Opinie

Even zweten op nieuwe media

Met behulp van nieuwe media kan het onderwijs worden verbeterd, betoogde Wilbur van Beijnen (Aag) in Delta 8. Daar ben ik het mee eens: nieuwe media kunnen een belangrijke bijdrage leveren.

Toch moeten de huidige methoden zeker niet onderschat worden. De ‘menselijke factor’ bij colleges is belangrijk: begrijpen de studenten het wel, moet ik als docent hier dieper op ingaan?

Bij nieuwe media deze directe feedback onmogelijk. Daarom moeten deze middelen een ondersteunende functie hebben, en geen vervangende. Denk bijvoorbeeld aan animaties ter verduidelijking van de stof en de mogelijkheid om proeftoetsen te doen. Daarnaast kunnen uit nieuwe media compleet nieuwe educatiemogelijkheden ontstaan: alle elektronische documenten gekoppeld vormen samen een grote ‘encyclopedie’ of kennisbank.

Het is echter de vraag of de cd-rom (waarvoor Wilbur van Beijnen pleit) een positieve bijdrage levert. Internet is een veel logischer en betere keuze. De cd-rom is een ‘losstaande entiteit’, waarop waarschijnlijk één reader zal komen te staan. Zodoende valt er dus niet te spreken over één complete kennisbank. Actualiteit is een ander probleem. Op het Internet kan inhoud snel en relatief eenvoudig worden aangepast.

Als studenten gebruik maken van een centrale data-opslagplaats, profiteren ook de faculteiten. Zij kunnen dan eenvoudig gebruiksstatistieken bijhouden, en op basis daarvan eventueel informatie aanpassen. Met losse cd-roms is het onmogelijk inzicht te krijgen in het gebruik ervan.

Internet is daarnaast een geschikt medium voor communicatie en samenwerking, hoewel het vaak gebruikt wordt voor eenrichtingsverkeer. Maar dat dit anders kan, is bijvoorbeeld aangetoond door discussiegroepen. Bovendien wordt het steeds makkelijker en goedkoper om een aansluiting te krijgen op Internet.
Schrijfstijl

Hoe maak je dan zo’n kennisbank of reader op Internet? Daarvoor is meer nodig dan een paar standaard formats en een willekeurige docent met bijbehorende student-assistent. Het lezen van een beeldscherm is vermoeiend en schrikt mensen af. Met het aanpassen van de schrijfstijl valt daaraan een hoop te verbeteren. Bijvoorbeeld door de tekst zo te schrijven dat de gebruiker snel door de informatie kan scannen voordat hij met het lezen begint. Ook het maken van animaties en filmpjes voor college-doeleinden vergt de nodige aandacht. Ik denk dat zelfs de meest hyperactieve docent en student-assistent in ademnood raken als zij dit naast hun bestaande werkzaamheden moeten doen. En naast tijd ontbreekt, vermoed ik, ook vaak de wil een beetje.

Bovendien is publiceren voor nieuwe media (niet lineair) iets anders dan het schrijven van een reader (lineair). Een goed interactief systeem ‘leert’ van de gebruiker. Als de gebruiker een vraag verscheidene malen fout beantwoordt, kan het systeemeen vraag stellen die het ‘basisprincipe’ behandelt. Zo merkt het systeem of de gebruiker eenvoudigweg een slordig rekenaar is, of het basisprincipe niet snapt. In het laatste geval wordt de gebruiker ‘doorgelinkt’ naar informatie over het basisprincipe.

Om optimaal gebruik te maken van deze mogelijkheden, moet het gebruik van nieuwe media zorgvuldig worden voorbereid. Dit hele traject kost veel tijd en energie. Ik ben er echter, net als Van Beijnen, van overtuigd dat educatie met nieuwe media een waardevolle aanvulling vormt en dat de TU op dit gebied ver achter loopt. Maar laten we de inhaalslag dan wel goed doen. En dat betekent in dit geval dat het niet zonder een paar zweetdruppeltjes kan.

Ronald Mannak, student bouwkunde en mede-oprichter van Zappwerk, ontwerp- en adviesbureau voor nieuwe media.

Met behulp van nieuwe media kan het onderwijs worden verbeterd, betoogde Wilbur van Beijnen (Aag) in Delta 8. Daar ben ik het mee eens: nieuwe media kunnen een belangrijke bijdrage leveren. Toch moeten de huidige methoden zeker niet onderschat worden. De ‘menselijke factor’ bij colleges is belangrijk: begrijpen de studenten het wel, moet ik als docent hier dieper op ingaan?

Bij nieuwe media deze directe feedback onmogelijk. Daarom moeten deze middelen een ondersteunende functie hebben, en geen vervangende. Denk bijvoorbeeld aan animaties ter verduidelijking van de stof en de mogelijkheid om proeftoetsen te doen. Daarnaast kunnen uit nieuwe media compleet nieuwe educatiemogelijkheden ontstaan: alle elektronische documenten gekoppeld vormen samen een grote ‘encyclopedie’ of kennisbank.

Het is echter de vraag of de cd-rom (waarvoor Wilbur van Beijnen pleit) een positieve bijdrage levert. Internet is een veel logischer en betere keuze. De cd-rom is een ‘losstaande entiteit’, waarop waarschijnlijk één reader zal komen te staan. Zodoende valt er dus niet te spreken over één complete kennisbank. Actualiteit is een ander probleem. Op het Internet kan inhoud snel en relatief eenvoudig worden aangepast.

Als studenten gebruik maken van een centrale data-opslagplaats, profiteren ook de faculteiten. Zij kunnen dan eenvoudig gebruiksstatistieken bijhouden, en op basis daarvan eventueel informatie aanpassen. Met losse cd-roms is het onmogelijk inzicht te krijgen in het gebruik ervan.

Internet is daarnaast een geschikt medium voor communicatie en samenwerking, hoewel het vaak gebruikt wordt voor eenrichtingsverkeer. Maar dat dit anders kan, is bijvoorbeeld aangetoond door discussiegroepen. Bovendien wordt het steeds makkelijker en goedkoper om een aansluiting te krijgen op Internet.
Schrijfstijl

Hoe maak je dan zo’n kennisbank of reader op Internet? Daarvoor is meer nodig dan een paar standaard formats en een willekeurige docent met bijbehorende student-assistent. Het lezen van een beeldscherm is vermoeiend en schrikt mensen af. Met het aanpassen van de schrijfstijl valt daaraan een hoop te verbeteren. Bijvoorbeeld door de tekst zo te schrijven dat de gebruiker snel door de informatie kan scannen voordat hij met het lezen begint. Ook het maken van animaties en filmpjes voor college-doeleinden vergt de nodige aandacht. Ik denk dat zelfs de meest hyperactieve docent en student-assistent in ademnood raken als zij dit naast hun bestaande werkzaamheden moeten doen. En naast tijd ontbreekt, vermoed ik, ook vaak de wil een beetje.

Bovendien is publiceren voor nieuwe media (niet lineair) iets anders dan het schrijven van een reader (lineair). Een goed interactief systeem ‘leert’ van de gebruiker. Als de gebruiker een vraag verscheidene malen fout beantwoordt, kan het systeemeen vraag stellen die het ‘basisprincipe’ behandelt. Zo merkt het systeem of de gebruiker eenvoudigweg een slordig rekenaar is, of het basisprincipe niet snapt. In het laatste geval wordt de gebruiker ‘doorgelinkt’ naar informatie over het basisprincipe.

Om optimaal gebruik te maken van deze mogelijkheden, moet het gebruik van nieuwe media zorgvuldig worden voorbereid. Dit hele traject kost veel tijd en energie. Ik ben er echter, net als Van Beijnen, van overtuigd dat educatie met nieuwe media een waardevolle aanvulling vormt en dat de TU op dit gebied ver achter loopt. Maar laten we de inhaalslag dan wel goed doen. En dat betekent in dit geval dat het niet zonder een paar zweetdruppeltjes kan.

Ronald Mannak, student bouwkunde en mede-oprichter van Zappwerk, ontwerp- en adviesbureau voor nieuwe media.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.