Campus

Eén miljoen om problemen op te werpen

Hoe gaan ingenieurs eigenlijk te werk als ze een product ontwerpen? Die vraag staat centraal bij het onderzoeksproject van de Delftse afdeling techniekfilosofie, waarvoor onderzoeksfinancier NWO een miljoen gulden overheeft.

/strong>

Rond de kerst was de sfeer onder de Delftse filosofen euforisch. Tamelijk onverwacht bleek de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) de aanvraag voor een grootscheeps onderzoeksproject te hebben gehonoreerd. ,,Er waren dertien aanvragen in de categorie filosofisch en theologisch onderzoek, meer dan we hadden verwacht”, zegt dr. Pieter Vermaas, één van de uitvoerders van het project. ,,We moesten opboksen tegen filosofische grootmachten als Amsterdam en Utrecht. We hoopten dat er twee aanvragen zouden worden gehonoreerd, maar het bleek er uiteindelijk maar eentje te zijn. Dat wij het zijn geworden, getuigt van lef bij NWO. De andere aanvragen betreffen meer traditionele vraagstukken uit de geschiedenis van de filosofie, zoiets als de interpretatie van Plato bijvoorbeeld. Wij gaan echt iets heel nieuws doen. Het project is bovendien veel meer interdisciplinair dan gangbaar is.”

Wonderbaarlijk

Wat is nu precies dat Delftse succesnummer? De titel van het project ‘De duale aard van technische artefacten’ bevredigt de nieuwsgierigheid nog niet echt. De onderzoekers Pieter Vermaas en Wybo Houkes zijn echter gewend tekst en uitleg te geven aan een niet filosofisch-geschoold gehoor. ,,Wij gaan ons richten op de ontwerpen van ingenieurs. De vraag is hoe de functies van die producten samenhangen met hun fysische structuur.”

De ingenieur is in de ogen van de Delftse filosofen een wonderbaarlijk wezen. Hij combineert twee beschrijvingswijzen van objecten, die voor filosofen volledig los staan van elkaar: de natuurwetenschappelijke en de ‘intentionele’ (wat wil ik met een object). Vermaas: ,,In het ontwerpproces van een product gaat een ingenieur uit van de functie die het moet hebben. Dat vertaalt hij in een bepaalde fysische structuur. Normaal zijn die twee beschrijvingswijzes gescheiden. Als ik jou wil beschrijven, doe ik dat in termen van je intenties: je bent hier omdat je iets van ons wilt weten. Hoe je neuronen zich gedragen, is dan niet relevant. Het bij elkaar brengen van die twee beschrijvingswijzes is een hels karwei, maar wij gaan dat toelichten aan een praktisch voorbeeld, het technisch artefact.”

De relatie tussen intentie en fysische eigenschappen van een technisch product is meestal juist bijzonder hecht. Houkes: ,,Het gebruik legt beperkingen op aan de fysische structuur. Het antistress-nijlpaardje dat ik hier heb, kan niet van glas zijn.”

Heel veel filosofische problemen, zeggen Houkes en Vermaas, zijn terug te voeren op de twee beschrijvingswijzes. De verhouding van lichaam en geest bijvoorbeeld. ,,We kunnen een bewegende arm natuurwetenschappelijk en intentioneelbeschrijven: de arm bewoog omdat de hersenen van de bewuste persoon de juiste spieren prikkelden én de arm bewoog omdat de persoon zin in koffie had.” De verhouding tussen die twee is daarmee nog onduidelijk.

De ingenieur wijst dus de weg uit het filosofische labyrint. Hij zelf zal zich overigens niet direct van zijn bijzondere gave bewust zijn, erkent het filosofische duo. ,,Een ingenieur zou zichzelf zo niet beschrijven. Maar zo kijkt de filosoof nu eenmaal naar de ingenieur.”

Vervreemding

Hoe pakken de filosofen het onderzoek aan? Gaan ze over de schouder van de ontwerper meekijken? ,,Nee, we gaan niet de TU in om veldwerk te doen. We gaan ontwerpmethodieken bestuderen. Ingenieurs interviewen over hoe ze te werk gaan ligt minder voor de hand, omdat ze een ander begrippenkader hebben.”

Toch zoomt hun project in op het product zelf, zeggen ze. En daarmee breken ze met de techniekfilosofie-oude stijl. ,,De wetenschapsfilosofie is traditioneel altijd geïnteresseerd geweest in natuurwetenschappelijke kennis, minder in technologische kennis. Daarnaast heb je vormen van techniekfilosofie, die de impact van technologie op de maatschappij bestuderen, bijvoorbeeld de vervreemding tussen mens en natuur. De fabriek staat er al, men onderzoekt wat voor gevolgen hij heeft. In onze aanpak onderzoeken we hoe je een fabriek maakt. Veel filosofen zitten op een hoog niveau van abstractie en reageren alleen maar op elkaar. Wij willen heel dicht bij de praktijk staan.”

Het thema komt voort uit een Delftse workshop van filosofen en ingenieurs in het voorjaar van 1998. Gezamenlijk brainstormden ze hoe de techniekfilosofie aan zou kunnen sluiten op de beroepspraktijk van ingenieurs.

Hebben de heren filosofen zelf ook ontwerpervaring? Maken ze zelf wel eens iets? Vermaas: ,,Ik ben theoretisch natuurkundige van huis uit. Ik zet hooguit een kast in elkaar, of een fiets.” Houkes: ,,Ik ben veel te theoretisch om iets te maken. Mijn fascinatie voor het onderwerp is zuiver intellectueel.”

Scheidslijn

Het nut van het project is een heikele zaak. ,,De ingenieur stelt al gauw de vraag: ‘wat heb ik er in de praktijk aan?’. Dat is een vraag die filosofen liefst proberen te vermijden.”Maar de begripshelderheid die Houkes en Vermaas willen verschaffen, kan helpen in maatschappelijke discussies. Vermaas: ,,In het gangbare denken staat een technisch artefact, een dood ding, lijnrecht tegenover een natuurlijk wezen. Dat merk je in discussies over genetisch gemanipuleerde organismes. Omdat ze niet natuurlijk zijn, maar ‘gefabriceerd’, hebben mensen daar negatieve gevoelens over. Terwijl er op moleculair niveau geen verschil met andere wezens is. Wij betogen dat er geen zwart-wit onderscheid is, maar één groot grijs gebied.

De scheidslijnen tussen natuur en technisch artefact liggen niet zo duidelijk als in het emotionele debat wordt verondersteld. Tegenwoordig kun je ook een nieuw natuurgebied’maken’. Het ontwerpproces daarvan lijkt op dat van een technisch artefact.”

Tegelijk is filosoferen ook een soort spel, zo lijkt het. Spelen met begrippen om ze te verduidelijken. Waar ligt bijvoorbeeld de grens tussen technische en sociale artefacten – zonder fysische structuur? Houkes: ,,Geld wordt steeds meer een sociaal artefact, dat niet afhankelijk is van enig materiaal. Eerst was het van goud, nu is het alleen een getal op je bankafschrift.” Ook software, toch een technisch product, past niet helemaal in de hokjes. ,,Het is een artefact, maar niet materieel. Je verwacht van een technisch artefact dat het verrijst in het landschap of dat je het in je huis kunt zetten. Zoiets als software knaagt aan de vooronderstellingen van een technisch artefact”, verklaart Vermaas. Een tafel is niet om op te zitten, maar heeft dat met de vorm of gewoon een sociale conventie te maken? Houkes: ,,Wij onderzoeken of de beschrijving van het begrip past op alles wat we intuïtief technische artefacten noemen.”

Ze zijn geïnteresseerd in problemen, zeggen ze. Waar schieten onze begrippen tekort of beschrijven ze de werkelijkheid niet adequaat? Vermaas: ,,Dat maakt de omgang met TU-studenten wel eens lastig. Zij zoeken naar oplossingen en zijn daar vast heel goed in. Maar dat is onze insteek niet.”

Vrijheid

Vier jaar mogen ze in het project steken, onder supervisie van de hoogleraren dr.ir. Peter Kroes en dr.ir. Anthonie Meijers. Naar twee oio’s wordt nog gezocht. Eén daarvan moet een TU-afgestudeerde zijn, een IO-er bijvoorbeeld. Pieter Vermaas begint op 1 april, Wybo Houkes op 1 september – hij moet eerst nog promoveren op de invloed van Kant op Heidegger, Carnap en Quine. Hoewel NWO een precieze verantwoording van hun tijdsbesteding verlangt (‘we moeten nu al aangeven wat we in januari 2003 gaan doen’), lokt de vrijheid. ,,Academisch gezien is dit te gek”, zegt Vermaas. ,,Vier jaar je alleen maar aan onderzoek wijden.”

Daarna ligt de toekomst nog open. Per se academisch hoeft die niet te zijn, vinden ze. Houkes: ,,Mijn vrouw is ook filosofe, maar ze werkt bij een economisch adviesbureau. Filosofen kunnen heel goed analyseren en mogelijke oplossingen in kaart brengen. Ze zijn alleen wat minder sterk in het kiezen van een oplossing.” Vermaas: ,,Ik zou best eens bij een heel groot en heel slecht bedrijf willen werken. De NS bijvoorbeeld. Daar zou ik best wel willen analyseren wat er mis is.”

Hoe gaan ingenieurs eigenlijk te werk als ze een product ontwerpen? Die vraag staat centraal bij het onderzoeksproject van de Delftse afdeling techniekfilosofie, waarvoor onderzoeksfinancier NWO een miljoen gulden overheeft.

Rond de kerst was de sfeer onder de Delftse filosofen euforisch. Tamelijk onverwacht bleek de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) de aanvraag voor een grootscheeps onderzoeksproject te hebben gehonoreerd. ,,Er waren dertien aanvragen in de categorie filosofisch en theologisch onderzoek, meer dan we hadden verwacht”, zegt dr. Pieter Vermaas, één van de uitvoerders van het project. ,,We moesten opboksen tegen filosofische grootmachten als Amsterdam en Utrecht. We hoopten dat er twee aanvragen zouden worden gehonoreerd, maar het bleek er uiteindelijk maar eentje te zijn. Dat wij het zijn geworden, getuigt van lef bij NWO. De andere aanvragen betreffen meer traditionele vraagstukken uit de geschiedenis van de filosofie, zoiets als de interpretatie van Plato bijvoorbeeld. Wij gaan echt iets heel nieuws doen. Het project is bovendien veel meer interdisciplinair dan gangbaar is.”

Wonderbaarlijk

Wat is nu precies dat Delftse succesnummer? De titel van het project ‘De duale aard van technische artefacten’ bevredigt de nieuwsgierigheid nog niet echt. De onderzoekers Pieter Vermaas en Wybo Houkes zijn echter gewend tekst en uitleg te geven aan een niet filosofisch-geschoold gehoor. ,,Wij gaan ons richten op de ontwerpen van ingenieurs. De vraag is hoe de functies van die producten samenhangen met hun fysische structuur.”

De ingenieur is in de ogen van de Delftse filosofen een wonderbaarlijk wezen. Hij combineert twee beschrijvingswijzen van objecten, die voor filosofen volledig los staan van elkaar: de natuurwetenschappelijke en de ‘intentionele’ (wat wil ik met een object). Vermaas: ,,In het ontwerpproces van een product gaat een ingenieur uit van de functie die het moet hebben. Dat vertaalt hij in een bepaalde fysische structuur. Normaal zijn die twee beschrijvingswijzes gescheiden. Als ik jou wil beschrijven, doe ik dat in termen van je intenties: je bent hier omdat je iets van ons wilt weten. Hoe je neuronen zich gedragen, is dan niet relevant. Het bij elkaar brengen van die twee beschrijvingswijzes is een hels karwei, maar wij gaan dat toelichten aan een praktisch voorbeeld, het technisch artefact.”

De relatie tussen intentie en fysische eigenschappen van een technisch product is meestal juist bijzonder hecht. Houkes: ,,Het gebruik legt beperkingen op aan de fysische structuur. Het antistress-nijlpaardje dat ik hier heb, kan niet van glas zijn.”

Heel veel filosofische problemen, zeggen Houkes en Vermaas, zijn terug te voeren op de twee beschrijvingswijzes. De verhouding van lichaam en geest bijvoorbeeld. ,,We kunnen een bewegende arm natuurwetenschappelijk en intentioneelbeschrijven: de arm bewoog omdat de hersenen van de bewuste persoon de juiste spieren prikkelden én de arm bewoog omdat de persoon zin in koffie had.” De verhouding tussen die twee is daarmee nog onduidelijk.

De ingenieur wijst dus de weg uit het filosofische labyrint. Hij zelf zal zich overigens niet direct van zijn bijzondere gave bewust zijn, erkent het filosofische duo. ,,Een ingenieur zou zichzelf zo niet beschrijven. Maar zo kijkt de filosoof nu eenmaal naar de ingenieur.”

Vervreemding

Hoe pakken de filosofen het onderzoek aan? Gaan ze over de schouder van de ontwerper meekijken? ,,Nee, we gaan niet de TU in om veldwerk te doen. We gaan ontwerpmethodieken bestuderen. Ingenieurs interviewen over hoe ze te werk gaan ligt minder voor de hand, omdat ze een ander begrippenkader hebben.”

Toch zoomt hun project in op het product zelf, zeggen ze. En daarmee breken ze met de techniekfilosofie-oude stijl. ,,De wetenschapsfilosofie is traditioneel altijd geïnteresseerd geweest in natuurwetenschappelijke kennis, minder in technologische kennis. Daarnaast heb je vormen van techniekfilosofie, die de impact van technologie op de maatschappij bestuderen, bijvoorbeeld de vervreemding tussen mens en natuur. De fabriek staat er al, men onderzoekt wat voor gevolgen hij heeft. In onze aanpak onderzoeken we hoe je een fabriek maakt. Veel filosofen zitten op een hoog niveau van abstractie en reageren alleen maar op elkaar. Wij willen heel dicht bij de praktijk staan.”

Het thema komt voort uit een Delftse workshop van filosofen en ingenieurs in het voorjaar van 1998. Gezamenlijk brainstormden ze hoe de techniekfilosofie aan zou kunnen sluiten op de beroepspraktijk van ingenieurs.

Hebben de heren filosofen zelf ook ontwerpervaring? Maken ze zelf wel eens iets? Vermaas: ,,Ik ben theoretisch natuurkundige van huis uit. Ik zet hooguit een kast in elkaar, of een fiets.” Houkes: ,,Ik ben veel te theoretisch om iets te maken. Mijn fascinatie voor het onderwerp is zuiver intellectueel.”

Scheidslijn

Het nut van het project is een heikele zaak. ,,De ingenieur stelt al gauw de vraag: ‘wat heb ik er in de praktijk aan?’. Dat is een vraag die filosofen liefst proberen te vermijden.”Maar de begripshelderheid die Houkes en Vermaas willen verschaffen, kan helpen in maatschappelijke discussies. Vermaas: ,,In het gangbare denken staat een technisch artefact, een dood ding, lijnrecht tegenover een natuurlijk wezen. Dat merk je in discussies over genetisch gemanipuleerde organismes. Omdat ze niet natuurlijk zijn, maar ‘gefabriceerd’, hebben mensen daar negatieve gevoelens over. Terwijl er op moleculair niveau geen verschil met andere wezens is. Wij betogen dat er geen zwart-wit onderscheid is, maar één groot grijs gebied.

De scheidslijnen tussen natuur en technisch artefact liggen niet zo duidelijk als in het emotionele debat wordt verondersteld. Tegenwoordig kun je ook een nieuw natuurgebied’maken’. Het ontwerpproces daarvan lijkt op dat van een technisch artefact.”

Tegelijk is filosoferen ook een soort spel, zo lijkt het. Spelen met begrippen om ze te verduidelijken. Waar ligt bijvoorbeeld de grens tussen technische en sociale artefacten – zonder fysische structuur? Houkes: ,,Geld wordt steeds meer een sociaal artefact, dat niet afhankelijk is van enig materiaal. Eerst was het van goud, nu is het alleen een getal op je bankafschrift.” Ook software, toch een technisch product, past niet helemaal in de hokjes. ,,Het is een artefact, maar niet materieel. Je verwacht van een technisch artefact dat het verrijst in het landschap of dat je het in je huis kunt zetten. Zoiets als software knaagt aan de vooronderstellingen van een technisch artefact”, verklaart Vermaas. Een tafel is niet om op te zitten, maar heeft dat met de vorm of gewoon een sociale conventie te maken? Houkes: ,,Wij onderzoeken of de beschrijving van het begrip past op alles wat we intuïtief technische artefacten noemen.”

Ze zijn geïnteresseerd in problemen, zeggen ze. Waar schieten onze begrippen tekort of beschrijven ze de werkelijkheid niet adequaat? Vermaas: ,,Dat maakt de omgang met TU-studenten wel eens lastig. Zij zoeken naar oplossingen en zijn daar vast heel goed in. Maar dat is onze insteek niet.”

Vrijheid

Vier jaar mogen ze in het project steken, onder supervisie van de hoogleraren dr.ir. Peter Kroes en dr.ir. Anthonie Meijers. Naar twee oio’s wordt nog gezocht. Eén daarvan moet een TU-afgestudeerde zijn, een IO-er bijvoorbeeld. Pieter Vermaas begint op 1 april, Wybo Houkes op 1 september – hij moet eerst nog promoveren op de invloed van Kant op Heidegger, Carnap en Quine. Hoewel NWO een precieze verantwoording van hun tijdsbesteding verlangt (‘we moeten nu al aangeven wat we in januari 2003 gaan doen’), lokt de vrijheid. ,,Academisch gezien is dit te gek”, zegt Vermaas. ,,Vier jaar je alleen maar aan onderzoek wijden.”

Daarna ligt de toekomst nog open. Per se academisch hoeft die niet te zijn, vinden ze. Houkes: ,,Mijn vrouw is ook filosofe, maar ze werkt bij een economisch adviesbureau. Filosofen kunnen heel goed analyseren en mogelijke oplossingen in kaart brengen. Ze zijn alleen wat minder sterk in het kiezen van een oplossing.” Vermaas: ,,Ik zou best eens bij een heel groot en heel slecht bedrijf willen werken. De NS bijvoorbeeld. Daar zou ik best wel willen analyseren wat er mis is.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.