Wetenschap

Gedrags wetenschapper over sociale veiligheid: ‘Sorry zeggen zou al enorm helpen’

Wetenschappers kunnen zich maar beter oefenen in kwesties rond sociale veiligheid, zegt Naomi Ellemers. Deze zomer publiceerde zij een langverwacht KNAW-advies.

Naomi Ellemers: “Slecht communiceren maakt alles erger.” (Foto: Jack Tillmanns)

Dutch only


Intimidatie, discriminatie, wangedrag, pesten, ongewenste avances… Sociale veiligheid is een gevoelig onderwerp. De slachtoffers voelen zich niet gehoord, de daders snappen vaak niet wat ze verkeerd hebben gedaan en omstanders weten zich geen raad. “Er is veel ongemak, mensen zijn snel bang om het verkeerd te doen”, zegt gedragswetenschapper Naomi Ellemers, universiteitshoogleraar in Utrecht. “Voor je het weet voelt iemand zich beledigd.”


Ellemers leidde een KNAW-commissie die het kabinet moest adviseren over sociale veiligheid in de academische wereld. Die commissieleden wilden niet het zoveelste rapport schrijven dat een welwillende ontvangst krijgt en dan onder in een la blijft liggen. Ze hebben hun best gedaan om een praktische gids te schrijven.


De conclusie: net zoals wetenschappelijke integriteit zou sociale veiligheid een doodgewoon onderwerp moeten zijn in de academische wereld. “Het hangt ook samen. Er is meer kans op fraude als mensen zich niet veilig voelen.” Zelfs als het allemaal lekker loopt in een vakgroep, zou je er aandacht aan moeten besteden. Wacht vooral niet tot er iets misgaat, luidt het advies, want dan ben je niet voorbereid. “Een brandweeroefening doe je ook voordat er brand uitbreekt.”


  • Lees het kader Het rapport in het kort.


Wat hoopt u te veranderen met dit rapport?

“We bieden, als het goed is, een vernieuwend inzicht. Er is veel geschreven over slachtoffers in de hoop dat mensen iets gaan veranderen als ze doorhebben dat er een probleem is. Maar dat is niet genoeg. Zelfs als mensen op invloedrijke posities het belangrijk vinden om hierin te investeren, weten ze niet altijd hoe ze dat kunnen doen. Daarmee hopen we ze op weg te helpen.”


‘We willen vooral de structuren laten zien’


U loopt al een poosje mee in de wetenschappelijke wereld. Heeft u zelf sociaal onveilige situaties meegemaakt?

“Ja, natuurlijk.”


Als slachtoffer, omstander of misschien zelfs dader?

“Alle drie.”


Vertelt u daar liever niet over?

“Daar zou het niet over moeten gaan. In ons advies nemen we persoonlijke ervaringen wel als uitgangspunt, maar we willen vooral de structuren van zulke problemen laten zien, en hoe je ze op kunt lossen.”


Een persoonlijk voorbeeld kan illustreren waarom het onderwerp zo belangrijk is.

“Goed dan. Op het eerste internationale congres waar ik mijn proefschrift presenteerde, was er een hoogleraar die zei dat hij mijn onderzoek zo interessant vond. Hij nodigde mij uit op zijn hotelkamer om erover door te praten. Pas op het laatste moment bedacht ik: dit is helemaal geen goed idee.

Toen voelde ik me héél dom. Hoe kón ik ook maar een seconde denken dat deze hoogleraar interesse had in mijn werk? Dat is een van de gevolgen: het ondermijnt je zelfvertrouwen. Je hebt zelfs mannen die dat bewust gebruiken om je op je plek te zetten: je denkt toch niet dat wij jou serieus gaan nemen, meisje? Aan het begin van je loopbaan ben je nu eenmaal onzeker en kwetsbaar.”


‘Ik hoor wel eens dat mensen mij intimiderend vinden’


Aan de gevolgen voor het zelfvertrouwen had ik nog niet gedacht.

“Daar is uitgebreid onderzoek naar gedaan. Zo’n ervaring kan er zelfs voor zorgen dat vrouwen lager gaan scoren op een IQ-test. Het is lang geleden, maar nu je ernaar vraagt, word ik er meteen weer emotioneel van. Vrouwelijke wetenschappers van mijn generatie hebben bijna allemaal wel zoiets meegemaakt. Ze hadden de keuze: de wetenschap verlaten of het diep wegstoppen. Iedereen die over is gebleven, heeft dat laatste gedaan.”


U bent ook omstander geweest, zegt u. Hoe ging dat?

“Iedereen kent wel van die situaties dat je achteraf denkt: wat gebeurde hier nou? En dat je ’s avonds opeens weet wat je had kunnen zeggen. Zo gaat het bij mij meestal ook, maar ik kan me goed herinneren dat ik één keer meteen iets zei en echt trots was op mijzelf. Iemand maakte een stomme grap ten koste van een ander, ik zei er iets van en het antwoord was gewoon: ‘Goed, dat moeten we niet meer doen.’ Niks aan de hand. Maar het blijft moeilijk. Je bent toch bang dat je de zure bitch bent die zo nodig de sfeer moet verpesten. Daarom is het belangrijk om van tevoren te bedenken hoe je het kunt aankaarten als zoiets gebeurt. Het is een van de redenen waarom je op de werkvloer geregeld over dit soort situaties moet praten. Dan ben je beter voorbereid.”


En u bent dus zelfs dader geweest?

“Het probleem met een machtspositie is dat je een ander beeld van de werkelijkheid hebt dan degenen die van jou afhankelijk zijn. Letterlijk. Je kunt het zelfs in de hersenen aantonen. Je maakt daardoor een heel andere indruk dan je denkt. Ik hoor bijvoorbeeld wel eens dat mensen mij intimiderend vinden, ook al heb ik dat zelf niet door.

Een promovendus van mij had een paar weken aan een bepaalde analyse gewerkt en ik vond dat nogal lang. ‘Ben je dáár al die tijd mee bezig geweest?’, vroeg ik. Ik stond er niet bij stil dat het een nieuwe analyse was, waarvoor veel uitzoekwerk nodig was. En ik ben ook weleens gestrest, of ik heb slecht geslapen, of ik krijg een rotbericht in de privésfeer.”


‘Ik moedig mensen aan om mij op tekortkomingen te wijzen’


Bent u een goede leidinggevende?

“Dat is dus het probleem: dat kán ik niet weten. Ik ga niet zeggen dat ik alles goed doe, want iedereen maakt fouten, maar ik moedig mensen aan om mij op tekortkomingen te wijzen. Dat doen ze ook: de tweede begeleider van die promovendus vertelde dat mijn opmerking nogal hard was aangekomen, zodat ik mijn excuses kon aanbieden. Je moet actief tegensturen, in plaats van te vertrouwen op je eigen gevoel.”


Dit KNAW-advies lijkt niet op kwaadwillende mensen gericht, maar die zijn er vast.

“Ja, maar misschien minder dan je denkt. We spraken verschillende mensen die beschuldigd zijn van wangedrag en allemaal waren ze heel emotioneel. Ze waren geschokt, ze dachten dat ze het goed hadden gedaan, ze hadden nooit gehoord dat er een probleem was en ineens moesten ze met vervroegd pensioen.”


Ze hadden wel wangedrag vertoond.

“Soms kunnen ze het zelf niet goed inschatten, en soms weten ze gewoon niet beter. Leidinggevenden zeggen zelfs weleens tegen elkaar: je moet af en toe flink boos worden, je moet ze onzeker houden, dan gaan ze harder werken. Maar dan maak je mensen ook gestrest en neurotisch. Het zijn achterhaalde ideeën over leiderschap, die ik vaak genoeg tegenkom als ik onderzoek doe bij grote organisaties.”


Hoe kun je daar iets aan veranderen?

“Door leidinggevenden beter voor te bereiden op hun taak. In een kennisinstelling denken we al snel: het gaat alleen over de inhoud, mensen zijn slim genoeg, we hoeven het niet over sociale dingen te hebben. Sowieso letten we bij het selecteren en bevorderen te weinig op sociale vaardigheden.”


Omgekeerd zijn mensen soms teergevoelig.

“Dat kun je als leidinggevende moeilijk inschatten. Iets wat je zelf onbeduidend vindt, kan hard aankomen en kleine incidenten kunnen zich opstapelen. Daarom moet je zorgen dat de sociale veiligheid goed georganiseerd is en dat mensen met elkaar over deze situaties kunnen praten. En stel dat je een of andere briljante hork hebt, een geweldige wetenschapper die extreem slecht communiceert, dan kun je die helpen door er mensen als een supportsysteem omheen te zetten. Dat lijkt misschien kostbaar en inefficiënt, maar kijk eens naar de verborgen kosten van jonge, in de knop gebroken wetenschappers of naar de kosten van een procedure als er eenmaal een klacht komt.”



Machtsverschillen zullen blijven bestaan. Is het onvermijdelijk dat er problemen blijven opduiken?

“Enerzijds is dat zo. Er zijn veel jonge, getalenteerde mensen en er zijn maar een paar poortwachters die bepalen wie er wel of geen kans krijgt. Wie er doorheen komt, zegt vaak: tegen mij waren ze heel aardig. Maar hoe gaan ze met de anderen om? Als er iets aan de hand is, helpt het meestal niet om ergens anders te gaan werken, want je kunt die poortwachters niet zo makkelijk ontlopen. Bijna iedereen is hypergespecialiseerd. Je bent een jaar of 30 voordat je volledig gekwalificeerd bent en uiteindelijk kunnen maar een paar mensen op de hele wereld je werk echt op waarde schatten. En kijk, dan loop je weer tegen diezelfde editor aan. Wel of geen aanbevelingsbrief van een collega aan de top van het vakgebied kan veel verschil maken. Als je aan die invloed wilt ontsnappen, moet je de wetenschap verlaten.”


Maar anderzijds kun je bepaalde valkuilen vermijden?

“Het vraagt een structurele aanpak binnen de organisatie. Als ik jou één keer vertel hoe machtsverschillen werken, kun je dan alle problemen vermijden? Nee, zo werkt het niet. Als je bijvoorbeeld één keer een training over bias volgt, betekent dat ook niet dat je daarna iedereen objectief kunt beoordelen.”


‘Er ontstaan altijd weer nieuwe inzichten’


Alles wat je goed wilt kunnen, moet je oefenen?

“En onderhouden. Er ontstaan altijd weer nieuwe inzichten.”


Als je een stapel tentamens moet nakijken en nauwelijks aan je onderzoek toekomt, heb je dan zin om te praten over sociale veiligheid?

“Je zou liever ieder dubbeltje aan onderzoek uitgeven en ieder uurtje daaraan besteden. Dat snap ik. Maar kijk hoeveel die problemen kosten als het toch misgaat. Misschien gaat het nu goed en krijg je volgend jaar een postdoc met andere opvattingen in je team, zodat er toch spanningen ontstaan. Moet je er dan pas over nadenken?”


Hoe kun je problemen met cultuurverschillen ondervangen?

“Uiteindelijk kun je verschillen niet ondervangen, maar je kunt wel leren om op een betere manier perspectieven en inzichten te delen. Als je goed op elkaar ingespeeld bent, heb je soms aan een half woord genoeg om elkaar te begrijpen, maar in een internationaal team kun je daar niet bij voorbaat van uitgaan.”


Wat kan er beter aan de afhandeling van klachten?

“Je wilt er alles aan doen om ze te voorkomen, maar als er toch problemen ontstaan moet je in elk geval goed communiceren en duidelijk maken wat je ermee doet. In de gesprekken die we voerden hoorden we vaak: als iemand sorry had gezegd, had het al enorm geholpen. Slecht communiceren maakt alles erger.”


Waarom dringen de inzichten van de gedragswetenschappen zo moeilijk door tot de universiteiten?

“Dat onderzoek vindt plaats binnen de universiteiten, onze eigen onderzoeksgroepen leveren het aan. Maar meestal wordt er in de eigen organisatie geen gebruik van gemaakt. Dat is een gemiste kans.”


‘Droevig dat dezelfde dingen nog spelen’


U was een van de vier oprichters van Athena’s Angels, die seksisme in de wetenschap aan de kaak stelden. Is er sindsdien iets veranderd ?

 “We vonden het spannend om Athena’s Angels op te richten. We hebben het niet voor niets met zijn vieren gedaan. En toen hadden twee van ons de Spinozapremie al gewonnen (de hoogste onderscheiding in de Nederlandse wetenschap; red.).

Ik dacht weleens: oké, ik ben een pionier, ik ben hier de eerste hoogleraar die zwanger is, natuurlijk is er niet nagedacht over het zwangerschapsverlof van hoogleraren, maar de generatie na mij zal het beter krijgen. Dan is het droevig dat precies dezelfde dingen tien of twintig jaar later nog spelen. Aan de andere kant is het hoopgevend dat er nu zoveel over gesproken wordt, ook door mensen op machtige posities.”


HOP, Bas Belleman

HOP Hoger Onderwijs Persbureau

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

redactie@hogeronderwijspersbureau.nl

Comments are closed.