Opinie

Europa 2020

Op 3 maart 2010 gaf de Europese Commissie het startsein voor de Europa 2020-strategie. De komende tien jaar moet Europa uit de crisis geholpen worden met een beleidslijn die gericht is op slimme, duurzame groei voor iedereen.

Daarbij zet de commissie opnieuw flink in op onderzoek en ontwikkeling. Opnieuw, want de kenniseconomie speelde ook al een voorname rol in de Lissabon-strategie die precies tien jaar geleden werd gelanceerd om de Europese Unie in 2010 de sterkste economie van de wereld te maken.
Om die doelstelling te halen riep toenmalig eurocommissaris Philippe Busquin in 2000 de zogeheten Europese Onderzoeksruimte in het leven, om het onderzoek op Europees niveau te coördineren en verbrokkeling tegen te gaan. De Onderzoeksruimte moest het fundament worden waarop de Europese kennissamenleving rust. Vanuit Europees perspectief is dat een logische gedachtegang: als de lidstaten hun krachten bundelen op het gebied van onderzoek en ontwikkeling, wordt voorkomen dat elk land het wiel opnieuw probeert uit te vinden. Met Brussel als centraal regieorgaan kan op de juiste plaatsen focus en massa aangebracht worden.
Toch is er ook veel kritiek op het Europese beleid. Zo zijn de Lissabon-doelstellingen bij lange na niet gehaald. Tien jaar na dato kunnen we ons afvragen: wat is de meerwaarde van al die Europese onderzoeksprojecten? Vaak blijkt het samenbrengen van onderzoekers uit de verschillende delen van Europa belangrijker dan de uitkomsten van het onderzoek. Vooral bij de zogenaamde coordination and support actions lijken de vergaderingen en diners op mooie locaties voor de partners soms zwaarder te wegen dan de inhoud. Ook blijkt het lastig de juiste balans te vinden tussen de onderlinge cultuurverschillen: de Europese Commissie hoopt op projecten die door Nederlanders gecoördineerd worden met Duits ambitieniveau en een Italiaanse ambiance, maar ze krijgt projecten die door Italianen gecoördineerd worden met een Nederlands ambitieniveau en een Duitse ambiance.
En dan is er nog de bureaucratie. Projectaanvragen en jaarlijkse rapportages worden noodgedwongen lijvige boekwerken waarin de inhoud ondergesneeuwd raakt door onnodige maar verplichte tabellen en grafieken. Bij de lancering van elk volgend kaderprogramma belooft de commissie dat de administratie eenvoudiger en slagvaardiger wordt. Maar steeds weer blijkt dat lastig in praktijk te brengen. Uit angst voor aantijgingen van corruptie of vriendjespolitiek, die steevast in de media breed worden uitgemeten, worden zoveel checks and balances in het leven geroepen dat er geen doorkomen meer aan is: de smalle marges van de democratie.
Het succes van de Europese onderzoeksruimte staat of valt met de vraag of we er klaar voor zijn om de grotere, Europese belangen te laten prevaleren boven de gevestigde nationale belangen. Het is een sociaal experiment met een onzekere uitkomst. Wat de een herkent als noodzakelijke aanloop voor de grote sprong voorwaarts, is voor de ander een doorgedraaide bureaucratische mallemolen. In beide opvattingen schuilt een kern van waarheid. Alleen de toekomst kan uitwijzen in hoeverre het beleid ook daadwerkelijk tot slimme en duurzame groei gaat leiden. Wat vooruitgang is, blijkt helaas vaak pas achteraf.

Daan Schuurbiers reflecteert het komende jaar op het universitaire leven vanaf zijn nieuwe werkplek aan de Universiteit Utrecht.

Als klein meisje wilde ze stewardess worden, omdat haar grote broer piloot zou worden. Op de middelbare school ontdekte ze haar passie voor de exacte vakken en al in haar eerste jaar op de universiteit kwam ze erachter dat ze later zou willen promoveren.
De wereld van de natuurkunde bestaat uit voornamelijk mannen. Samen met één ander meisje zat ze in een klas met veertig jongens. Toch heeft Miriam Blaauboer altijd veel vriendinnen gehad. Haar hele studententijd woonde ze in een meisjeshuis met vijf meiden. Ook via muziek en sport heeft ze altijd vriendinnen gehad. Maar ook met de jongens van haar studie kon ze het vinden, een groepje uit die tijd spreekt ze nog regelmatig.
Blaauboer studeerde wiskunde en natuurkunde in Leiden en promoveerde in Amsterdam in theoretical physics. Daarna vertrok ze voor drie jaar naar het buitenland. Een jaar daarvan bracht ze door bij het Weizmann Instituut in Israel. “Ze bedrijven wetenschap op een heel andere manier”. De mensen daar zijn meer mediterraan in hun gedrag, dat zie je terug in hun felle discussies en emotionele reacties tijdens een presentatie. Na nog twee jaar postdoctoreren bij Harvard kwam zij weer terug naar Nederland en trouwde. Nu, zeven jaar later zijn zij neergestreken in Delft en hebben samen drie kinderen van zes, vier en één jaar oud. Haar man werkt fulltime als jurist en maakt lange dagen.
Zelf doet Blaauboer momenteel onderzoek naar het kwantummechanisch elektrisch transport door geleiders op nanoschaal. Een doel van dit onderzoek is dit transport gecontroleerd te kunnen regelen.
Twee hardwerkende ouders betekent dat de kinderen dagelijks op het kinderdagverblijf zitten, maar daar heeft Blaauwboer geen moeite mee. “Met deze banen moet je er tegen kunnen dan je kinderen mede door anderen worden opgevoed”. Haar oudste dochter van zes was laatst eens mee naar college, maar vond het “hartstikke stom”.
Het voordeel van kleine kinderen vindt Miriam Blaauboer, is dat je altijd om vijf uur naar huis moet voor het gezin. Dit zorgt voor een frisse kijk, even heel iets anders doen. Als voorbeeld geeft ze de bibliografie van Marie Curie; zij kwam op de beste ideeën naast het wiegje van haar dochter. Efficiëntie en flexibiliteit zijn vereisten, je moet snel omschakelen tussen werk en gezin. Om half negen, als de kinderen in bed liggen, gaat de laptop weer aan en vaak zit ze samen met haar man met een kop thee aan tafel, beiden aan het werk. Want wetenschap is als topsport, als je mee wil blijven doen moet je er vol voor gaan.
Van Miriam Blaauboer krijgen de studentes nog een tip mee: ‘Laat je niet ontmoedigen, de aanhouder wint!’ 

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.