Campus

Eerste TEDxDelft: ‘Echt een feestje’

Op een conferentie lukt het bijna niet om een hele dag naar praatjes te luisteren. Maar bij TEDxDelft blijkt dat geen enkel probleem. Zelfs niet na twintig sprekers.


Negenhonderd mensen die voluit applaudisseren in de aula van de TU Delft. Alsof een gigantische golf je onderdompelt in een weldadig warm bad. Dat werkt verslavend, want na elke golf worden in je hoofd steeds weer schakeltjes geactiveerd, waarvan je nog niet wist dat je ze had. Je wilt alleen maar meer horen, meer zien en meer mensen leren kennen. Zo voelde het om bij de eerste TEDxDelft aanwezig te zijn, afgelopen maandag. 


Iedereen heeft wel eens een TED-video op internet gezien, waarin iemand in maximaal achttien minuten een origineel idee verkondigt. Wereldwijd zijn die filmpjes zo’n vijfhonderd miljoen keer bekeken in de vijf jaar dat ze online staan. Eerst waren de sprekers op het gebied van technologie, entertainment en design (TED) alleen live te zien in de Verenigde Staten, maar sinds drie jaar kan dat ook in Nederland. Zo organiseerden Amsterdam, Rotterdam, Maastricht en Eindhoven al hun eigen TED-conferenties.



Waarom nu ook Delft? “Hier zaten vroeger creatieve en innovatieve mensen zoals Johannes Vermeer en Antonie van Leeuwenhoek. Zij hebben de geschiedenis veranderd. Vandaag zitten hier nog steeds van die slimme mensen. Wij vinden dat ze een podium verdienen”, zegt initiatiefnemer Rob Speekenbrink. Hij zette samen met zijn TU-collega Simone de Jong een onafhankelijke stichting op, zocht sponsors en selecteerde twintig zeer verschillende sprekers. Velen van hen trakteerden het publiek op een inspirerende boodschap.



“Doe wat je leuk vindt, dat is altijd beter”, zei Irma Boom, die bekende dat ze liever geen opdrachtbeschrijvingen las. Ondertussen maakte ze als grafisch ontwerper wel het mooiste boek ter wereld. “Je hoeft geen doelen te stellen voor jezelf, want met passie bereik je al heel veel”, riep student werktuigbouwkunde Tim Zaman, met zijn 22 jaar de jongste spreker van de dag. In zijn vrije tijd laat hij ballonnen gevuld met helium, verbonden met een camera, het luchtruim verkennen. Zomaar. Maar hij werd er wel bekend mee. En hij kreeg het langste applaus van de dag.

Het hardste applaus was voor kunstenaar Theo Jansen, die in 2007 al sprak bij TED Californië. “Ik had nooit gedacht in m’n thuisstad Delft een TED talk te mogen houden”, zei Jansen die strandbeesten maakt van elektriciteitsbuizen. “Als ik doodga, leven zij voor altijd op het strand”.



Andere sprekers kwamen met een visionair betoog. Zoals Leo

Kouwenhoven: “Met quantummechanica kun je tegelijkertijd op twee verschillende locaties zijn”, zei hij. Ook teleportatie behoort tot de mogelijkheden: “Door een meting hier kan ik een deeltje aan de andere kant van het universum veranderen.”

Gelukkig waren er tussen de praatjes door regelmatig pauzes om bij te komen van dit soort ingewikkelde ideeën. “Je hoeft niet alles te begrijpen om geïnspireerd te raken”, zei Linda Ammerlaan die in het publiek zat. “Dat vond ik heel bevrijdend, toen dacht ik: dit wordt echt een feestje”.



Dat feestje vloog voorbij. Tussen de ongedwongen presentaties door verscheen nog even een cortège met hoogleraren in vol ornaat. De TED-talk die daarop volgde was meteen een inaugurele rede, uitgesproken door Erik Meijer. Een unieke combinatie. “Waren alle oraties maar zo toegankelijk als deze”, verzuchtte Jasper van Kuijk, die als presentator de verschillende sprekers op een knappe en humoristische manier met elkaar verbond. Aan het eind van de dag gaf ook hij de zaal een boodschap mee: “Wat je ook doet na deze dag, doe iets.” En het publiek sloeg nog een laatste keer de handen op elkaar, in een staande ovatie. 



Gemist? De TEDxDelft video’s zijn binnenkort te bewonderen op www.tedxdelft.nl

Herders op de Ordos-vlakte, in het noorden van centraal-China, kunnen zich nog herinneren dat het gras ooit hoog genoeg was om een paard te verbergen. Nu niet meer. Het gras is zo kort en schaars dat zelfs een konijn geen dekking meer kan vinden. Om dit verlies aan natuurlijke leefomgeving tegen te gaan, heeft de overheid boeren en herders betaald om te verhuizen naar de hoofdstad, Ordos City. Als gevolg daarvan hebben zo’n 435 duizend inwoners – bijna de helft van het totaal – de regio verlaten.

“Wat de Chinese regering voor elkaar heeft gekregen, is dat deze mensen het milieu minder schade toebrengen als ze in de hoge dichtheid van een stad leven, dan wanneer ze verspreid wonen op het platteland,” zegt Gordon
McGranahan, stedelijk econoom bij het Internationaal Instituut voor Milieu en Ontwikkeling (IIED) in Londen. Vorig jaar bracht hij een bezoek aan Ordos.
Het fenomeen wint buiten China snel aan gewicht. Dit komt door een golf van recent onderzoek waaruit blijkt dat steden dé perfecte oplossing zijn voor dreigende milieurampen. Sommigen beweren zelfs dat steden de beste manier zijn om armoede te verminderen, evenals de bevolkingsgroei te remmen.

Milieuschurken
Het is nogal tegennatuurlijk om steden als groene utopieën te beschouwen. Volgens het oude stereotype zijn steden immers milieuschurken: vies en met smog gevuld produceren ze enorme hoeveelheden luchtvervuiling en afval. Dit beeld wordt versterkt door bewegingen als het Clinton Climate Initiative uit de Verenigde Staten. Volgens deze groepering is tachtig procent van alle door de mens uitgestoten broeikasgassen afkomstig uit steden.

Toch houdt dit stereotype geen stand. “Ik wist dat het niet klopte, omdat ontbossing en ander grondgebruik goed zijn voor dertig procent van de uitstoot”, aldus David Satterthwaite. Hij doet onderzoek bij het IIED naar armoedebestrijding en aanpassingen aan de klimaatverandering.
Er zijn inderdaad allerlei redenen om aan te nemen dat steden de CO2-voetafdruk van elk individu echt kunnen verminderen. Deze zijn allemaal gebaseerd rondom het gegeven dat mensen in steden nu eenmaal dicht op elkaar wonen in plaats van verspreid te zijn over het landschap. Recente rapporten van de Verenigde Naties laten zien dat in 2008 zo’n vijftig procent van de wereldbevolking in verstedelijkt gebied woonde. Dit gebied besloeg slechts drie procent van het landoppervlak van de aarde.

Door de massale uittocht van het platteland zou de intensieve landbouw gereduceerd worden, waardoor de bossen weer terugkeren. Daarnaast zou het, door de hoge concentratie van woningen en bedrijven in steden, voor lokale overheden makkelijker moeten zijn om een energie-efficiënte infrastructuur te creëren voor sanitaire voorzieningen, stromend water en elektriciteit. “Een fatsoenlijke riolering in het midden (van een straat) maken en iedereen aansluiten, is eigenlijk heel goedkoop en haalbaar in vergelijking met de situatie waarin bewoners ver van elkaar leven”, zegt Satterthwaite.
Verstedelijking vermindert ook het gebruik van de auto: mensen in de stad hoeven niet elke dag zo ver te reizen als plattelandsbewoners. Bovendien hebben ze meer mogelijkheden om van het openbaar vervoer gebruik te maken. “Hoe dichter mensen op elkaar wonen in de stad, des te minder mensen met de auto rijden,” zegt Jeff Kenworthy, onderzoeker duurzaam vervoer aan Curtin Universiteit in Perth, Australië.

Voetafdruk
Met deze factoren in het achterhoofd, besloot Satterthwaite om de berekeningen van de stedelijke en landelijke CO2-voetafdruk opnieuw onder de loep te nemen. In 2008 publiceerde hij een studie waaruit blijkt dat steden slechts 30 tot 40 procent van de emissies produceren – niet in de buurt van de eerder geraamde hoeveelheid van 80 procent. In hetzelfde jaar meldde het Brookings Institution in Washington DC dat de CO2-voetafdruk van de gemiddelde Amerikaanse stedeling veertien procent kleiner is dan het gemiddelde van land- en stadsbewoners samen.

Als de gesmeerde bliksem publiceerde David Dodman van de IIED in 2009 een studie naar de ecologische voetafdruk van afzonderlijke steden over de hele wereld. De gemiddelde Londenaar, aldus het rapport, produceert ongeveer 50 procent van de uitstoot van de gemiddelde Brit, terwijl elke New Yorker slechts 30 procent van de uitstoot van de gemiddelde Amerikaanse ingezetene produceert. Burgers van São Paolo, Brazilië, zijn verantwoordelijk voor slechts 18 procent van het gemiddelde voor hun land.

Deze cijfers hebben eigenlijk wat meer onderbouwing nodig voordat we stevige conclusies kunnen trekken over de milieuvoordelen van het leven in de stad. Na verloop van tijd kan verstedelijking de economie stimuleren en tot een verhoging van de welvaart leiden. Omdat rijkere mensen de neiging hebben om meer energie te verbruiken, kan dit negatieve gevolgen hebben voor de efficiëntie van leven in de stad.

Baby’s
Toch is het belangrijk om te onthouden dat steden de ideale plek kunnen zijn voor toekomstige groene initiatieven. Zo is de Amerikaanse stad Seattle bijvoorbeeld al begonnen met het aftappen van door ontbindend afval geproduceerd methaan en het gebruik daarvan voor brandstof. Dat zou niet mogelijk zijn als dezelfde hoeveelheid inwoners verspreid woonde in boerderijen en dorpjes. “Je moet op een bepaalde schaalgrootte afval produceren voordat het afvangen van methaan efficiënt en zuinig is”, zegt David Lee, die de verwijdering van afvalstoffen onderzoekt aan de Senseable City Laboratory van het Massachusetts Institute of Technology. “Steden bieden ook meer geschoolde arbeidskrachten, wat helpt om dergelijke innovatieve projecten mogelijk te maken, zegt Lee.

De grootte van iedere individuele CO2-voetafdruk is natuurlijk slechts een deel van de dreigende ecologische crisis. Net zo belangrijk is het toenemende aantal bewoners in de wereld. Elk jaar worden ongeveer 130 miljoen baby’s geboren, van wie de meesten opgroeien, daarbij water en land nodig hebben en allemaal hun eigen hoeveelheid CO2 produceren.

Het lijkt erop dat de verstedelijking ook kan helpen om deze tikkende tijdbom onschadelijk te maken. Vrouwen in steden hebben gemiddeld namelijk minder kinderen dan hun gelijken op het platteland. Dat komt deels omdat kinderen simpelweg niet erg nuttig zijn voor gezinnen in de stad, volgens Douglas Massey van Princeton University. Op boerderijen daarentegen zijn kinderen een bron van goedkope arbeid. In steden wordt van hen verwacht dat ze naar school gaan in plaats van te werken. Dit heeft wel als gevolg dat hun ouders geen grotere gezinnen kunnen onderhouden.

Stadsvrouwen hebben bovendien betere mogelijkheden tot gezinsplanning en geboortebeperking, en vaak grotere carrièrekansen. “Vrouwen in steden blijven langer op school, hebben een betere toegang tot anticonceptiemiddelen, trouwen later en krijgen hun eerste kind later”, zegt Jocelyn Finlay van het Harvard Center for Population and Development Studies.
Deze gewoonten van stedelingen blijven zelfs gehandhaafd als ze verhuizen naar het platteland. Dit blijkt uit een recente enquête onder drieduizend Chinese vrouwen die vanuit de stad naar hun dorp waren teruggekeerd. De kans dat de geënquêteerden anticonceptie gebruikten en minder kinderen wilden, was groter dan bij de vrouwen die hun dorp nooit hadden verlaten. Bovendien zorgde de aanwezigheid van de stedelingen in het dorp ervoor dat hun buren waarschijnlijk vergelijkbare keuzes zouden maken.

Beerputten
De vraag is of al deze voordelen niet met een hoge prijs komen voor de mensen die naar de steden zijn gemigreerd. Zo zijn de misdaadcijfers hoger in steden dan op het platteland en is de luchtvervuiling ongetwijfeld ongezond. En dan hebben we het nog niet eens over de slechte leefkwaliteit in sloppenwijken. Die lijken, schreef Stewart Brand in 2009 in zijn boek ‘Whole Earth Discipline: An Ecopragmatist Manifesto’, typisch op menselijke beerputten ‘en ruiken bovendien net zo’.

Ondanks deze bezwaren is Brand van mening dat sloppenwijken misschien wel de beste manier zijn om armoede stevig aan te pakken – mits regeringen ervoor zorgen dat de bewoners een redelijke levensstandaard hebben. Om te beginnen bieden steden betere banen die mensen helpen om zichzelf uit de armoedeval te trekken. Ook maakt de hoge concentratie mensen het sneller en goedkoper om voor diensten als onderwijs, sanitaire voorzieningen en elektriciteit te zorgen. Om deze reden concludeerde een VN-rapport uit 2003 dat ‘de enige realistische strategie voor armoedebestrijding is zo veel mogelijk mensen naar de stad te laten verhuizen’.

Satterthwaite heeft hiervan het bewijs uit eerste hand gezien. Hij werkt met zogenaamde vrouwenspaargroepen – de facto banken die arme vrouwen de mogelijkheid bieden een dagelijks schijntje op te slaan – in 22 landen. “Deze ‘banken’ bestaan in dorpen, maar in de stad overleggen ze met elkaar en vormen ze bondgenootschappen, zegt hij. Sommige leden kopen zelfs grond samen. “Steden zijn de plaatsen waar sociale hervormingen altijd hebben plaatsgevonden, en dat gaat niet veranderen”, voegt hij eraan toe.

Al deze voordelen zijn duidelijk in Ordos. Veel van de boeren en herders, die hun gewassen en kuddes achterlieten om banen als beveiliger en ober in Ordos City te nemen, zijn beter af dan ze waren. Wat betreft de veranderingen voor het milieu, komt het lange gras langzaam terug op de verlaten velden, aldus de eerste prognoses. Misschien is dit niet voldoende om te wedijveren met de gloriedagen van de Ordos-vlakte. Wel is het een betrouwbaar teken dat de woestijn zich eindelijk terugtrekt. 

Uit New Scientist, 18 november 2010: ‘City vs country: The concrete jungle is greener’. Vertaling Desiree Hoving.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.