binnengehaald. Samen met Robbert Dijkgraaf . de toekomstige president van de KNAW – maak ik me zorgen dat we met deze maatregelen talenten wegjagen (NRC Handelsblad 10 januari). Aan het enthousiasme van de Iraanse studenten die, aldus Dijkgraaf, een ‘fantastische traditie in de wis- en natuurkunde’ hebben, zal het niet liggen. Wat we nodig hebben is ‘een hek om de gevoelige informatie’ en niet een hek om de TU’s.

Ir. Behnam Taebi is docent filosofie aan de faculteit Techniek, Bestuur en Management en een van de initiatiefnemers van een petitie tegen beperkende maatregelen die Iraanse studenten van Nederlandse universiteiten ondervinden.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.