Opinie

Is fundamenteel onderzoek een garantie voor innovatie?

Als je investeert in zuiver wetenschappelijk onderzoek, denkt minister Plasterk, hobbelt de innovatie er vanzelf achteraan. Klopt die gedachte?

Hans Chang, directeur van de NWO-stichting Fundamenteel Onderzoek der Materie: “Er is enige commotie rond Plasterks idee hierover, maar dat is overdreven. Plasterk is een intelligente man. Als hij zijn oor te luisteren legt bij mensen die hun brood verdienen met innovatie, dan zal hij begrijpen dat zijn stelling enige nuancering behoeft. Innovatie verloopt niet lineair van onderzoek naar product, het is eerder een cyclisch proces: uit de vraag naar een bepaalde toepassing komt weer fundamenteel wetenschappelijk onderzoek voort.”

Jacob Fokkema, rector magnificus van de Technische Universiteit Delft: “Het pad van zuiver wetenschappelijk onderzoek naar innovatie is lang en kent vele ravijnen op haar weg. Maar gelukkig is het geen exclusieve route. De weg van het technisch wetenschappelijk onderzoek naar innovatie is korter. Het voorbeeld van het ontwerp van lichtere en duurzame vliegtuigvleugels bewijst het gelijk van de ingenieur op weg naar het groene vliegtuig van morgen. Geen Nature of Science deze keer, maar wel innovatie die voorkomt uit grondig wetenschappelijk onderzoek, met applaus van de hele wereld. Als minister moet je breed leren denken en niet direct voordeel halen uit wat je denkt te weten.”

Marko Hekkert, hoogleraar dynamiek van innovatiesystemen aan de Universiteit Utrecht: “Fundamentele kennis is een wereldwijde vijver. Als Nederland er ietsje meer geld in steekt, wordt die vijver niet veel groter. De Nederlandse innovatiekracht zal er niet meteen van toenemen. Toch is het goed om te investeren in zuiver wetenschappelijk onderzoek. Daarmee houd je namelijk talent vast aan de universiteiten. Dat maakt ook het onderwijs beter, waardoor de beroepsbevolking beter werk kan verrichten en zo geef je de innovatie toch een duwtje in de goede richting. Plasterk hanteert dus een verkeerd argument, maar komt wel bij de juiste politieke keuze uit.”

Frits van Oostrom, president van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen: “Al onze leden zijn gekozen op grond van hun wetenschappelijke kwaliteit. Toch zul je binnen de Akademie lang moeten zoeken voor je iemand vindt die niet in zekere zin toegepast onderzoek doet. Zelfs in de alfahoek valt vaak een brug te slaan naar de praktijk: onderschat bijvoorbeeld niet welke invloed kunsthistorici hebben op de kunsthandel en het museumwezen. Er is geen hard onderscheid tussen fundamenteel en toegepast onderzoek, er is hooguit sprake van een spectrum. Ik ben het er overigens mee eens dat de ruimhartige financiering van fundamenteel onderzoek een noodzakelijke voorwaarde voor innovatie is.”

Joke van den Bandt, secretaris technologiebeleid van werkgeversorganisatie VNO-NCW: “Inderdaad moet je investeren in excellent, ongebonden onderzoek. Dat is de eerste stap. Als wiskundigen niet met priemgetallen hadden gespeeld, was er nu nog geen ICT geweest. Maar er is meer nodig. Er zijn veel verschillende soorten innovatie. Daarom is het goed om ook onderzoek van hoog niveau op een paar terreinen te stimuleren die aansluiten bij de onderzoeksgebieden waar het bedrijfsleven mee bezig is en waar het bedrijfsleven in geïnteresseerd is. Dat doet Plasterk trouwens; hij financiert bijvoorbeeld het genomics-instituut en de drie TU’s en staat ook positief tegenover de sectorplannen natuurkunde en chemie. Aan zijn ideeën zal het niet liggen. Hij heeft alleen te weinig geld.”

Job Nijs, directeur van Yes!Delft, ondersteuningsorganisatie voor technostarters: “We moeten ook zorgen dat er mensen zijn die dingen kunnen maken. Dat is een van de taken van de universiteiten. Vanuit onze ervaring zeg ik: innovatie wordt vooral bevorderd door toepassingsgericht onderzoek. Kleine startups van Yes!Delft zijn een goede manier om kennis naar de markt te brengen. We zitten met een innovatieparadox: Nederlandse universiteiten doen het wereldwijd erg goed, maar op het punt van innovatieve kracht van bedrijven staat Nederland onderaan. Het verband tussen onderzoek en innovatie is dus niet overal rechtstreeks te leggen. Natuurlijk is fundamenteel onderzoek onontbeerlijk. Maar het kost wel vaak vijftien tot twintig jaar voordat het wat oplevert. Als we daar geen energie in steken komt het moeilijk of nooit naar de markt.”

(Illustratie: Auke Herrema)

Hans Chang, directeur van de NWO-stichting Fundamenteel Onderzoek der Materie: “Er is enige commotie rond Plasterks idee hierover, maar dat is overdreven. Plasterk is een intelligente man. Als hij zijn oor te luisteren legt bij mensen die hun brood verdienen met innovatie, dan zal hij begrijpen dat zijn stelling enige nuancering behoeft. Innovatie verloopt niet lineair van onderzoek naar product, het is eerder een cyclisch proces: uit de vraag naar een bepaalde toepassing komt weer fundamenteel wetenschappelijk onderzoek voort.”

Jacob Fokkema, rector magnificus van de Technische Universiteit Delft: “Het pad van zuiver wetenschappelijk onderzoek naar innovatie is lang en kent vele ravijnen op haar weg. Maar gelukkig is het geen exclusieve route. De weg van het technisch wetenschappelijk onderzoek naar innovatie is korter. Het voorbeeld van het ontwerp van lichtere en duurzame vliegtuigvleugels bewijst het gelijk van de ingenieur op weg naar het groene vliegtuig van morgen. Geen Nature of Science deze keer, maar wel innovatie die voorkomt uit grondig wetenschappelijk onderzoek, met applaus van de hele wereld. Als minister moet je breed leren denken en niet direct voordeel halen uit wat je denkt te weten.”

Marko Hekkert, hoogleraar dynamiek van innovatiesystemen aan de Universiteit Utrecht: “Fundamentele kennis is een wereldwijde vijver. Als Nederland er ietsje meer geld in steekt, wordt die vijver niet veel groter. De Nederlandse innovatiekracht zal er niet meteen van toenemen. Toch is het goed om te investeren in zuiver wetenschappelijk onderzoek. Daarmee houd je namelijk talent vast aan de universiteiten. Dat maakt ook het onderwijs beter, waardoor de beroepsbevolking beter werk kan verrichten en zo geef je de innovatie toch een duwtje in de goede richting. Plasterk hanteert dus een verkeerd argument, maar komt wel bij de juiste politieke keuze uit.”

Frits van Oostrom, president van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen: “Al onze leden zijn gekozen op grond van hun wetenschappelijke kwaliteit. Toch zul je binnen de Akademie lang moeten zoeken voor je iemand vindt die niet in zekere zin toegepast onderzoek doet. Zelfs in de alfahoek valt vaak een brug te slaan naar de praktijk: onderschat bijvoorbeeld niet welke invloed kunsthistorici hebben op de kunsthandel en het museumwezen. Er is geen hard onderscheid tussen fundamenteel en toegepast onderzoek, er is hooguit sprake van een spectrum. Ik ben het er overigens mee eens dat de ruimhartige financiering van fundamenteel onderzoek een noodzakelijke voorwaarde voor innovatie is.”

Joke van den Bandt, secretaris technologiebeleid van werkgeversorganisatie VNO-NCW: “Inderdaad moet je investeren in excellent, ongebonden onderzoek. Dat is de eerste stap. Als wiskundigen niet met priemgetallen hadden gespeeld, was er nu nog geen ICT geweest. Maar er is meer nodig. Er zijn veel verschillende soorten innovatie. Daarom is het goed om ook onderzoek van hoog niveau op een paar terreinen te stimuleren die aansluiten bij de onderzoeksgebieden waar het bedrijfsleven mee bezig is en waar het bedrijfsleven in geïnteresseerd is. Dat doet Plasterk trouwens; hij financiert bijvoorbeeld het genomics-instituut en de drie TU’s en staat ook positief tegenover de sectorplannen natuurkunde en chemie. Aan zijn ideeën zal het niet liggen. Hij heeft alleen te weinig geld.”

Job Nijs, directeur van Yes!Delft, ondersteuningsorganisatie voor technostarters: “We moeten ook zorgen dat er mensen zijn die dingen kunnen maken. Dat is een van de taken van de universiteiten. Vanuit onze ervaring zeg ik: innovatie wordt vooral bevorderd door toepassingsgericht onderzoek. Kleine startups van Yes!Delft zijn een goede manier om kennis naar de markt te brengen. We zitten met een innovatieparadox: Nederlandse universiteiten doen het wereldwijd erg goed, maar op het punt van innovatieve kracht van bedrijven staat Nederland onderaan. Het verband tussen onderzoek en innovatie is dus niet overal rechtstreeks te leggen. Natuurlijk is fundamenteel onderzoek onontbeerlijk. Maar het kost wel vaak vijftien tot twintig jaar voordat het wat oplevert. Als we daar geen energie in steken komt het moeilijk of nooit naar de markt.”

(Illustratie: Auke Herrema)

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.