Opinie

Gastcolumn

Bob Duin De universitaire onderzoeker die zich aangetrokken voelt tot fundamentele research kan terecht bij NWO. Hij stelt zijn enthousiasme op schrift, dient een aanvraag in en met wat geluk mag er een promovendus komen.

Dat kost geld: een bureau, een pc, zwaarder rekentuig, boeken, reizen en congressen. De aankomend onderzoeker wordt lid van een onderzoekschool en moet cursussen volgen. Wie betaalt dat? NWO niet.

Universiteiten krijgen van het ministerie rechtstreeks geld voor de bekostiging van NWO-promotieplaatsen. Tot een jaar geleden vergoedde de TU daaruit de kosten van de tweede-geldstroompromovendi aan de faculteiten. Dat is nu echter opgeheven. Alle binnenkomende vergoeding voor de overhead van een NWO-project gaat in de algemene pot. Dat is raar, want voor de derde-geldstroomprojecten gaat deze vergoeding in zijn geheel naar de faculteit. Mijn universiteit houdt niet meer van fundamenteel onderzoek.

Wie vraagt hoe dat nu moet, wordt gewezen op de outputfinanciering. Een NWO-promovendus moet zijn plek zelf verdienen door artikelen te schrijven: 3 punten voor een conferentie, 4 voor een gewoon tijdschrift en 5 voor een toptijdschrift. Mijn faculteit krijgt ongeveer tienduizend gulden per punt en geeft daarvan ruim vijfhonderd gulden aan de onderzoeksgroep. De jonge onderzoeker in opleiding moet hierdoor zo’n 5 artikelen per jaar gepubliceerd krijgen om zijn eigen onderzoek en opleiding mogelijk te maken.

Natuurlijk niet via conferenties, want die kosten geld. Je moet dan minstens twee papers geaccepteerd krijgen om er een te verdienen. Mijn faculteit houdt niet meer van conferenties.

Daarnaast zit ik met het probleem een bank te vinden die de kosten van de promovendus wil voorfinancieren. Het merendeel van het geld komt immers pas lang nadat de doctorstitel is behaald.

Ik heb mijn zorgen aan mijn bestuur voorgelegd. Ik bofte, want ik vond een open oor en er was direct een oplossing voorhanden: deze kosten voor tweede-geldstroomonderzoekers moest ik zelf verdienen met het aantrekken van industriële projecten in de derde geldstroom. Ik werd geroerd door de schoonheid van het concept en de daarin verborgen wijsheid: zo gaan fundamenteel en toegepast onderzoek automatisch hand in hand. Dankbaar wilde ik afscheid nemen. Dit waren nog eens tijden. Mijn bestuur houdt veel van zijn medewerkers.

Het bestuur hield mij echter tegen, keek mij streng en toch vriendelijk aan en sprak: dit mag natuurlijk niet ten koste gaan van uw eigen publicaties. Mijn blik vroeg om opheldering. Kijk, legde het bestuur geduldig uit, we betalen u natuurlijk niet om bij de industrie geld te verdienen voor het dekken van de kosten van andermans promovendi. U moet in de eerste plaats via de outputfinanciering uw eigen salaris verdienen en daarnaast uw deel van de facultaire overhead ten bate van onze administraties, diensten en afdrachten aan het cvb.

Wat betekent dat, wilde ik weten?

Mijn bestuur kent alle tabellen en omrekeningsfactoren uit het hoofd: 40 punten, oftewel 8 topartikelen per jaar. Verpletterdverliet ik het vertrek. Ik houd van onderzoek, maar niet meer zo van mijn universiteit.

(Dr.ir.R.P.W.Duin is werkzaam bij de sectie patroonherkennen van de faculteit Technische Natuurwetenschappen. Voor de volgende gastcolumn heeft hij als auteur aangezocht dr.ir.F.W.Jansen, hoogleraar computer graphics in de faculteit Informatietechnologie en Systemen.)

De universitaire onderzoeker die zich aangetrokken voelt tot fundamentele research kan terecht bij NWO. Hij stelt zijn enthousiasme op schrift, dient een aanvraag in en met wat geluk mag er een promovendus komen. Dat kost geld: een bureau, een pc, zwaarder rekentuig, boeken, reizen en congressen. De aankomend onderzoeker wordt lid van een onderzoekschool en moet cursussen volgen. Wie betaalt dat? NWO niet.

Universiteiten krijgen van het ministerie rechtstreeks geld voor de bekostiging van NWO-promotieplaatsen. Tot een jaar geleden vergoedde de TU daaruit de kosten van de tweede-geldstroompromovendi aan de faculteiten. Dat is nu echter opgeheven. Alle binnenkomende vergoeding voor de overhead van een NWO-project gaat in de algemene pot. Dat is raar, want voor de derde-geldstroomprojecten gaat deze vergoeding in zijn geheel naar de faculteit. Mijn universiteit houdt niet meer van fundamenteel onderzoek.

Wie vraagt hoe dat nu moet, wordt gewezen op de outputfinanciering. Een NWO-promovendus moet zijn plek zelf verdienen door artikelen te schrijven: 3 punten voor een conferentie, 4 voor een gewoon tijdschrift en 5 voor een toptijdschrift. Mijn faculteit krijgt ongeveer tienduizend gulden per punt en geeft daarvan ruim vijfhonderd gulden aan de onderzoeksgroep. De jonge onderzoeker in opleiding moet hierdoor zo’n 5 artikelen per jaar gepubliceerd krijgen om zijn eigen onderzoek en opleiding mogelijk te maken.

Natuurlijk niet via conferenties, want die kosten geld. Je moet dan minstens twee papers geaccepteerd krijgen om er een te verdienen. Mijn faculteit houdt niet meer van conferenties.

Daarnaast zit ik met het probleem een bank te vinden die de kosten van de promovendus wil voorfinancieren. Het merendeel van het geld komt immers pas lang nadat de doctorstitel is behaald.

Ik heb mijn zorgen aan mijn bestuur voorgelegd. Ik bofte, want ik vond een open oor en er was direct een oplossing voorhanden: deze kosten voor tweede-geldstroomonderzoekers moest ik zelf verdienen met het aantrekken van industriële projecten in de derde geldstroom. Ik werd geroerd door de schoonheid van het concept en de daarin verborgen wijsheid: zo gaan fundamenteel en toegepast onderzoek automatisch hand in hand. Dankbaar wilde ik afscheid nemen. Dit waren nog eens tijden. Mijn bestuur houdt veel van zijn medewerkers.

Het bestuur hield mij echter tegen, keek mij streng en toch vriendelijk aan en sprak: dit mag natuurlijk niet ten koste gaan van uw eigen publicaties. Mijn blik vroeg om opheldering. Kijk, legde het bestuur geduldig uit, we betalen u natuurlijk niet om bij de industrie geld te verdienen voor het dekken van de kosten van andermans promovendi. U moet in de eerste plaats via de outputfinanciering uw eigen salaris verdienen en daarnaast uw deel van de facultaire overhead ten bate van onze administraties, diensten en afdrachten aan het cvb.

Wat betekent dat, wilde ik weten?

Mijn bestuur kent alle tabellen en omrekeningsfactoren uit het hoofd: 40 punten, oftewel 8 topartikelen per jaar. Verpletterdverliet ik het vertrek. Ik houd van onderzoek, maar niet meer zo van mijn universiteit.

(Dr.ir.R.P.W.Duin is werkzaam bij de sectie patroonherkennen van de faculteit Technische Natuurwetenschappen. Voor de volgende gastcolumn heeft hij als auteur aangezocht dr.ir.F.W.Jansen, hoogleraar computer graphics in de faculteit Informatietechnologie en Systemen.)

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.