Campus

Engineers for Refugees

Delftse studenten wilden vorig jaar graag iets doen voor vluchtelingen. Samen met de TU Delft en Vluchtelingenwerk Nederland zetten ze het project Engineers for Refugees op, waarmee ze vluchtelingen een verkorte integratiecursus bieden en aan een studentenbuddy koppelen. Delta sprak met drie van deze koppels.

Wandelend langs de Delftse Kanaalweg richting de Oostpoort kijken de twintigjarige Syrische vluchteling Kinan Makdissi en zijn buddy Florien Velsink hun ogen uit. Wat een mooie plek om te wonen. Lekker rustig, aan het water. Na zijn vlucht uit oorlogsgebied woont Makdissi nu met zijn ouders in een appartement met balkon in Spijkenisse. “In Syrië hadden we een huis met een tuin, maar ik ben nu gewerd”, zegt hij. “Gewend”, verbetert Velsink hem.


Makdissi is blij weer een nieuw Nederlands woord te hebben geleerd van Velsink. Hij beschouwt haar als een vriendin. Stephanie van Sprang van de stichting Engineers for Refugees (E4R) vindt het prachtig om te horen. “Vriendschappen zien ontstaan, is voor ons de meest ideale uitkomst van dit pilotproject”, zegt ze. “Door vriendschap voel je je comfortabel.”


E4R biedt sinds april een verkorte integratiecursus van 36 weken (in plaats van anderhalf jaar) voor vluchtelingen met een status en de intentie om aan de TU te studeren. Zij krijgen vier halve dagen per week in de unit cultuur van de TU lessen Nederlands en oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt door NL Training. De TU zorgt voor laptops en sportkaarten, de NS en Stud sponsoren het project.


Behalve lessen zijn er zogeheten plusmodules, dat zijn extra activiteiten zoals cultuurworkshops. Dat biedt de mogelijkheid om ook eens met anderen te praten. Zo organiseerde de stichting Leven in Delft van het Delftsch Studenten Corps een rondvaart door de grachten.


E4R koppelt alle deelnemers aan TU-studenten die als buddy drie tot vier uur per week met ze afspreken om Nederlands te oefenen. Ze zijn vrij om te doen wat ze willen. Elke drie maanden krijgen deelnemers een nieuwe buddy, om het ook voor de studenten behapbaar te houden.


Van de vijftien voornamelijk Syrische deelnemers die begonnen, zijn er nog acht over. Eéntje had al staatsexamen Nederlands gedaan, één jongen is aan zijn TU-masterstudie begonnen, voor twee ging de versnelde cursus iets te snel, twee zijn niet vaak genoeg gekomen en een ander vond werk. De overige deelnemers doen examen in december.

Kinan Makdissi en Florien Velsink. (Foto’s: Sam Rentmeester)

Kinan Makdissi: ‘Oorlog is lelijk’


Hoe belangrijk elektriciteit is, ondervond Kinan Makdissi (20) tijdens de laatste twee jaren van zijn middelbare school in Damascus: er was niet elke dag stroom en soms maar een paar uur. Daarom besloot hij elektrotechniek te gaan studeren. Hij kijkt op die jaren terug als een slechte periode in zijn leven. “Ik hoorde geluiden van wapens.”


 


Na het eerste jaar van zijn bachelor vluchtte hij met zijn vader, moeder en broer op een boot naar Turkije. Met ongeveer vijftig anderen. “Het is gevaarlijk in Syrië. Vóór de oorlog was samenleven van moslims en christenen geen probleem”, zegt Makdissi, zelf christen. “We willen niet vechten.”


 


Hij zat in asielzoekerscentra in Budel en Terneuzen, waar hij Nederlands leerde door veel naar YouTube te luisteren en met mensen te praten. Nederlandse muziek noemt hij great, met zangers als Marco Borsato. In Syrië speelde Makdissi ud (spreek uit als oed), een Syrische gitaar die nog het meest lijkt op een luit. Omdat hij die moest achterlaten, speelt hij in Nederland piano.


 


Nu is hij er op gebrand Nederlands te leren, want hij wil dolgraag aan de TU opnieuw beginnen met elektrotechniek. Zijn uitspraak is na één jaar al wonderbaarlijk goed. Als hij iets niet weet, vraagt hij het aan zijn buddy Florien Velsink (24). “Zij is een vriendin”, zegt hij enthousiast. “Het is heel belangrijk om hier een vriend of vriendin te hebben.”

Velsink, net begonnen met afstuderen bij werktuigbouwkunde, vindt het een mooi project en wil daarom graag helpen. Ze heeft hem de campus laten zien en gaat vaak met hem naar het centrum van Delft. Makdissi heeft haar al veel verteld over zijn land. Over de bergen en over de provincie Tartous, waar hij de eerste negen jaar van zijn leven woonde. Het geeft Velsink een andere kijk op Syrië. “Het is belangrijk te kijken naar het hier en nu. We moeten niet te veel blijven hangen in wat er is gebeurd”, zegt ze.


Er wordt dan ook veel gelachen, zoals laatst toen alle deelnemers aan E4R een Syrische maaltijd aten bij een buddy thuis. Elke deelnemer had eten meegenomen. “Mijn ouders zijn super in koken”, zegt Makdissi trots. Zijn toekomstdroom? Eigenlijk zijn het er twee. “Allereerst in een veilig land wonen. Dat krijg ik nu. Mijn tweede droom is werken met elektriciteit. Ik wens een betere toekomst voor Syrië. Oorlog is lelijk.”

Alia Rustom en Maxime den Ridder. (Foto: Sam Rentmeester)

Alia Rustom: ‘Wij zijn sterker dan de oorlog’

Alia Rustom (21) studeerde drie jaar elektrotechniek aan de universiteit van Aleppo. “Dat was heel gevaarlijk, want er werden veel raketten op de universiteit afgevuurd. Een vriendin van mij is doodgegaan door een raket.” Toch geven Rustom en andere studenten niet op. “We willen doorgaan met onze studie. Wij zijn sterker dan de oorlog.”


 


Haar vader en broer vluchtten met de boot. In de zeven dagen dat haar broer op een houten boot zat, was er geen contact met hem. “In Italië belde hij dat hij veilig was”, zegt Rustom. Een half jaar later durfde haar vader de stap te wagen. “Hij zat vijf uur op een plastic boot naar Griekenland.” Elf maanden geleden volgden Rustom en haar moeder en broertje, in het vliegtuig. Drie tantes wonen nog in Syrië. “Zij kunnen niet weg. Ik heb contact met ze via Whatsapp en vraag dan of alles goed met ze is, maar twee uur later kunnen er bommen vallen.”


 


Hier in Nederland is het leven hetzelfde als in Syrië vóór de oorlog, vertelt Rustom. Ze praat er veel over met haar buddy Maxime den Ridder (24) die nu het tweede jaar van haar master life science & technology doet. Den Ridder wilde graag vluchtelingen helpen, maar vond het moeilijk iets passends te vinden. Met Rustom praten over hun technische studies vindt ze leuk, hoewel het in het begin wel even wennen was. “Ik wist niet hoe snel ik moest praten”, zegt Den Ridder, “maar Alia begreep het.”

De twee wandelen en lunchen regelmatig in de stad. Ze hebben het dan over het dagelijks leven en over de lessen van Rustom. Eén keer hebben ze bij Den Ridder thuis wraps gemaakt. Als ze het over de verschillen tussen Syrië en Nederland hebben, blijkt eigenlijk vooral het eten anders te zijn. En Rustom viel het fietsen op. “Ik val veel van de fiets. In Syrië gebruiken we fietsen vooral op vakantie.”


Rustom voelt zich gelukkig met alle hulp. “Het is zo aardig om studenten uit andere landen te helpen. Ik wil ze graag bedanken.” Rustoms grote droom is ingenieur worden. Ze hoopt zich volgend jaar bij de TU te kunnen aanmelden. “Ik probeer zo spoedig mogelijk Nederlands te leren. Natuurlijk wil ik na de oorlog terug naar Syrië, maar niet om er te wonen. Ik wil hier een nieuw leven opbouwen.”

Mahran Altawil en Mechteld Bakkenes. (Foto: Sam Rentmeester)

Mahran Altawil: ‘Ik wist dat de boot niet kon zinken’

Eén maand en dertien dagen. Zo lang deed Mahran Altawil (24) over zijn vlucht van het zuiden van Syrië naar Nederland. Hij ging met de bus van het Syrische Shahba naar Turkije, met de boot van Turkije naar Griekenland, te voet van Griekenland naar Hongarije, en met de trein van Hongarije naar Nederland.


 


Altawil was niet bang op de boot met 38 anderen. “Ik wist dat de boot niet kon zinken”, zegt hij nu. De voettocht door Macedonië en Servië naar Hongarije voltooide hij in veertien dagen. Met drie vrienden. “Ik kon niet met de bus omdat de politie mensen terugstuurde. Het was een mooie reis. Lopend aankomen in Europa is niet gevaarlijk.”


 


De jonge Syriër wil graag architectuur studeren in Delft, want na één jaar architectuur in Damascus kon hij de afgelopen drie jaar niet verder omdat hij tegen de overheid is. “Assad en Isis zijn gevaarlijk. Ik kwam hier omdat ik niet wil vechten.”


 


Twee van zijn vier zussen kwamen na Altawil in Nederland. Zijn ouders willen in Syrië blijven. “In Syrië is het gevaarlijk als je jong bent”, verduidelijkt zijn buddy Mechteld Bakkenes (20). Zij is student werktuigbouwkunde en meldde zich spontaan als buddy toen zij op Facebook een oproep zag van E4R. “Dit is een groep mensen die er echt iets van wil maken.”

Ze ontmoetten elkaar voor het eerst bij café-restaurant het Postkantoor waar ze anderhalf uur met elkaar kletsten. Verder zijn ze naar de film geweest en naar het vuurwerkfestival in Scheveningen. “Als je openstaat voor verschillen, is buddy-zijn gezellig”, zegt Bakkenes. Ze wist ‘best veel’ over Syrië. De cultuurverschillen vallen haar mee. “Mahran is niet islamitisch.”


Bakkenes ervaart ze het contact en de verhalen van Altawil niet als ‘heftig’. “Mahran is heel positief. Op tv zie je alleen narigheid, maar als mensen hier zijn kunnen ze opnieuw beginnen.” De Nederlandse taal is volgens Altawil niet moeilijk. “Soms wel, maar Mechteld helpt me om in het Nederlands te durven praten. We hebben een mooie avond op het strand gehad. Mechteld is een blije vrouw. Ik voel me goed als ik alleen met haar zit. Met haar kan ik praten.”


Altawil wil alleen nog op vakantie naar Syrië. “Ik ben er 22 jaar geweest en wil niet in een derdewereldland leven. Dat is Syrië nu.”

Nieuwsredacteur Connie van Uffelen

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

c.j.c.vanuffelen@tudelft.nl

Comments are closed.