Onderwijs

‘Er zullen weer nieuwe ideologieën komen’

Wat bezielde sommige intellectuelen toch om in de twintigste eeuw te sympathiseren met totalitaire ideologieën? Het is één van de vragen achter het boek dat Frits Bolkestein de komende jaren wil schrijven over de mogelijk overschatte invloed van intellectuelen op de grote politieke ontwikkelingen van de twintigste eeuw.

Studenten uit Delft kunnen meedenken: volgende week maandag is het eerste werkcollege.

U geeft de komende weken in Delft werkcollege over de Russische intelligentsia in het tijdvak 1825-1875. Heeft u geen moment gedacht: een fascinerend onderwerp, maar misschien schrikt zo’n thema aankomende ingenieurs wel af?

“Ik begrijp absoluut niet waarom dat het geval zou zijn. Het veronderstelt wel een zekere belangstelling voor politiek, dat is waar.”

De komende jaren gaat u werken aan een boek over de ’totalitaire verleiding’. Heeft u voor de periode 1825-1875 in Rusland gekozen omdat het een aanloop vormt naar de Russische revolutie en de vorming van de Sovjet-Unie?

“Ja, maar het boek is breder opgezet dan die ’totalitaire verleiding’ – de term is overigens ontleend aan een boektitel van de Franse filosoof Jean-Francois Revel. Het is wel ooit zo begonnen. Ik heb in een grijs verleden in Amsterdam gestudeerd, onder andere filosofie, en aan het einde van mijn studie heb ik overwogen een proefschrift te schrijven over de antidemocratische intellectueel. Nogal wat mensen gaven passieve of actieve steun aan het communisme en ik vroeg me af waarom.

In de loop der jaren heb ik dat onderwerp vastgehouden, maar ook verbreed. Ik zou willen weten welke invloed intellectuelen hebben uitgeoefend op de opkomst en ondergang van de totalitaire dictaturen, de dekolonisatie en de Europese eenwording. Het is een moeilijk onderwerp, dat ik met de studenten uit Delft en Leiden wil uitdiepen. Het zal zeker niet blijven bij een eerste reeks werkcolleges: ik heb getekend voor drie jaar gasthoogleraarschap en ik wil die periode volmaken.”

Waarom heeft u ervoor gekozen studenten bij het onderzoek voor uw boek te betrekken?

“Het hoogleraarschap in Leiden en Delft werd me aangeboden, en ik vind het leuk om te werken met jonge mensen. In de politiek heb ik dat ook altijd gedaan.”

Als je over die periode 1825-1875 in Rusland leest, valt op dat gefnuikt idealisme tot radicalisering leidt. Adellijke officieren die vonden dat de boeren in de oorlog tegen Napoleon bijzonder moedig gevochten hadden en zich daarom voor verbetering van hun lot inzetten, werden in 1825 naar Siberië verbannen. Idealistische studenten die zo’n veertig jaar later onder de ‘edele’ boerenbevolking gingen leven, kregen te maken met onbegrip en wantrouwen. Je gaat toch sympathie voelen voor deze hervormers, al legden ze misschien onbedoeld de kiem voor veel ellende.

“Die mensen hadden wat in Nederland bevlogenheid wordt genoemd, en ik sta daar zeer wantrouwend tegenover. U heeft het over gefnuikt idealisme. Je kunt ook zeggen: politiek van de goede bedoelingen. En in politiek gaat het niet om de bedoelingen, maar om de uitkomsten. We weten inmiddels wat voor appels deze boom heeft voortgebracht.”

Als deze idealisten maar een glimp hadden kunnen opvangen van de terreur onder Lenin en Stalin, waren ze vervuld geweest van afschuw.

“Dat is waar.”

Zijn zulke idealisten dan tragische figuren, omdat ze onmogelijk de gevolgen kunnen overzien van hun idealen?

“Tragisch . dat weet ik niet. In wezen gaat het hier om de vraag of er zoiets als een maakbare samenleving bestaat. Tot op bepaalde hoogte is dat zeker zo. Zo is de leerplicht die eind negentiende eeuw op initiatief van de liberalen in Nederland is ingevoerd, van grote invloed geweest op de samenleving. En de bouw van de afsluitdijk heeft in de jaren dertig het westen van Friesland ontsloten.

Maar er zijn ook voorbeelden die laten zien dat het helemaal mis kan gaan. ‘Bussing in Boston’ moest in de jaren zeventig de integratie van blanke en zwarte schoolkinderen bevorderen: om gemengde schoolklassen te realiseren, sleepte men kinderen heen en weer door de stad. Het resultaat was averechts. Je moet oppassen dat je je met je idealisme niet vertilt aan de werkelijkheid, tot grote schade van de mensen van wie je aanvankelijk dacht dat ze voordeel bij je plannen zouden hebben.”

Maar hoe kan iemand de gevolgen van zijn idealisme overzien?

“Met een flinke dosis gezond verstand. Intellectuelen kijken vaak vooral naar hun eigen ideeën en minder naar de werkelijkheid. In de politiek kun je toch beter uitgaan van de realiteit. Bevlogenheid klinkt heel mooi, vooral in Nederland waar de politiek toch al een sterk moraliserende inslag heeft, maar wat zijn de gevolgen? Dat is belangrijk.”

Kan een maatschappij zonder idealisme?

“Dat hangt ervan af hoe dat idealisme vorm krijgt. Natuurlijk moet een politicus idealen hebben. Maar hij moet oppassen dat hij vooral kijkt naar de werkelijkheid en geen dwang oplegt aan anderen.”

Wat vraagt u straks van de studenten? Moeten ze onderzoek doen?

“Ik vraag ze vooral om belangrijke literatuur te lezen uit de periode 1825-1875, die cultureel gezien een bloeitijd was. De roman ‘De Demonen’ van Dostojevski bijvoorbeeld, die een indringend beeld geeft van het milieu van revolutionaire samenzweerders. ‘Vaders en Zonen’ van Toergenjev gaat over de generatiekloof tussen een oude en een nieuwe lichting hervormers. En niet in de laatste plaats moeten de studenten een aantal passages lezen uit een omvangrijke, buitengewoon slecht geschreven roman van Tsjernyshevsky: ‘Wat staat ons te doen?’ Een als literatuur vermomd politiek traktaat, dat enorme invloed heeft uitgeoefend op Lenin.”

In diezelfde periode lukte het de opkomende ondernemersklasse in Rusland niet om aansluiting te vinden bij de adel en de intelligentsia. Waarom heeft het kapitalisme nooit een grote aantrekkingskracht uitgeoefend op intellectuelen?

“De mensen die het kapitalisme draaiende houden, om het zo maar eens te zeggen, houden zich niet bezig met ideeën, maar met het verdienen van geld. Ze hebben doorgaans weinig contact met de wereld van intellectuelen.

Er bestaan in Nederland nauwelijks voorbeelden van ondernemers die succesvol waren in de politiek. De VVD-minister Stikker was een uitzondering, maar die is in 1951 gestruikeld over een motie van wantrouwen van zijn eigen fractie. Als realistische ondernemer zag hij veel eerder dan premier Drees of VVD-fractievoorzitter Oud dat Nederland uiteindelijk afstand zou moeten doen van Nieuw-Guinea. Maar hij was niet bedreven in de ‘politieke politiek’ van het Binnenhof en moest in het zand bijten. Hij miste ervaring, en ervaring is erg belangrijk in de politiek.

Ook bij de Vietnamoorlog zie je dat de vrij aardse politici uit het zuiden van de Verenigde Staten de valkuilen veel scherper zagen dan briljante intellectuelen uit het eastcoast establishment als Robert McNamara, minister van defensie onder Kennedy en Johnson. Het wantrouwen dat ik altijd gekoesterd heb tegenover intellectuelen in de politiek vindt dus wel een voedingsbodem in de realiteit.”

Zelf bent u ook een intellectueel in de politiek.

“Dat zegt men. Maar waar leid je dat uit af? Uit het feit dat ik af en toe een opinieartikel schrijf? Ik heb in ieder geval nu afstand van de politiek gedaan. Ik doe er sinds kort niet meer aan mee.”

Hoe definieert u straks in uw boek het begrip ‘intellectueel’?

“Dat is een probleem. Je kunt zeggen: intellectuelen zijn mensen die zich met ideeën bezig houden omwille van de ideeën zelf. En als men het dan over de invloed van zulke intellectuelen heeft, gaat het vooral om hun invloed op andere intellectuelen. Maar daar gaat het mij niet om. Ik heb het niet over de invloed van de filosoof Nietzsche op de filosoof Heidegger, maar over de invloed van Nietzsche op de politiek. Niet de geabstraheerde politiek zoals die op de universiteit wordt bestudeerd, maar de rauwe politiek van de straat.

De invloed van Nietzsche op het nationaal-socialisme is een goed voorbeeld van een kwestie waar zeer verschillend over wordt gedacht. Op die vraag wil ik dan ook nu absoluut nog geen antwoord geven. Of neem de invloed van Heidegger op datzelfde nationaal-socialisme. In 1933 hield hij als nieuwe rector van de universiteit van Freiburg een rede waarmee hij zich met hen heeft geëncanailleerd. Maar wat was nou de reële invloed van die toespraak? Dat zijn moeilijke vragen.”

Marxisten gebruikten wel eens de vergelijking met het christendom: uit naam van de leer zijn weliswaar gruwelijke dingen gebeurd, maar de leer is in wezen goed.

“Dat geloof ik dus niet. Het marxisme als politiek systeem heeft nooit gedeugd, al had het misschien wel waarde als sociologische analyse. En het leninisme was vanaf het begin corrupt en heeft ook vanaf het begin geleid tot onderdrukking.”

U zocht eind jaren tachtig in essays al naar een verklaring voor de totalitaire verleiding. Waarom houdt u zich nog steeds met dat thema bezig? Je zou zeggen: de tijd van ideologieën is voorbij.

“Dat dacht u maar. De mens blijft zoeken naar zingeving.”

Totalitaire ideologieën zullen terugkeren?

“Altijd.”

En intellectuelen zullen weer de verleiding voelen om mee te lopen?

“Dat valt inderdaad te verwachten.”

Maar het neoliberalisme heeft toch overwonnen?

“Dat is de stelling van Fukuyama. De vraag is of hij gelijk heeft.

U vindt het thema van de totalitaire verleiding misschien uitgekauwd, maar volgens mij is het verschijnsel van de antidemocratische intellectueel nooit goed verklaard. Wel goed beschreven, in een aantal boeken, maar niemand heeft ooit echt kunnen uitleggen waarom sommige intellectuelen een systeem voorstaan dat hen als allereerste een kopje kleiner maakt.”

Kun je zoiets wel verklaren?

“Misschien niet. Misschien bestaan er ook verschillende verklaringen voor. De invloed van het christendom is een interessant aspect. Het gaat te ver om te zeggen dat revoluties altijd hun wortels hebben in het christendom, maar christelijke elementen als schuldgevoel en messianisme spelen wel vaak een rol. Door het christendom is de westerse cultuur doordrenkt van schuldgevoel. Het is geen toeval dat wij de enige cultuur zijn die ontwikkelingssamenwerking kent.”

U staat bekend als een criticaster van links, maar wat is de achilleshiel van het liberalisme?

“Het liberalisme moraliseert niet, in tegenstelling tot de christen-democratie en het socialisme. Dat komt doordat het liberalisme het individu als uitgangspunt neemt in plaats van het collectief. En dan is het niet zo makkelijk om een bezielend verband te formuleren.

Het is natuurlijk de vraag of een samenleving als de Nederlandse nog wel zo’n bezielend verband nodig heeft en zo ja, hoe dat er uit zou moeten zien. Duitsers spreken wel van Verfassungspatriotismus, grondwettelijke vaderlandsliefde. Eigenlijk komt dat neer op: je houden aan de wet. Dat is uiteraard zeer belangrijk, maar de vraag is: is het genoeg om de maatschappij bij elkaar te houden? En die vraag is heel moeilijk te beantwoorden.”

Als je het bekijkt in het licht van de totalitaire verleiding kun je voorstellen dat intellectuelen hebben gezegd: het liberalisme is mij te schraal, het mist bezieling.

“Op zichzelf valt daar wel iets voor te zeggen. Maar als je ziet tot wat voor uitwassen die bezieling kan leiden, dan is het nuttig om jezelf voor ogen te houden dat je bescheiden moet zijn in je idealisme.”

Als het om ingenieurs in de politiek gaat, heb je minstens twee scholen. Sommigen denken dat ingenieurs door hun analytisch vermogen en expertise bij uitstek geschikt zijn voor de politiek, anderen noemen dat onzin en wijzen op het feit dat er genoeg voorbeelden van politieke onbenullen onder ingenieurs te vinden zijn.

“Ik behoor tot de eerste school. Politieke onbenullen vind je overal. Puur intellect is nu eenmaal geen garantie voor politiek verstand: dat is precies waar we het in dit gesprek over hebben gehad. Ingenieurs hebben tenminste geleerd met een dosis gezond verstand naar de werkelijkheid te kijken. Wat mij betreft zijn ze welkom in de politiek.”

Maar passen ze ook in de politiek?

“Waarom niet? Ik heb ooit wiskunde gestudeerd. Misschien vindt u dan ook dat ik niet in de politiek paste, maar ik heb toch wel enig succes gekend als politicus.”

De oorlog in Irak, globalisering: zou u aan zulke brandende kwesties niet nog een essaybundel willen wijden?

“Dat zou ik wel willen, maar ik heb al zo’n geweldig groot onderwerp op tafel liggen. In de beperking toont zich de meester. En ik ben niet eens een meester, ik ben gewoon een beginneling.”

www.fritsbolkestein.com

WIE IS FRITS BOLKESTEIN?

Frits Bolkestein (Amsterdam, 1933) maakte vorig jaar bekend niet nog eens vier jaar door te willen als Europees commissaris voor de interne markt. Daarmee zette de voormalige VVD-fractievoorzitter ook een punt achter zijn politieke loopbaan. In zijn aan de Amstel gelegen werkappartement wil hij zich nu wijden aan het schrijven van een boek dat licht moet werpen op de invloed van intellectuelen op de grote politieke gebeurtenissen van de vorige eeuw.

Bolkestein publiceerde eerder onder meer essaybundels als ‘De engel en het beest’ (1990) en ‘Het heft in handen’ (1995). Vorig jaar verscheen ‘De grenzen van Europa’, een verzameling interviews met een uiteenlopende verzameling ‘Europolitici’.

Bolkestein was de veertig al gepasseerd toen hij na een lange buitenlandse carriÈre bij Shell in 1978 aantrad als Tweede-Kamerlid voor de VVD. In de jaren tachtig was hij staatssecretaris voor buitenlandse handel en later minister van defensie. In de tijd van ‘Paars’ nam hij als VVD-fractievoorzitter soms scherp afstand van het ‘eigen’ kabinet.

Na het Barleus-gymnaseum heeft Bolkestein wiskunde aan Oregon University gestudeerd. In Amsterdam studeerde hij naast wiskunde ook filosofie en Grieks. In 1965, toen hij al een aantal jaren bij Shell werkte, haalde hij zijn doctoraal rechten aan de Universiteit Leiden.

Bolkestein is getrouwd met voormalig actrice Femke Boersma en heeft drie kinderen.

(Foto links: ANP. Portretfoto’s: Hollandse Hoogte)

U geeft de komende weken in Delft werkcollege over de Russische intelligentsia in het tijdvak 1825-1875. Heeft u geen moment gedacht: een fascinerend onderwerp, maar misschien schrikt zo’n thema aankomende ingenieurs wel af?

“Ik begrijp absoluut niet waarom dat het geval zou zijn. Het veronderstelt wel een zekere belangstelling voor politiek, dat is waar.”

De komende jaren gaat u werken aan een boek over de ’totalitaire verleiding’. Heeft u voor de periode 1825-1875 in Rusland gekozen omdat het een aanloop vormt naar de Russische revolutie en de vorming van de Sovjet-Unie?

“Ja, maar het boek is breder opgezet dan die ’totalitaire verleiding’ – de term is overigens ontleend aan een boektitel van de Franse filosoof Jean-Francois Revel. Het is wel ooit zo begonnen. Ik heb in een grijs verleden in Amsterdam gestudeerd, onder andere filosofie, en aan het einde van mijn studie heb ik overwogen een proefschrift te schrijven over de antidemocratische intellectueel. Nogal wat mensen gaven passieve of actieve steun aan het communisme en ik vroeg me af waarom.

In de loop der jaren heb ik dat onderwerp vastgehouden, maar ook verbreed. Ik zou willen weten welke invloed intellectuelen hebben uitgeoefend op de opkomst en ondergang van de totalitaire dictaturen, de dekolonisatie en de Europese eenwording. Het is een moeilijk onderwerp, dat ik met de studenten uit Delft en Leiden wil uitdiepen. Het zal zeker niet blijven bij een eerste reeks werkcolleges: ik heb getekend voor drie jaar gasthoogleraarschap en ik wil die periode volmaken.”

Waarom heeft u ervoor gekozen studenten bij het onderzoek voor uw boek te betrekken?

“Het hoogleraarschap in Leiden en Delft werd me aangeboden, en ik vind het leuk om te werken met jonge mensen. In de politiek heb ik dat ook altijd gedaan.”

Als je over die periode 1825-1875 in Rusland leest, valt op dat gefnuikt idealisme tot radicalisering leidt. Adellijke officieren die vonden dat de boeren in de oorlog tegen Napoleon bijzonder moedig gevochten hadden en zich daarom voor verbetering van hun lot inzetten, werden in 1825 naar Siberië verbannen. Idealistische studenten die zo’n veertig jaar later onder de ‘edele’ boerenbevolking gingen leven, kregen te maken met onbegrip en wantrouwen. Je gaat toch sympathie voelen voor deze hervormers, al legden ze misschien onbedoeld de kiem voor veel ellende.

“Die mensen hadden wat in Nederland bevlogenheid wordt genoemd, en ik sta daar zeer wantrouwend tegenover. U heeft het over gefnuikt idealisme. Je kunt ook zeggen: politiek van de goede bedoelingen. En in politiek gaat het niet om de bedoelingen, maar om de uitkomsten. We weten inmiddels wat voor appels deze boom heeft voortgebracht.”

Als deze idealisten maar een glimp hadden kunnen opvangen van de terreur onder Lenin en Stalin, waren ze vervuld geweest van afschuw.

“Dat is waar.”

Zijn zulke idealisten dan tragische figuren, omdat ze onmogelijk de gevolgen kunnen overzien van hun idealen?

“Tragisch . dat weet ik niet. In wezen gaat het hier om de vraag of er zoiets als een maakbare samenleving bestaat. Tot op bepaalde hoogte is dat zeker zo. Zo is de leerplicht die eind negentiende eeuw op initiatief van de liberalen in Nederland is ingevoerd, van grote invloed geweest op de samenleving. En de bouw van de afsluitdijk heeft in de jaren dertig het westen van Friesland ontsloten.

Maar er zijn ook voorbeelden die laten zien dat het helemaal mis kan gaan. ‘Bussing in Boston’ moest in de jaren zeventig de integratie van blanke en zwarte schoolkinderen bevorderen: om gemengde schoolklassen te realiseren, sleepte men kinderen heen en weer door de stad. Het resultaat was averechts. Je moet oppassen dat je je met je idealisme niet vertilt aan de werkelijkheid, tot grote schade van de mensen van wie je aanvankelijk dacht dat ze voordeel bij je plannen zouden hebben.”

Maar hoe kan iemand de gevolgen van zijn idealisme overzien?

“Met een flinke dosis gezond verstand. Intellectuelen kijken vaak vooral naar hun eigen ideeën en minder naar de werkelijkheid. In de politiek kun je toch beter uitgaan van de realiteit. Bevlogenheid klinkt heel mooi, vooral in Nederland waar de politiek toch al een sterk moraliserende inslag heeft, maar wat zijn de gevolgen? Dat is belangrijk.”

Kan een maatschappij zonder idealisme?

“Dat hangt ervan af hoe dat idealisme vorm krijgt. Natuurlijk moet een politicus idealen hebben. Maar hij moet oppassen dat hij vooral kijkt naar de werkelijkheid en geen dwang oplegt aan anderen.”

Wat vraagt u straks van de studenten? Moeten ze onderzoek doen?

“Ik vraag ze vooral om belangrijke literatuur te lezen uit de periode 1825-1875, die cultureel gezien een bloeitijd was. De roman ‘De Demonen’ van Dostojevski bijvoorbeeld, die een indringend beeld geeft van het milieu van revolutionaire samenzweerders. ‘Vaders en Zonen’ van Toergenjev gaat over de generatiekloof tussen een oude en een nieuwe lichting hervormers. En niet in de laatste plaats moeten de studenten een aantal passages lezen uit een omvangrijke, buitengewoon slecht geschreven roman van Tsjernyshevsky: ‘Wat staat ons te doen?’ Een als literatuur vermomd politiek traktaat, dat enorme invloed heeft uitgeoefend op Lenin.”

In diezelfde periode lukte het de opkomende ondernemersklasse in Rusland niet om aansluiting te vinden bij de adel en de intelligentsia. Waarom heeft het kapitalisme nooit een grote aantrekkingskracht uitgeoefend op intellectuelen?

“De mensen die het kapitalisme draaiende houden, om het zo maar eens te zeggen, houden zich niet bezig met ideeën, maar met het verdienen van geld. Ze hebben doorgaans weinig contact met de wereld van intellectuelen.

Er bestaan in Nederland nauwelijks voorbeelden van ondernemers die succesvol waren in de politiek. De VVD-minister Stikker was een uitzondering, maar die is in 1951 gestruikeld over een motie van wantrouwen van zijn eigen fractie. Als realistische ondernemer zag hij veel eerder dan premier Drees of VVD-fractievoorzitter Oud dat Nederland uiteindelijk afstand zou moeten doen van Nieuw-Guinea. Maar hij was niet bedreven in de ‘politieke politiek’ van het Binnenhof en moest in het zand bijten. Hij miste ervaring, en ervaring is erg belangrijk in de politiek.

Ook bij de Vietnamoorlog zie je dat de vrij aardse politici uit het zuiden van de Verenigde Staten de valkuilen veel scherper zagen dan briljante intellectuelen uit het eastcoast establishment als Robert McNamara, minister van defensie onder Kennedy en Johnson. Het wantrouwen dat ik altijd gekoesterd heb tegenover intellectuelen in de politiek vindt dus wel een voedingsbodem in de realiteit.”

Zelf bent u ook een intellectueel in de politiek.

“Dat zegt men. Maar waar leid je dat uit af? Uit het feit dat ik af en toe een opinieartikel schrijf? Ik heb in ieder geval nu afstand van de politiek gedaan. Ik doe er sinds kort niet meer aan mee.”

Hoe definieert u straks in uw boek het begrip ‘intellectueel’?

“Dat is een probleem. Je kunt zeggen: intellectuelen zijn mensen die zich met ideeën bezig houden omwille van de ideeën zelf. En als men het dan over de invloed van zulke intellectuelen heeft, gaat het vooral om hun invloed op andere intellectuelen. Maar daar gaat het mij niet om. Ik heb het niet over de invloed van de filosoof Nietzsche op de filosoof Heidegger, maar over de invloed van Nietzsche op de politiek. Niet de geabstraheerde politiek zoals die op de universiteit wordt bestudeerd, maar de rauwe politiek van de straat.

De invloed van Nietzsche op het nationaal-socialisme is een goed voorbeeld van een kwestie waar zeer verschillend over wordt gedacht. Op die vraag wil ik dan ook nu absoluut nog geen antwoord geven. Of neem de invloed van Heidegger op datzelfde nationaal-socialisme. In 1933 hield hij als nieuwe rector van de universiteit van Freiburg een rede waarmee hij zich met hen heeft geëncanailleerd. Maar wat was nou de reële invloed van die toespraak? Dat zijn moeilijke vragen.”

Marxisten gebruikten wel eens de vergelijking met het christendom: uit naam van de leer zijn weliswaar gruwelijke dingen gebeurd, maar de leer is in wezen goed.

“Dat geloof ik dus niet. Het marxisme als politiek systeem heeft nooit gedeugd, al had het misschien wel waarde als sociologische analyse. En het leninisme was vanaf het begin corrupt en heeft ook vanaf het begin geleid tot onderdrukking.”

U zocht eind jaren tachtig in essays al naar een verklaring voor de totalitaire verleiding. Waarom houdt u zich nog steeds met dat thema bezig? Je zou zeggen: de tijd van ideologieën is voorbij.

“Dat dacht u maar. De mens blijft zoeken naar zingeving.”

Totalitaire ideologieën zullen terugkeren?

“Altijd.”

En intellectuelen zullen weer de verleiding voelen om mee te lopen?

“Dat valt inderdaad te verwachten.”

Maar het neoliberalisme heeft toch overwonnen?

“Dat is de stelling van Fukuyama. De vraag is of hij gelijk heeft.

U vindt het thema van de totalitaire verleiding misschien uitgekauwd, maar volgens mij is het verschijnsel van de antidemocratische intellectueel nooit goed verklaard. Wel goed beschreven, in een aantal boeken, maar niemand heeft ooit echt kunnen uitleggen waarom sommige intellectuelen een systeem voorstaan dat hen als allereerste een kopje kleiner maakt.”

Kun je zoiets wel verklaren?

“Misschien niet. Misschien bestaan er ook verschillende verklaringen voor. De invloed van het christendom is een interessant aspect. Het gaat te ver om te zeggen dat revoluties altijd hun wortels hebben in het christendom, maar christelijke elementen als schuldgevoel en messianisme spelen wel vaak een rol. Door het christendom is de westerse cultuur doordrenkt van schuldgevoel. Het is geen toeval dat wij de enige cultuur zijn die ontwikkelingssamenwerking kent.”

U staat bekend als een criticaster van links, maar wat is de achilleshiel van het liberalisme?

“Het liberalisme moraliseert niet, in tegenstelling tot de christen-democratie en het socialisme. Dat komt doordat het liberalisme het individu als uitgangspunt neemt in plaats van het collectief. En dan is het niet zo makkelijk om een bezielend verband te formuleren.

Het is natuurlijk de vraag of een samenleving als de Nederlandse nog wel zo’n bezielend verband nodig heeft en zo ja, hoe dat er uit zou moeten zien. Duitsers spreken wel van Verfassungspatriotismus, grondwettelijke vaderlandsliefde. Eigenlijk komt dat neer op: je houden aan de wet. Dat is uiteraard zeer belangrijk, maar de vraag is: is het genoeg om de maatschappij bij elkaar te houden? En die vraag is heel moeilijk te beantwoorden.”

Als je het bekijkt in het licht van de totalitaire verleiding kun je voorstellen dat intellectuelen hebben gezegd: het liberalisme is mij te schraal, het mist bezieling.

“Op zichzelf valt daar wel iets voor te zeggen. Maar als je ziet tot wat voor uitwassen die bezieling kan leiden, dan is het nuttig om jezelf voor ogen te houden dat je bescheiden moet zijn in je idealisme.”

Als het om ingenieurs in de politiek gaat, heb je minstens twee scholen. Sommigen denken dat ingenieurs door hun analytisch vermogen en expertise bij uitstek geschikt zijn voor de politiek, anderen noemen dat onzin en wijzen op het feit dat er genoeg voorbeelden van politieke onbenullen onder ingenieurs te vinden zijn.

“Ik behoor tot de eerste school. Politieke onbenullen vind je overal. Puur intellect is nu eenmaal geen garantie voor politiek verstand: dat is precies waar we het in dit gesprek over hebben gehad. Ingenieurs hebben tenminste geleerd met een dosis gezond verstand naar de werkelijkheid te kijken. Wat mij betreft zijn ze welkom in de politiek.”

Maar passen ze ook in de politiek?

“Waarom niet? Ik heb ooit wiskunde gestudeerd. Misschien vindt u dan ook dat ik niet in de politiek paste, maar ik heb toch wel enig succes gekend als politicus.”

De oorlog in Irak, globalisering: zou u aan zulke brandende kwesties niet nog een essaybundel willen wijden?

“Dat zou ik wel willen, maar ik heb al zo’n geweldig groot onderwerp op tafel liggen. In de beperking toont zich de meester. En ik ben niet eens een meester, ik ben gewoon een beginneling.”

www.fritsbolkestein.com

WIE IS FRITS BOLKESTEIN?

Frits Bolkestein (Amsterdam, 1933) maakte vorig jaar bekend niet nog eens vier jaar door te willen als Europees commissaris voor de interne markt. Daarmee zette de voormalige VVD-fractievoorzitter ook een punt achter zijn politieke loopbaan. In zijn aan de Amstel gelegen werkappartement wil hij zich nu wijden aan het schrijven van een boek dat licht moet werpen op de invloed van intellectuelen op de grote politieke gebeurtenissen van de vorige eeuw.

Bolkestein publiceerde eerder onder meer essaybundels als ‘De engel en het beest’ (1990) en ‘Het heft in handen’ (1995). Vorig jaar verscheen ‘De grenzen van Europa’, een verzameling interviews met een uiteenlopende verzameling ‘Europolitici’.

Bolkestein was de veertig al gepasseerd toen hij na een lange buitenlandse carriÈre bij Shell in 1978 aantrad als Tweede-Kamerlid voor de VVD. In de jaren tachtig was hij staatssecretaris voor buitenlandse handel en later minister van defensie. In de tijd van ‘Paars’ nam hij als VVD-fractievoorzitter soms scherp afstand van het ‘eigen’ kabinet.

Na het Barleus-gymnaseum heeft Bolkestein wiskunde aan Oregon University gestudeerd. In Amsterdam studeerde hij naast wiskunde ook filosofie en Grieks. In 1965, toen hij al een aantal jaren bij Shell werkte, haalde hij zijn doctoraal rechten aan de Universiteit Leiden.

Bolkestein is getrouwd met voormalig actrice Femke Boersma en heeft drie kinderen.

(Foto links: ANP. Portretfoto’s: Hollandse Hoogte)

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.