Campus

Familiezaken

Naam: Jan Nuijten (54)
Functie: Hoofd juridische zaken bij de Universiteitsdienst
Familierelatie: Vader van Menno Nuijten

“Voor het ministerie van verkeer en waterstaat werkte ik drie jaar op Sint Maarten.

Ik kon toen terug naar het ministerie in Den Haag, maar van een oud-collega, de toenmalige directeur bestuurlijke en juridische zaken, kreeg ik in 2001 het aanbod hier als coördinator juridische zaken te komen. Dat heb ik gedaan.

Menno hoefde van mij niet naar de TU Delft, maar hij had een profiel Natuur en Techniek en Natuur en Gezondheid en wilde iets technisch of een bètastudie doen. Ik zei: dan kan ik de TU Delft aanbevelen. Hij had een probleem met het kiezen van een richting. Toen heb ik hem geholpen aan gesprekken met drie hoogleraren.

Voor mij is het handig dat Menno hier studeert. Je ziet van dichtbij hoe maatregelen soms problemen veroorzaken voor studenten. Het gaat meer leven. Een minpunt? Hoogstens dat ik voorzichtig moet zijn met bepaalde informatie. Voor hem is het handig dat ik hier werk: met klussen en zijn verhuizing naar Delft. Hij rijdt soms mee naar Den Haag en ik kan zijn fiets af en toe repareren; daarin zijn TU-studenten soms niet zo goed.

We kunnen privé en de TU goed scheiden, maar hebben het wel over de TU. Ik kan hem informatie geven over regelingen. Leuk is dat ik bij de presentatie van zijn bachelor-eindproject kon zijn. Ouders zijn daar niet altijd bij.”


Naam: Menno Nuijten (22)

Functie: Masterstudent chemical engineering bij Technische Natuurwetenschappen

Familierelatie: Zoon van Jan Nuijten


“Met mijn profielen Natuur en Techniek en Natuur en Gezondheid wilde ik iets met techniek gaan doen. Naar een TU dus. Het werd Delft. Dat is allereerst een gezellige stad en dichtbij. De TU Delft heeft een goede naam en mijn vader werkt er.

Ik móest hier niet naar toe, maar mijn vader speelde wel een rol. Hij kon me suggesties doen voor een hoofdrichting. En via hem kon ik makkelijk mensen spreken om een goede keuze te maken.

We zoeken elkaar hier soms op. Zo een keer in de twee maanden spreken we af om samen te lunchen. Af en toe rijd ik mee naar Den Haag als ik bij mijn ouders op bezoek ga. En hij kan spullen meenemen als ik iets nodig heb.

Dat mijn vader op de TU zijn werk heeft, zorgt bij mij niet voor extra druk. Ik heb geen intentie dingen te doen die bij hem terecht kunnen komen. Ik houd me ook niet in en zit gewoon bij een studentenvereniging, waar ik volgend jaar het bestuur van ga doen. Op de maatregelen van de TU heb ik ook een kritische blik en ik durf er eventueel best tegen te demonstreren.

Omdat mijn vader hier werkt, hebben we het wel vaker over de TU dan normaal, zeker nu er veel gebeurt op studentengebied.”

De ranking van het Duitse onderzoeksbureau CHE verschijnt ieder jaar in weekblad Die Zeit. De makers willen geen enkele universiteit officieel tot winnaar uitroepen. Ze rangschikken namelijk geen universiteiten, maar vakgebieden. En zelfs daarbinnen verklaren ze niemand tot winnaar: universiteiten kunnen hooguit op bepaalde criteria bij de topgroep behoren.

Ieder jaar verversen de makers een derde van de data, terwijl de rest hetzelfde blijft als in eerdere jaren. De Nederlandse universiteiten kunnen niet aan alle criteria meedoen. Zo blijft de ‘reputatie onder hoogleraren’ buiten beschouwing. “We vragen hoogleraren welke universiteiten zij hoog aanslaan als het om hun eigen vakgebied gaat”, zegt Sonja Berghoff van de CHE. “Daar blijken ze toch vooral universiteiten uit eigen land te noemen. We hebben gekeken of we daarvoor konden corrigeren, maar dat lukte niet. Ook Oostenrijkse universiteiten hebben hier last van.” 

Verder namen Nederlandse studenten niet altijd de moeite om de vragenlijst van de CHE in te vullen. “Ze vonden hem te lang”, legt Berghoff uit. “Daardoor was de respons niet overal hoog genoeg.” 

Dus ontbreekt soms enige informatie. Neem sociologie aan de Vrije Universiteit: die staat wel in de lijst, maar op geen enkele van zes voorgeselecteerde criteria kan de CHE informatie bieden. 

Zulke lacunes maakt onderlinge vergelijkingen lastig. Bij de opleiding industrieel ontwerpen krijgt de TU Delft twee groene bolletjes: voor het totaaloordeel over de opleiding en voor de studie-organisatie. Daarin behoort de universiteit dus tot de kopgroep. De opleiding krijgt echter ook twee oranje bolletjes: voor de laboratoria en de internationalisering, die kennelijk middelmatig zijn. 

Dezelfde opleiding van de TU Eindhoven krijgt eveneens een groen bolletje voor het totaaloordeel, maar er is geen informatie over de mening van studenten over de organisatie. Voor de ‘internationale oriëntatie’ krijgt de opleiding zelfs een blauw bolletje, wat betekent dat zij zich op dit punt in de achterhoede bevindt. Bij de Universiteit Twente staat alleen een oranje stipje voor de internationalisering en verder zijn de bolletjes leeg. Aan welke TU iemand het best industrieel ontwerpen kan studeren, blijft dus onduidelijk.

Op de website van Die Zeit kunnen studiekiezers ook hun eigen ranglijst samenstellen, waarbij ze allerlei criteria kunnen selecteren: van kamerhuur tot laboratoriumfaciliteiten. Ze krijgen dan een soort schietschijf met universiteitsnamen: hoe dichter bij het middelpunt, hoe meer de universiteit bij hen past. 

Overigens cirkelt de Universiteit Maastricht vaak rond dat middelpunt. “Als een universiteit op alle criteria goed scoort, dan mag je misschien wel zeggen dat die bij de beste behoort”, overweegt Berghoff.

Volgende maand zal de Europese vereniging van universiteiten EUA een analyse presenteren van internationale ranglijsten, waaronder die van de CHE. Het blijft lastig om internationaal te ranken, erkent Berghoff. “De oordelen van Duitse, Oostenrijkse en Nederlandse studenten zijn wel vergelijkbaar, maar het is nog niet zeker of pakweg Spaanse en Portugese studenten soortgelijke antwoorden zouden geven. Nog moeilijker wordt het als je een wereldwijd systeem wilt maken.”

 

 
 

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.