Onderwijs

‘Een goede ingenieur durft nee te zeggen’

Deze week start de tweede editie van de Internationale Architectuur Biënnale in Rotterdam. Curator is de stedenbouwkundige en landschapsarchitect Adriaan Geuze (45), onder meer bekend van het ontwerp voor het Rotterdamse Schouwburgplein.

Een man met vaak uitgesproken meningen. Ook over ingenieurs.

Het thema van de tweede Architectuur Biënnale luidt: de zondvloed. Dat roept apocalyptische beelden op. Smeltende ijskappen, Amersfoort aan Zee.

“Het onheilsvisioen van een grote overstroming is altijd bepalend geweest voor de Nederlandse cultuur. We hebben nu eenmaal een geschiedenis van rampen voorkomen en land maken.”

De discussie over klimaatverandering kent veel onzekerheden en elkaar tegensprekende prognoses. Is dat niet lastig als je het over de toekomstige inrichting van Nederland hebt?

“Ik ben niet geïnteresseerd in de finesses van het academische debat over klimaatverandering. Iedereen is het er over eens dat de zeespiegel zal stijgen, al weet niemand hoeveel. We zullen afwisselend heftigere regenbuien en grotere droogtes kennen, en de rivieren zullen tijdens de pieken meer water moeten afvoeren. Het staat ook vast dat de kracht van de golven zal toenemen. En statistisch valt niet te ontkennen dat Nederland zakt door inklinking: hoe harder we pompen, hoe dieper we zakken. Om al deze verschijnselen het hoofd te bieden, zullen we deze eeuw honderden miljarden euro’s in de waterhuishouding moeten investeren.”

U heeft ook de bouw- en vastgoedsector bij de biënnale betrokken.

“Over de toekomstige inrichting van Nederland kun je interessante academische debatten voeren. Maar de vraag ‘hoe gaan we het straks precies aanpakken?’ is minstens zo belangrijk. Tot mijn aangename verrassing blijkt de marktsector erg in dat onderwerp geïnteresseerd. De aanpak van die sector past ook in een oude Nederlandse traditie, heb ik ontdekt.

In het kader van de biënnale hebben we uitgebreid onderzoek gedaan naar de wijze waarop in Nederland vanaf de dertiende eeuw polders zijn gemaakt. Wat opviel was hoe pragmatisch dat poldermaken altijd is gegaan: geen lange procedures, maar zoeken naar de oplossing waarmee je het snelst het geïnvesteerde geld terugverdient. En dat gekoppeld aan een lange traditie van masterplanning, die zijn hoogtepunt bereikte in de Zuiderzeewerken en de Deltawerken.

De strijd tegen het water is ook een geschiedenis van verval, faillissementen, noodlot, toeval. Rare experimenten sieren onze poldergeschiedenis evenzeer als de heroïsche verhalen over Lely en Leeghwater. Als je de archieven induikt kom je bij die vergeten geschiedenis terecht. Heel interessant.”

Maar wat heeft dat te maken met de rol van de marktsector bij de inrichting van Nederland?

“Vroeger stond bij grote infrastructurele projecten geld verdienen voorop. Daar is niets mis mee, het heeft zelfs heel poëtische landschappen opgeleverd. Dus ik ben blij dat de marktsector nu kansen ziet in de waterhuishouding. Natuurlijk om geld te verdienen, wat dacht jij? Maar ze zien ook mogelijkheden om Nederland veiliger te maken.

De grote infrastructurele ingrepen zouden pragmatisch moeten zijn. En met pragmatisch bedoel ik meer dan alleen boerenverstand. Het gaat me om een aanpak die slim is, winst oplevert, maximaal gebruik maakt van de technische mogelijkheden, enzovoorts. Maar de Wet op de Ruimtelijke Ordening in Nederland maakt het heel erg moeilijk om nog zo te werken. De procedure gaat boven de visie. De grote infrastructurele werken van deze tijd, zoals de hogesnelheidslijn, lijken helemaal op zichzelf te staan: er is geen overkoepelende visie. Door alle procedures duurt het meer dan vijftien jaar om zo’n project uit te voeren. Uiteindelijk rolt er dan iets uit dat sterk afwijkt van de oorspronkelijke intenties en waar niemand blij mee is. En niemand voelt zich meer verantwoordelijk.”

Is het een kwestie van doorgeslagen democratisering?

“Daar mogen anderen over oordelen. Maar je ziet het ook in de gezondheidszorg en het onderwijs. Een wereld van managers en regels die ver van de realiteit afstaat. Nederland is ongelooflijk bureaucratisch, en in de wereld van de ruimtelijke ordening vind je dat heel sterk terug: krattenvol nota’s, een beleidsinstrumentarium waarvan niemand meer weet of het nog wel werkt en een absurde verkruimeling van macht. Daarmee wordt Nederland ernstig gehandicapt.

Delftse ingenieurs zullen een niet onbelangrijke rol spelen als het om de toekomstige inrichting van Nederland gaat. Moeten ze over een bepaalde mentaliteit beschikken om niet kopje onder te gaan in de bureaucratie?

“Natuurlijk moeten ingenieurs proberen de samenleving te begrijpen, en buiten hun eigen ingenieursinteresses durven te stappen. Maar ik vind wel dat de ingenieurs sinds de jaren zeventig zijn lamgeslagen. Alsof ze iets te vaak verteld is dat ze zich moeten schamen voor al het kwaad dat ze de wereld hebben berokkend met hun asfalt en beton. Ik kom regelmatig ingenieurs tegen die praten alsof ze de sociale academie hebben gedaan. Tegen die mensen zeg ik keihard: wees nou eens trots dat je ingenieur bent! Praat als een ingenieur, gedraag je als een ingenieur en verbijster iedereen met je werk als ingenieur! Zorg dat je efficiënt en doelmatig en pragmatisch en innovatief bent en haal het beste uit je vak.

Het zou ook goed zijn als ingenieurs zich nadrukkelijker manifesteerden. Neem de Zuidplaspolder, een gebied tussen Rotterdam, Zoetermeer en Gouda. Men wil daar het water wegpompen om er woonwijken en bedrijfsterreinen te bouwen. Waterstaatkundig is dat een hachelijk avontuur. Als de waterkering bij Krimpen het een keer niet doet gaat het mis. En je kunt de diepste polders veel beter gebruiken voor de opslag van water. Als je steeds hevigere buien krijgt, moet je zeker in de stedelijke gebieden plekken hebben waar je dat water kunt bufferen.

De ingenieurs in het waterschap hebben aanvankelijk verklaard dat de plannen onverstandig waren. Maar ze zijn in hun hok gejaagd en hebben later gezegd: tja, als de maatschappij dit soort keuzes wil maken, moeten we daarbij maar helpen. Ingenieurs zouden in zo’n geval moeten durven zeggen: wij hebben er voor doorgeleerd, het is een slecht idee en we doen het niet. Punt.”

U heeft in interviews geconstateerd dat het landschap in de ‘zuidvleugel’ van de Randstad . de regio Rotterdam, Den Haag, Gouda . inmiddels grondig ‘verrommeld’ is.

“In dat gebied is zonder dat er één keer over is gediscussieerd het model van Los Angeles toegepast. De binnenstad is een soort Koopgoot. Om het centrum liggen wijken waar vooral laagopgeleide mensen wonen. En buiten de stad strekt zich een onafzienbare huizenzee uit: anonieme wijken voor de middenklasse die over twintig jaar al verouderd zijn.

Het landschap is voorgoed veranderd, en ik vraag me af: wie heeft dat besloten, en waarom? Ik weet het niet. Het fascineert me, maar het heeft ook iets beangstigends.”

Had die ontwikkeling voorkomen kunnen worden? Er is natuurlijk de druk van de groeiende bevolking…

“Maar die druk had je in de noordvleugel van de Randstad ook. En toch is het beeld daar heel anders. Daar zijn de groene tussengebieden niet aangetast, en er liggen ook geen plannen om dat te gaan doen. De noordvleugel voldoet nog aan het beeld van de Randstad als een unieke metropool, waar je kunt genieten van de grote stad maar ook makkelijk de drukte kunt ontvluchten.

Utrecht, Amsterdam en Haarlem kennen ook niet het verval dat je in Rotterdam, Den Haag en Dordrecht ziet. Als je naar de statistieken kijkt over vestigingsklimaat, economische productie, hoogwaardige technologie, veiligheid en de aanwezigheid van een culturele voorhoede, moet je concluderen dat de zuidvleugel het verliest van de noordvleugel.”

Zelf bent u als stedenbouwkundige nauw betrokken bij een project dat de middenklasse weer naar Rotterdam moet lokken: de grondige vernieuwing van de volksbuurt Crooswijk. Een deel van de huidige buurtbevolking verzet zich daar echter met hand en tand tegen.

“Het gemeentebestuur van Rotterdam heeft gezegd: de wijk van de toekomst is een gemengde wijk. Daar ben ik het als stedenbouwkundige mee eens. En dan heb ik het niet over die idiote discussie over etniciteit, waarbij vergeten wordt dat Rotterdam óók een allochtone middenklasse heeft die wel eens de toekomst van de stad zou kunnen vormen. Nee, ik bedoel een gemengde wijk in de traditie van Berlage: aangenaam, licht, ruim bemeten, met woningen voor zowel de lagere als de hogere inkomens.

Een deel van de oppositie roept nu dat de gemeente aan ‘bevolkingspolitiek’ doet. En inderdaad: als de gemeente bepaalt dat dertig procent van de woningen onder sociale woningbouw moet vallen, en dat de rest is bestemd voor kopers en huurders die wat meer verdienen, heeft dat invloed op de samenstelling van de wijk. Maar in de tijd dat men in de oude wijken vooral goedkope woningen bouwde, deed men natuurlijk evengoed aan ‘bevolkingspolitiek’. Of wat dacht je van de Vinex-wijken, waar het percentage sociale woningbouw juist ver onder de dertig procent ligt?

Dit is ook een ‘Delftse’ discussie. De actiegroep in Crooswijk laat zich bijstaan door mensen die tijdens de Rotterdamse stadsvernieuwing van de jaren zeventig belangrijke functies hadden binnen de gemeentelijke diensten. Die diensten kenden destijds een grote instroom van Delftse, links georiënteerde stedenbouwkundigen. Die mensen zijn nu tegen, maar ze komen niet met een goed alternatief.”

Maar goed: een deel van de oude bevolking van Crooswijk zal elders moeten gaan wonen. Dat is natuurlijk niet voor iedereen prettig.

“Het Woonbedrijf Rotterdam, dat het overgrote deel van de woningen bezit, heeft enkele jaren geleden met Rotterdamse voortvarendheid aan de bewoners van Crooswijk verteld dat het onvermijdelijk was dat de buurt grotendeels zal worden afgebroken. Veel bewoners hebben die plannen omarmd, want de wijk zit vol drugsproblemen en criminaliteit. Niet de hele wijk, maar er is een aantal straten . als je daar komt, schrik je echt.

Uiteindelijk is er een regeling getroffen: bewoners die in Crooswijk wilden blijven wonen, moesten zich aanmelden. Voor hen zou een aantal projecten worden gestart.”

Iedereen die wil blijven kan blijven?

“Dat werd gezegd. Toen. Maar inmiddels zijn heel wat buurtbewoners weer verhuisd, en er is elk jaar wel een nieuwe bevolkingscategorie bijgekomen. Wie heeft dan nog het recht om straks in Crooswijk terug te keren? Dat is een moeilijke vraag.

Ik blijf het een goed uitgangspunt vinden om in de traditie van Berlage een wijk te maken die de tand des tijds kan doorstaan en waar de bevolking een afspiegeling vormt van een ‘normale’ samenleving: jong en oud, gezinnen en koppels en alleenstaanden, ‘rijk’ en ‘arm’ door elkaar. Gemiddeld zullen de huizen dus duurder worden. Wat betekent dat voor de huidige bewoners? Ik denk dat je dat per individu moet bekijken. Daar is durf voor nodig. Maar anders kom je er niet uit.”

Denkt u dat zoiets ook zal gebeuren?

“Ik hoop het. Politieke belangen spelen natuurlijk ook een rol. Vroeger was Crooswijk een echt PvdA-bastion, sinds de overwinning van Fortuyn weten de partijen dat je er kiezers kunt winnen. Dat kan voor oppositiepartijen een reden zijn om de tegenstanders van de plannen in Crooswijk voluit te steunen.”

Ergert u dat?

“Nee, want de waarheid ligt in het midden. In het sufferdje van Crooswijk lees je brieven met als strekking: de gemeente is onbetrouwbaar en bedrijft bevolkingspolitiek, mensen met een laag inkomen worden weggepest. Vlak daarnaast staat dan een brief met een heel ander verhaal: waar waren die mensen die zich nu zo tegen stadsvernieuwing verzetten vijf jaar geleden, toen we wanhopig naar oplossingen zochten om de wijk te behoeden voor verloedering? Voor beide standpunten valt iets te zeggen. Het is een ingewikkelde materie. Je moet echt de nuance zoeken.”

www.iabr.nl

www.west8.nl
WIE IS ADRIAAN GEUZE?

Prof.ir. Adriaan Geuze (Dordrecht, 1960) studeerde landschapsarchitectuur in Wageningen. In 1987 richtte hij West 8 op, een Rotterdams bureau voor stedenbouwkunde en landschapsarchitectuur.

West 8 verwierf in de jaren negentig onder meer bekendheid met een gemengde woonwijk op de schiereilanden Borneo-Sporenburg in Amsterdam-Oost. Geuze ontwierp ook de brug die beide eilanden verbindt. Tot de meest opvallende opdrachten van West 8 in het buitenland behoort het Buona Vista Park in Singapore.

Geuze was van 1996 tot 2000 bijzonder hoogleraar woningbouw aan de faculteit Bouwkunde van de TU Delft. Hij noemt de Deltametropool als voorbeeld van een op de TU Delft ontwikkeld concept dat langzaam de interesse van de politiek begint te wekken. Geuze doceerde ook aan Harvard.

Geuze woont met vrouw en drie kinderen in de Rotterdamse buurt Kralingen. Met een groep ouders nam hij het initiatief voor een ‘grijze’ school, door op een zwarte school in één keer zestig procent kinderen van blanke, goedopgeleide ouders te laten instromen.

In interviews hekelde Geuze het feit dat hij drie kwartier met zijn kinderen moet fietsen om nog koeien te zien. Bij wijze van protest liet hij vorig jaar voor een tijdje drie reusachtige opblaaskoeien plaatsen in een weiland langs de snelweg.

(Foto’s: Hans Stakelbeek/FMAX)

Het thema van de tweede Architectuur Biënnale luidt: de zondvloed. Dat roept apocalyptische beelden op. Smeltende ijskappen, Amersfoort aan Zee.

“Het onheilsvisioen van een grote overstroming is altijd bepalend geweest voor de Nederlandse cultuur. We hebben nu eenmaal een geschiedenis van rampen voorkomen en land maken.”

De discussie over klimaatverandering kent veel onzekerheden en elkaar tegensprekende prognoses. Is dat niet lastig als je het over de toekomstige inrichting van Nederland hebt?

“Ik ben niet geïnteresseerd in de finesses van het academische debat over klimaatverandering. Iedereen is het er over eens dat de zeespiegel zal stijgen, al weet niemand hoeveel. We zullen afwisselend heftigere regenbuien en grotere droogtes kennen, en de rivieren zullen tijdens de pieken meer water moeten afvoeren. Het staat ook vast dat de kracht van de golven zal toenemen. En statistisch valt niet te ontkennen dat Nederland zakt door inklinking: hoe harder we pompen, hoe dieper we zakken. Om al deze verschijnselen het hoofd te bieden, zullen we deze eeuw honderden miljarden euro’s in de waterhuishouding moeten investeren.”

U heeft ook de bouw- en vastgoedsector bij de biënnale betrokken.

“Over de toekomstige inrichting van Nederland kun je interessante academische debatten voeren. Maar de vraag ‘hoe gaan we het straks precies aanpakken?’ is minstens zo belangrijk. Tot mijn aangename verrassing blijkt de marktsector erg in dat onderwerp geïnteresseerd. De aanpak van die sector past ook in een oude Nederlandse traditie, heb ik ontdekt.

In het kader van de biënnale hebben we uitgebreid onderzoek gedaan naar de wijze waarop in Nederland vanaf de dertiende eeuw polders zijn gemaakt. Wat opviel was hoe pragmatisch dat poldermaken altijd is gegaan: geen lange procedures, maar zoeken naar de oplossing waarmee je het snelst het geïnvesteerde geld terugverdient. En dat gekoppeld aan een lange traditie van masterplanning, die zijn hoogtepunt bereikte in de Zuiderzeewerken en de Deltawerken.

De strijd tegen het water is ook een geschiedenis van verval, faillissementen, noodlot, toeval. Rare experimenten sieren onze poldergeschiedenis evenzeer als de heroïsche verhalen over Lely en Leeghwater. Als je de archieven induikt kom je bij die vergeten geschiedenis terecht. Heel interessant.”

Maar wat heeft dat te maken met de rol van de marktsector bij de inrichting van Nederland?

“Vroeger stond bij grote infrastructurele projecten geld verdienen voorop. Daar is niets mis mee, het heeft zelfs heel poëtische landschappen opgeleverd. Dus ik ben blij dat de marktsector nu kansen ziet in de waterhuishouding. Natuurlijk om geld te verdienen, wat dacht jij? Maar ze zien ook mogelijkheden om Nederland veiliger te maken.

De grote infrastructurele ingrepen zouden pragmatisch moeten zijn. En met pragmatisch bedoel ik meer dan alleen boerenverstand. Het gaat me om een aanpak die slim is, winst oplevert, maximaal gebruik maakt van de technische mogelijkheden, enzovoorts. Maar de Wet op de Ruimtelijke Ordening in Nederland maakt het heel erg moeilijk om nog zo te werken. De procedure gaat boven de visie. De grote infrastructurele werken van deze tijd, zoals de hogesnelheidslijn, lijken helemaal op zichzelf te staan: er is geen overkoepelende visie. Door alle procedures duurt het meer dan vijftien jaar om zo’n project uit te voeren. Uiteindelijk rolt er dan iets uit dat sterk afwijkt van de oorspronkelijke intenties en waar niemand blij mee is. En niemand voelt zich meer verantwoordelijk.”

Is het een kwestie van doorgeslagen democratisering?

“Daar mogen anderen over oordelen. Maar je ziet het ook in de gezondheidszorg en het onderwijs. Een wereld van managers en regels die ver van de realiteit afstaat. Nederland is ongelooflijk bureaucratisch, en in de wereld van de ruimtelijke ordening vind je dat heel sterk terug: krattenvol nota’s, een beleidsinstrumentarium waarvan niemand meer weet of het nog wel werkt en een absurde verkruimeling van macht. Daarmee wordt Nederland ernstig gehandicapt.

Delftse ingenieurs zullen een niet onbelangrijke rol spelen als het om de toekomstige inrichting van Nederland gaat. Moeten ze over een bepaalde mentaliteit beschikken om niet kopje onder te gaan in de bureaucratie?

“Natuurlijk moeten ingenieurs proberen de samenleving te begrijpen, en buiten hun eigen ingenieursinteresses durven te stappen. Maar ik vind wel dat de ingenieurs sinds de jaren zeventig zijn lamgeslagen. Alsof ze iets te vaak verteld is dat ze zich moeten schamen voor al het kwaad dat ze de wereld hebben berokkend met hun asfalt en beton. Ik kom regelmatig ingenieurs tegen die praten alsof ze de sociale academie hebben gedaan. Tegen die mensen zeg ik keihard: wees nou eens trots dat je ingenieur bent! Praat als een ingenieur, gedraag je als een ingenieur en verbijster iedereen met je werk als ingenieur! Zorg dat je efficiënt en doelmatig en pragmatisch en innovatief bent en haal het beste uit je vak.

Het zou ook goed zijn als ingenieurs zich nadrukkelijker manifesteerden. Neem de Zuidplaspolder, een gebied tussen Rotterdam, Zoetermeer en Gouda. Men wil daar het water wegpompen om er woonwijken en bedrijfsterreinen te bouwen. Waterstaatkundig is dat een hachelijk avontuur. Als de waterkering bij Krimpen het een keer niet doet gaat het mis. En je kunt de diepste polders veel beter gebruiken voor de opslag van water. Als je steeds hevigere buien krijgt, moet je zeker in de stedelijke gebieden plekken hebben waar je dat water kunt bufferen.

De ingenieurs in het waterschap hebben aanvankelijk verklaard dat de plannen onverstandig waren. Maar ze zijn in hun hok gejaagd en hebben later gezegd: tja, als de maatschappij dit soort keuzes wil maken, moeten we daarbij maar helpen. Ingenieurs zouden in zo’n geval moeten durven zeggen: wij hebben er voor doorgeleerd, het is een slecht idee en we doen het niet. Punt.”

U heeft in interviews geconstateerd dat het landschap in de ‘zuidvleugel’ van de Randstad . de regio Rotterdam, Den Haag, Gouda . inmiddels grondig ‘verrommeld’ is.

“In dat gebied is zonder dat er één keer over is gediscussieerd het model van Los Angeles toegepast. De binnenstad is een soort Koopgoot. Om het centrum liggen wijken waar vooral laagopgeleide mensen wonen. En buiten de stad strekt zich een onafzienbare huizenzee uit: anonieme wijken voor de middenklasse die over twintig jaar al verouderd zijn.

Het landschap is voorgoed veranderd, en ik vraag me af: wie heeft dat besloten, en waarom? Ik weet het niet. Het fascineert me, maar het heeft ook iets beangstigends.”

Had die ontwikkeling voorkomen kunnen worden? Er is natuurlijk de druk van de groeiende bevolking…

“Maar die druk had je in de noordvleugel van de Randstad ook. En toch is het beeld daar heel anders. Daar zijn de groene tussengebieden niet aangetast, en er liggen ook geen plannen om dat te gaan doen. De noordvleugel voldoet nog aan het beeld van de Randstad als een unieke metropool, waar je kunt genieten van de grote stad maar ook makkelijk de drukte kunt ontvluchten.

Utrecht, Amsterdam en Haarlem kennen ook niet het verval dat je in Rotterdam, Den Haag en Dordrecht ziet. Als je naar de statistieken kijkt over vestigingsklimaat, economische productie, hoogwaardige technologie, veiligheid en de aanwezigheid van een culturele voorhoede, moet je concluderen dat de zuidvleugel het verliest van de noordvleugel.”

Zelf bent u als stedenbouwkundige nauw betrokken bij een project dat de middenklasse weer naar Rotterdam moet lokken: de grondige vernieuwing van de volksbuurt Crooswijk. Een deel van de huidige buurtbevolking verzet zich daar echter met hand en tand tegen.

“Het gemeentebestuur van Rotterdam heeft gezegd: de wijk van de toekomst is een gemengde wijk. Daar ben ik het als stedenbouwkundige mee eens. En dan heb ik het niet over die idiote discussie over etniciteit, waarbij vergeten wordt dat Rotterdam óók een allochtone middenklasse heeft die wel eens de toekomst van de stad zou kunnen vormen. Nee, ik bedoel een gemengde wijk in de traditie van Berlage: aangenaam, licht, ruim bemeten, met woningen voor zowel de lagere als de hogere inkomens.

Een deel van de oppositie roept nu dat de gemeente aan ‘bevolkingspolitiek’ doet. En inderdaad: als de gemeente bepaalt dat dertig procent van de woningen onder sociale woningbouw moet vallen, en dat de rest is bestemd voor kopers en huurders die wat meer verdienen, heeft dat invloed op de samenstelling van de wijk. Maar in de tijd dat men in de oude wijken vooral goedkope woningen bouwde, deed men natuurlijk evengoed aan ‘bevolkingspolitiek’. Of wat dacht je van de Vinex-wijken, waar het percentage sociale woningbouw juist ver onder de dertig procent ligt?

Dit is ook een ‘Delftse’ discussie. De actiegroep in Crooswijk laat zich bijstaan door mensen die tijdens de Rotterdamse stadsvernieuwing van de jaren zeventig belangrijke functies hadden binnen de gemeentelijke diensten. Die diensten kenden destijds een grote instroom van Delftse, links georiënteerde stedenbouwkundigen. Die mensen zijn nu tegen, maar ze komen niet met een goed alternatief.”

Maar goed: een deel van de oude bevolking van Crooswijk zal elders moeten gaan wonen. Dat is natuurlijk niet voor iedereen prettig.

“Het Woonbedrijf Rotterdam, dat het overgrote deel van de woningen bezit, heeft enkele jaren geleden met Rotterdamse voortvarendheid aan de bewoners van Crooswijk verteld dat het onvermijdelijk was dat de buurt grotendeels zal worden afgebroken. Veel bewoners hebben die plannen omarmd, want de wijk zit vol drugsproblemen en criminaliteit. Niet de hele wijk, maar er is een aantal straten . als je daar komt, schrik je echt.

Uiteindelijk is er een regeling getroffen: bewoners die in Crooswijk wilden blijven wonen, moesten zich aanmelden. Voor hen zou een aantal projecten worden gestart.”

Iedereen die wil blijven kan blijven?

“Dat werd gezegd. Toen. Maar inmiddels zijn heel wat buurtbewoners weer verhuisd, en er is elk jaar wel een nieuwe bevolkingscategorie bijgekomen. Wie heeft dan nog het recht om straks in Crooswijk terug te keren? Dat is een moeilijke vraag.

Ik blijf het een goed uitgangspunt vinden om in de traditie van Berlage een wijk te maken die de tand des tijds kan doorstaan en waar de bevolking een afspiegeling vormt van een ‘normale’ samenleving: jong en oud, gezinnen en koppels en alleenstaanden, ‘rijk’ en ‘arm’ door elkaar. Gemiddeld zullen de huizen dus duurder worden. Wat betekent dat voor de huidige bewoners? Ik denk dat je dat per individu moet bekijken. Daar is durf voor nodig. Maar anders kom je er niet uit.”

Denkt u dat zoiets ook zal gebeuren?

“Ik hoop het. Politieke belangen spelen natuurlijk ook een rol. Vroeger was Crooswijk een echt PvdA-bastion, sinds de overwinning van Fortuyn weten de partijen dat je er kiezers kunt winnen. Dat kan voor oppositiepartijen een reden zijn om de tegenstanders van de plannen in Crooswijk voluit te steunen.”

Ergert u dat?

“Nee, want de waarheid ligt in het midden. In het sufferdje van Crooswijk lees je brieven met als strekking: de gemeente is onbetrouwbaar en bedrijft bevolkingspolitiek, mensen met een laag inkomen worden weggepest. Vlak daarnaast staat dan een brief met een heel ander verhaal: waar waren die mensen die zich nu zo tegen stadsvernieuwing verzetten vijf jaar geleden, toen we wanhopig naar oplossingen zochten om de wijk te behoeden voor verloedering? Voor beide standpunten valt iets te zeggen. Het is een ingewikkelde materie. Je moet echt de nuance zoeken.”

www.iabr.nl

www.west8.nl
WIE IS ADRIAAN GEUZE?

Prof.ir. Adriaan Geuze (Dordrecht, 1960) studeerde landschapsarchitectuur in Wageningen. In 1987 richtte hij West 8 op, een Rotterdams bureau voor stedenbouwkunde en landschapsarchitectuur.

West 8 verwierf in de jaren negentig onder meer bekendheid met een gemengde woonwijk op de schiereilanden Borneo-Sporenburg in Amsterdam-Oost. Geuze ontwierp ook de brug die beide eilanden verbindt. Tot de meest opvallende opdrachten van West 8 in het buitenland behoort het Buona Vista Park in Singapore.

Geuze was van 1996 tot 2000 bijzonder hoogleraar woningbouw aan de faculteit Bouwkunde van de TU Delft. Hij noemt de Deltametropool als voorbeeld van een op de TU Delft ontwikkeld concept dat langzaam de interesse van de politiek begint te wekken. Geuze doceerde ook aan Harvard.

Geuze woont met vrouw en drie kinderen in de Rotterdamse buurt Kralingen. Met een groep ouders nam hij het initiatief voor een ‘grijze’ school, door op een zwarte school in één keer zestig procent kinderen van blanke, goedopgeleide ouders te laten instromen.

In interviews hekelde Geuze het feit dat hij drie kwartier met zijn kinderen moet fietsen om nog koeien te zien. Bij wijze van protest liet hij vorig jaar voor een tijdje drie reusachtige opblaaskoeien plaatsen in een weiland langs de snelweg.

(Foto’s: Hans Stakelbeek/FMAX)

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.