Onderwijs

‘Eerstejaars willen heus geen manager worden’

De hofnar van de TU Delft wil IO-promovendus Jasper van Kuijk zichzelf niet noemen. Toch mocht hij de nuldejaars tijdens de Owee met zijn cabaretgroep Delfts Blok laten lachen om studentenpolitiek, vage docenten en bijdehante studenten.

En bij de opening van het academisch jaar presenteerde hij de wetenschapsquiz.

Promoveren, presenteren, cabaret. Wat vind je het leukst?

“Ik ben niet zo monomaan, ik ben juist iemand die meer dingen nodig heeft. Ik wil niet alleen onderzoek doen, want dan mis ik een creatieve uitlaatklep. Die heb ik wel door het schrijven van liedjes, muziek en cabaret. Maar ik kan ook niet zonder het ontdekken en het uitgraven van de wetenschap.”

Hoe kom je aan schnabbels?

“Na mijn studie heb ik gewerkt bij de afdeling communicatie van IO. Daar kenden ze me nog van toen ze me vroegen de wetenschapsquiz te presenteren. Het Delfts Blok, de cabaretgroep waarmee ik heb opgetreden tijdens de Owee, is hier ook nog steeds bekend. De TU vroeg ons, net als andere groepen de afgelopen jaren hebben gedaan, om op een leuke manier te laten zien wat de universiteit voor faciliteiten heeft voor studenten.”

Nog niet zo eenvoudig.

“Dat was best lastig. We kregen een lijst met veertig punten waarvan we er sommige zeker moesten noemen. Vervolgens moet je als cabaretiers de balans vinden tussen humor en voorlichting. Mensen vinden iets meestal leuk als ze het herkennen en die herkenning is er bij nieuwe studenten juist niet. Ze weten nog helemaal niks van de TU.”

Hoe maak je het dan toch leuk?

“Door dingen vaker te laten terugkomen, kun je toch die herkenning krijgen. En we merkten dat als de nuldejaars zich iets voor konden stellen bij wat we vertelden, ze harder lachten. We hebben vier maanden aan dat stuk geschreven. Het optreden was best eng, want er waren geen try-outs en maar één voorstelling. Bovendien was het elf uur ’s ochtends en hadden ze al een faculteitsweekend en een paar avonden Owee achter de rug.”

Maakt dat wat uit?

“Het maakt heel veel uit hoe mensen in de zaal zitten. Met Delfts Blok hebben we, nadat we in 2001 de Pythische Spelen in Nijmegen wonnen en daarna de publieksprijs van het Groningse studentencabaretfestival, getoerd door Nederland. Toen merkten we dat een zaterdagavond anders is dan een matineevoorstelling op zondag. ’s Middags reageerde het publiek vaak minder, terwijl ze na afloop zeiden het wel leuk te hebben gevonden.”

Delfts Blok bestaat uit tien mensen. Wil je geen solocarrière als cabaretier?

“Ik betwijfel of ik in mijn eentje een hele zaal zou kunnen vermaken. Het lijkt me ook niet leuk om alleen naar optredens te moeten gaan. Maar, met zijn tienen verdien je geen ruk. Het was anders geweest als we die prijzen eerder hadden gewonnen. Nu waren we al bezig met afstuderen. Als je eenmaal klaar bent met je studie, wil je toch ook kijken wat je waard bent in die wereld.”

Veel studenten zouden daar waarschijnlijk anders over denken.

“Een groot deel van de afgestudeerde ingenieurs wil na de studie inderdaad niks meer met techniek te maken hebben. Als manager hebben ze immers betere mogelijkheden. Veel studenten stellen zich berekenend op om zo snel mogelijk hun studie terug te verdienen.”

Ze verlaten met liefde de technische wereld.

“Ik betwijfel daardoor of er te weinig techniekstudenten zijn, zoals de TU zegt. Het probleem zit hem niet in de instroom, maar in de uitstroom. Veel techniekstudenten willen na hun studie liever consultant worden. Als je ze voor de techniek wilt behouden, moet je ze beter betalen. Ik denk dat er weinig studenten beginnen met een studie in Delft met het idee dat ze manager zullen worden.”

Wat willen eerstejaars dan worden?

“Dat zouden we ze eens moeten vragen. Ik denk dat dan blijkt dat de meerderheid van de studenten bij bijvoorbeeld IO bij binnenkomst denkt ontwerper te zullen worden. Maar we weten ook dat uiteindelijk maar dertig procent dat wordt. En ik weet dat bij maritieme techniek veel studenten binnenkomen omdat ze van zeilen houden en bij bouwkunde omdat ze een Groot Architect willen worden. Ik denk dat het goed is hen bijvoorbeeld in hun tweede jaar te confronteren met cijfers over wat er is geworden van hun voorgangers. Waar ik tijdens het begeleiden van ontwerpgroepjes van geschrokken ben, is dat veel studenten niet weten wat ze later willen gaan doen. Voor hen is het belangrijk een beeld te schetsen van de beroepspraktijk.”

Als de instroom aan de TU geen probleem is, moet de TU dan stoppen met campagnes die jongeren interesseren voor techniek?

“Dat niet. Technici blijven goede consultants. En je kunt als universiteit wel heel goed zijn, maar dat moet je de wereld ook vertellen. Anders zit je alleen in een hoekje goed te zijn. Het is goed dat de TU heel bewust met jongeren bezig is, ook door een cabaretshow tijdens de Owee.”

In januari van dit jaar ben je begonnen met je promotieonderzoek. Waar gaat dat over?

“De gebruiksvriendelijkheid van consumentenproducten. Daar zijn heel veel theorieën over, maar wij willen juist de praktijk van de productontwikkeling verbeteren. Dat lukt bedrijven zelf niet altijd. Waarom weet ik nog niet precies, daarover voer ik nu oriënterende gesprekken met het bedrijfsleven. Maar het lijkt erop dat het management niet altijd aanstuurt op gebruiksvriendelijkheid. Omdat er geen tijd is of omdat het te duur is om daar onderzoek naar te doen. Bovendien wordt de manager ook niet afgerekend op gebruiksvriendelijkheid.”

Wanneer is een product gebruiksvriendelijk?

“Dat is een belangrijke vraag, want weinig is voor een ontwerper traumatischer dan te zien hoe anders dan bedoeld mensen zijn product gebruiken. De term bruikbaarheid valt uiteen in drie begrippen: satisfactie, efficiëntie en effectiviteit. Maar daar gaat nog iets aan vooraf. Mensen weten immers pas als ze een product hebben gekocht of ze het goed vinden. De vraag is dus ook: willen mensen het product gebruiken, en: willen ze het hebben?”

Na je studie heb je zelf in het bedrijfsleven gewerkt. Ga je na je promoveren terug?

“Dat weet ik nog niet. Mijn onderzoek richt zich wel op het bedrijfsleven. Het is voor een onderzoeker goed om in een bedrijf te hebben gewerkt. Dat geeft je een reality check. Ik weet bijvoorbeeld dat mensen soms maar 25 weken hebben om een nieuw product in elkaar te draaien.”

Ze doen niet altijd een gedegen onderzoek voordat ze iets nieuws lanceren?

“Nee, en zo’n onderzoek is ook geen garantie, omdat mensen haast nooit zeggen wat ze echt doen en denken. Soms zeggen ze geen behoefte te hebben aan een product, dat ze wel kopen als het eenmaal op de markt is.”

Mislukken producten vaak?

“Hier bij IO zeggen ze dat negentig procent mislukt. Douwe Egberts had tien projecten lopen. Uiteindelijk werd er één een succes, de Senseo. Maar daar zat wel een goed onderzoek achter.”

Gaat Delfts Blok weer toeren in de toekomst?

“Dit jaar doen we naast de Owee helemaal geen optredens. Bijna iedereen heeft een fulltime baan, wat optreden in de weekenden best wel vermoeiend maakt. Bovendien merkten we tijdens 3,5 jaar toeren dat de rek eruit gaat. Maar we zijn nu wel een cd aan het opnemen en we komen nog steeds wekelijks bij elkaar. We schrijven nog steeds stukjes. Het is goed om nu even te ontdekken waar we zin in hebben.”

(Foto’s: Sam Rentmeester/FMAX)
Wie is Jasper van Kuijk?

Hij heeft ‘niet zappend op de bank gezeten’, benadrukt Jasper van Kuijk (29) over zijn studententijd in Delft. Dat zijn studie industrieel ontwerpen (IO) acht jaar duurde, komt ten eerste omdat hij zich een jaar heeft ingezet voor zijn studentenvereniging Virgiel. Verder deed hij allerlei commissies bij IO, liep hij stage in het buitenland en begon hij in 2001 met de cabaretgroep Delfts Blok. Direct na zijn afstuderen werkte Van Kuijk tijdelijk als communicatiemedewerker op zijn oude faculteit. Hij schreef en ‘produceerde’ in die tijd twee brochures, één voor het bedrijfsleven, één over het onderzoek bij IO. Gelijktijdig begon hij bij designmanagement bureau Park als consultant, waar hij twee jaar lang in deeltijd werkte. In januari begon Van Kuijk zijn promotie bij IO.

Promoveren, presenteren, cabaret. Wat vind je het leukst?

“Ik ben niet zo monomaan, ik ben juist iemand die meer dingen nodig heeft. Ik wil niet alleen onderzoek doen, want dan mis ik een creatieve uitlaatklep. Die heb ik wel door het schrijven van liedjes, muziek en cabaret. Maar ik kan ook niet zonder het ontdekken en het uitgraven van de wetenschap.”

Hoe kom je aan schnabbels?

“Na mijn studie heb ik gewerkt bij de afdeling communicatie van IO. Daar kenden ze me nog van toen ze me vroegen de wetenschapsquiz te presenteren. Het Delfts Blok, de cabaretgroep waarmee ik heb opgetreden tijdens de Owee, is hier ook nog steeds bekend. De TU vroeg ons, net als andere groepen de afgelopen jaren hebben gedaan, om op een leuke manier te laten zien wat de universiteit voor faciliteiten heeft voor studenten.”

Nog niet zo eenvoudig.

“Dat was best lastig. We kregen een lijst met veertig punten waarvan we er sommige zeker moesten noemen. Vervolgens moet je als cabaretiers de balans vinden tussen humor en voorlichting. Mensen vinden iets meestal leuk als ze het herkennen en die herkenning is er bij nieuwe studenten juist niet. Ze weten nog helemaal niks van de TU.”

Hoe maak je het dan toch leuk?

“Door dingen vaker te laten terugkomen, kun je toch die herkenning krijgen. En we merkten dat als de nuldejaars zich iets voor konden stellen bij wat we vertelden, ze harder lachten. We hebben vier maanden aan dat stuk geschreven. Het optreden was best eng, want er waren geen try-outs en maar één voorstelling. Bovendien was het elf uur ’s ochtends en hadden ze al een faculteitsweekend en een paar avonden Owee achter de rug.”

Maakt dat wat uit?

“Het maakt heel veel uit hoe mensen in de zaal zitten. Met Delfts Blok hebben we, nadat we in 2001 de Pythische Spelen in Nijmegen wonnen en daarna de publieksprijs van het Groningse studentencabaretfestival, getoerd door Nederland. Toen merkten we dat een zaterdagavond anders is dan een matineevoorstelling op zondag. ’s Middags reageerde het publiek vaak minder, terwijl ze na afloop zeiden het wel leuk te hebben gevonden.”

Delfts Blok bestaat uit tien mensen. Wil je geen solocarrière als cabaretier?

“Ik betwijfel of ik in mijn eentje een hele zaal zou kunnen vermaken. Het lijkt me ook niet leuk om alleen naar optredens te moeten gaan. Maar, met zijn tienen verdien je geen ruk. Het was anders geweest als we die prijzen eerder hadden gewonnen. Nu waren we al bezig met afstuderen. Als je eenmaal klaar bent met je studie, wil je toch ook kijken wat je waard bent in die wereld.”

Veel studenten zouden daar waarschijnlijk anders over denken.

“Een groot deel van de afgestudeerde ingenieurs wil na de studie inderdaad niks meer met techniek te maken hebben. Als manager hebben ze immers betere mogelijkheden. Veel studenten stellen zich berekenend op om zo snel mogelijk hun studie terug te verdienen.”

Ze verlaten met liefde de technische wereld.

“Ik betwijfel daardoor of er te weinig techniekstudenten zijn, zoals de TU zegt. Het probleem zit hem niet in de instroom, maar in de uitstroom. Veel techniekstudenten willen na hun studie liever consultant worden. Als je ze voor de techniek wilt behouden, moet je ze beter betalen. Ik denk dat er weinig studenten beginnen met een studie in Delft met het idee dat ze manager zullen worden.”

Wat willen eerstejaars dan worden?

“Dat zouden we ze eens moeten vragen. Ik denk dat dan blijkt dat de meerderheid van de studenten bij bijvoorbeeld IO bij binnenkomst denkt ontwerper te zullen worden. Maar we weten ook dat uiteindelijk maar dertig procent dat wordt. En ik weet dat bij maritieme techniek veel studenten binnenkomen omdat ze van zeilen houden en bij bouwkunde omdat ze een Groot Architect willen worden. Ik denk dat het goed is hen bijvoorbeeld in hun tweede jaar te confronteren met cijfers over wat er is geworden van hun voorgangers. Waar ik tijdens het begeleiden van ontwerpgroepjes van geschrokken ben, is dat veel studenten niet weten wat ze later willen gaan doen. Voor hen is het belangrijk een beeld te schetsen van de beroepspraktijk.”

Als de instroom aan de TU geen probleem is, moet de TU dan stoppen met campagnes die jongeren interesseren voor techniek?

“Dat niet. Technici blijven goede consultants. En je kunt als universiteit wel heel goed zijn, maar dat moet je de wereld ook vertellen. Anders zit je alleen in een hoekje goed te zijn. Het is goed dat de TU heel bewust met jongeren bezig is, ook door een cabaretshow tijdens de Owee.”

In januari van dit jaar ben je begonnen met je promotieonderzoek. Waar gaat dat over?

“De gebruiksvriendelijkheid van consumentenproducten. Daar zijn heel veel theorieën over, maar wij willen juist de praktijk van de productontwikkeling verbeteren. Dat lukt bedrijven zelf niet altijd. Waarom weet ik nog niet precies, daarover voer ik nu oriënterende gesprekken met het bedrijfsleven. Maar het lijkt erop dat het management niet altijd aanstuurt op gebruiksvriendelijkheid. Omdat er geen tijd is of omdat het te duur is om daar onderzoek naar te doen. Bovendien wordt de manager ook niet afgerekend op gebruiksvriendelijkheid.”

Wanneer is een product gebruiksvriendelijk?

“Dat is een belangrijke vraag, want weinig is voor een ontwerper traumatischer dan te zien hoe anders dan bedoeld mensen zijn product gebruiken. De term bruikbaarheid valt uiteen in drie begrippen: satisfactie, efficiëntie en effectiviteit. Maar daar gaat nog iets aan vooraf. Mensen weten immers pas als ze een product hebben gekocht of ze het goed vinden. De vraag is dus ook: willen mensen het product gebruiken, en: willen ze het hebben?”

Na je studie heb je zelf in het bedrijfsleven gewerkt. Ga je na je promoveren terug?

“Dat weet ik nog niet. Mijn onderzoek richt zich wel op het bedrijfsleven. Het is voor een onderzoeker goed om in een bedrijf te hebben gewerkt. Dat geeft je een reality check. Ik weet bijvoorbeeld dat mensen soms maar 25 weken hebben om een nieuw product in elkaar te draaien.”

Ze doen niet altijd een gedegen onderzoek voordat ze iets nieuws lanceren?

“Nee, en zo’n onderzoek is ook geen garantie, omdat mensen haast nooit zeggen wat ze echt doen en denken. Soms zeggen ze geen behoefte te hebben aan een product, dat ze wel kopen als het eenmaal op de markt is.”

Mislukken producten vaak?

“Hier bij IO zeggen ze dat negentig procent mislukt. Douwe Egberts had tien projecten lopen. Uiteindelijk werd er één een succes, de Senseo. Maar daar zat wel een goed onderzoek achter.”

Gaat Delfts Blok weer toeren in de toekomst?

“Dit jaar doen we naast de Owee helemaal geen optredens. Bijna iedereen heeft een fulltime baan, wat optreden in de weekenden best wel vermoeiend maakt. Bovendien merkten we tijdens 3,5 jaar toeren dat de rek eruit gaat. Maar we zijn nu wel een cd aan het opnemen en we komen nog steeds wekelijks bij elkaar. We schrijven nog steeds stukjes. Het is goed om nu even te ontdekken waar we zin in hebben.”

(Foto’s: Sam Rentmeester/FMAX)
Wie is Jasper van Kuijk?

Hij heeft ‘niet zappend op de bank gezeten’, benadrukt Jasper van Kuijk (29) over zijn studententijd in Delft. Dat zijn studie industrieel ontwerpen (IO) acht jaar duurde, komt ten eerste omdat hij zich een jaar heeft ingezet voor zijn studentenvereniging Virgiel. Verder deed hij allerlei commissies bij IO, liep hij stage in het buitenland en begon hij in 2001 met de cabaretgroep Delfts Blok. Direct na zijn afstuderen werkte Van Kuijk tijdelijk als communicatiemedewerker op zijn oude faculteit. Hij schreef en ‘produceerde’ in die tijd twee brochures, één voor het bedrijfsleven, één over het onderzoek bij IO. Gelijktijdig begon hij bij designmanagement bureau Park als consultant, waar hij twee jaar lang in deeltijd werkte. In januari begon Van Kuijk zijn promotie bij IO.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.