Campus

Een executieplaats voor Saddam

Ingenieurs in gewetensnood kunnen maar beter niet naar de Kivi-gedragscode grijpen: die biedt weinig houvast. “Te vaag, te veel tegenstrijdigheden”, is een veelgehoorde kwalificatie op de TU Delft.

Gelukkig kan de code wel dienen om de discussie over ingenieursethiek aan te zwengelen.

Wie kritisch kijkt naar de gedragscode die sinds herfst 2003 geldt voor alle leden van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs (Kivi) ontdekt flinke gaten. De gedragsregels passen op twee A4’tjes. De algemene gedragsregels draaien om competentie en integriteit, daarnaast zijn er gedragsregels over de verantwoordelijkheid van de ingenieur ten opzichte van de maatschappij, de opdrachtgever of werkgever, de medewerkers en ten slotte de mede-ingenieurs en collega’s.

Vooral die eerste twee verantwoordelijkheden blijken lastig te combineren. Neem het onderwerp geheimhoudingsplicht. De gedragscode van de Amerikaanse National Society of Professional Engineers (Nspe) is daar helder over: ingenieurs mogen geen feiten, data of informatie onthullen zonder toestemming van werkgever of opdrachtgever % ‘except as authorized or required by law or this code’. Dat laatste bijzinnetje biedt potentiële klokkenluiders houvast. Maar in de Kivi-gedragscode staat kortweg: ‘Ingenieurs nemen geheimhoudingsplicht in acht’. De gedragsregel die daaraan vooraf gaat trekt de riem helemaal strak aan: ‘Ingenieurs behartigen loyaal de belangen van hun werkgever en/of de opdrachtgever’.

Ander voorbeeld. De code van de Ieee, de Amerikaanse beroepsvereniging voor elektrotechnische ingenieurs, roept de leden op om ‘zaken die het publiek of het milieu kunnen bedreigen onmiddellijk bekend te maken’. Zoek je in de Kivi-code naar een vergelijkbare gedragsregel, dan kom je niet verder dan: ‘Ingenieurs werken mee aan voorlichting aan het publiek’.

“Ik vermoed dat het Kivi een beetje bang is om de vingers te branden”, zegt dr.ir. Ibo van de Poel, onderzoeker en docent bij de sectie filosofie en ethiek van Techniek, Bestuur en Management. “Werkgevers willen geen code die in hun ogen teveel ruimte biedt aan klokkenluiders.”

“Idealen zijn verweven met wensen van werkgevers”, constateert ook drs. Patricia Osseweijer, manager bij de afdeling biotechnologie van de faculteit Technische Natuurwetenschappen. Osseweijer vindt de gedragsregel dat ingenieurs loyaal de belangen van hun werkgever of opdrachtgever moeten behartigen ’te ver gaan’.
Waarden

Er zijn meer gedragsregels in de Kivi-code die wringen. ‘Ingenieurs houden rekening met de culturele waarden van het land waarin zij werken’, bijvoorbeeld. “Buitengewoon ongelukkig geformuleerd”, vindt Van de Poel. “Dat zinnetje is zo eenzijdig, dat het onzin wordt. Als Stork in China werkt, mag dat bedrijf dan minder strenge veiligheidsmaatregelen treffen dan in Nederland? Daar kun je over twisten.” Osseweijer: “Natuurlijk, de ingenieur die een waterput bouwt, moet rekening houden met de plaatselijke gebruiken. Maar wat als een mensen het voeren van een heilige oorlog als een culturele waarde beschouwen?”

Van de Poel voelt wel voor een aanvullende gedragsregel die werkzaamheden verbiedt in dictatoriale landen voor zover die de repressie en schending van mensenrechten ondersteunen. Van de Poel: “Bedrijven en ingenieurs hebben reden om met opdrachten in zulke landen terughoudend te zijn. Ik sprak vorig jaar iemand van het ingenieursbedrijf DHV. Hij vertelde dat zijn bedrijf in 1980 een huisvestingsproject in het Irak van Saddam Hoessein deed. Opeens moesten de werktekeningen van de autoriteiten worden aangepast. Het bleek om een gevangenis met executieplaats te gaan! Gelukkig was het bedrijf in staat onder het contract uit te komen.”

Ook nu kunnen ingenieurs stuiten op dilemma’s die je niet wegpoetst met een regel over ‘rekening houden met culturele waarden’. Het offshorebedrijf IHC Caland is door politiek, niet-gouvernementele organisaties, banken en zelfs aandeelhouders onder zware druk gezet om zich uit Birma terug te trekken. Maar het bedrijf wil het huidige contract uitdienen. Dat loopt af in 2015. Van de Poel: “IHC Caland heeft zich eens verdedigd met het argument dat ze door hun offshorewerkzaamheden letterlijk geen zicht had op wat zich allemaal in Birma afspeelde. Zo’n houding wordt tegenwoordig minder snel getolereerd. Mensenrechten zijn een issue geworden voor bedrijven.” Bedrijfscodes leggen meer gewicht in de schaal dan een gedragscode, omdat bedrijven door de publieke opinie keihard op hun principes kunnen worden afgerekend.

Deugt er niets aan de gedragscode? Jawel: hij geeft aanleiding om te praten over de ethiek van de ingenieur. Zo heeft prof.dr.ir. Sybrand van der Zwaag (Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek) de code behandeld in zijn collegeover ethiek. “De code had concreter en uitdagender mogen zijn. Maar het is een eerste stap in de goede richting.” Eén van zijn studenten, vierdejaars Reinout van der Meulen: “Als leidraad is de code nuttig. Maar ik verwacht niet dat het later mijn bijbel zal zijn.”

Van der Meulen voorziet een probleem: wat doe je als je werkgever de code niet wil naleven? “Zo’n code functioneert slechts als er harde wetgeving naast staat. Voor milieu en veiligheid kun je duidelijke normen opstellen, maar ethische kwesties zijn vaak ongrijpbaar.”

Veel afstudeerders bij L&R kiezen voor defensieprojecten. “Ik ken genoeg mensen die het fantastisch vinden om bij een militair bedrijf stage te lopen”, vertelt Van der Meulen. “Ik weet zeker dat ze nog geen halve seconde stilstaan bij het feit dat ze misschien zullen meewerken aan het produceren van wapens waar mogelijk mensen mee vermoord zullen worden.”

Van der Meulen ziet zichzelf niet zo snel werken in de defensie-industrie. “Ik wil meer de richting van zeilboten op.” Echt moeite zou hij er niet mee hebben. “Meewerken aan offensieve wapens vind ik problematischer dan meewerken aan defensieve wapens. Maar als ik het niet doe, doet iemand anders het. Er worden helaas nog altijd wapens geproduceerd en oorlogen gevoerd. Daar kan ik niets aan doen. De fout ligt bij de mensen die de beslissingen nemen.”

Prof.dr.ir. Theo van Holten (L&R) had vorig jaar een afstudeerder die bij het Prins Maurits Lab van TNO wilde werken aan het optimaliseren van granaatbanen. “Mijn eerste reactie was: het lijkt me geen leuk onderwerp, nogal bloeddorstig. Maar wie ben ik om een student op te dringen wat hij wel of niet leuk mag vinden? Dat is ook niet ethisch.”

Van Holten gaf ooit les op de Koninklijke Militaire Academie in Breda. “Ik wilde weten van de studenten: hoe denken jullie nu over het leger? Het is uiteindelijk jullie vak om efficiënt mensen dood te maken. Die studenten zeiden: je moet volledig vertrouwen hebben in de werking van de democratie. Dat is waar, en voor ingenieurs geldt hetzelfde. En wie gewetensbezwaren heeft, moet worden vrijgesteld van het werk.”

Sommigen storen zich aan de morele pretenties van de code. “Het is een rookgordijn, bedoeld om te verhullen dat ingenieurswerk in de eerste plaats draait om geld verdienen aan technologie”, oordeelt prof.ir. Leen van Duin, hoofd van de afdeling architectuur (Bouwkunde). “Als je je aan al deze gedragsregels wilt houden, kun je misschien maar beter geen ingenieur worden.”
Blabla

Een gedragsregel als ‘De ingenieurs wijzen medewerkers op gedrag dat morele bedenkingen oproept’ vindt Van Duin blabla. “Daar kun je in deze gesegregeerde, postmoderne maatschappij niet meer mee aankomen.”

Van Duin is voorstander van een gedragscode voor ingenieurs, maar dan gekoppeld aan het beroep, niet aan de titel. “Collega’s, opdrachtgevers of anderen moeten een klacht kunnen indienen als een ingenieur zich niet aan de regels houdt. Maar de regels moeten precies, helder en concreet zijn, zoals in de beroepscode van de Nederlandse Bond van Architecten. Geen beroep op morele waarden. Morele dilemma’s moet iedereen voor zichzelf oplossen.”

Ook prof.dr.ir. Ad Verkooijen (IRI) vindt de gedragscode (‘veel trivialiteiten, veel open deuren’) ouderwets. “Je kunt wel individuele verantwoordelijkheden op een rijtje zetten, maar daarmee ben je er niet. De kwaliteit van het systeem waarin een ingenieur functioneert is belangrijk. Je hebt duidelijke normen nodig, regels, toezicht. Als ik naar de regelkamer loop en iemand daar vraag iets te doen dat tegen de procedures indruist, moet eerst die procedure worden gewijzigd. Als iemand iets wil melden over veiligheid, ben ik altijd direct benaderbaar. Om dat soort zaken gaat het.”

Verkooijen vindt dat het raadplegen van een gedragscode bij dilemma’s nooit een substituut kan zijn voor de persoonlijke keuze die een ingenieur maakt voor hij aan een baan of opdracht begint. “Wil ik meewerken aan dierproeven? Wil ik werken in een land waar vrouwen niet mogen autorijden? Zulke afwegingen maak je op basis van je eigen normen, niet aan de hand van een gedragscode.”

Dat de ingenieur veelal werkt in een organisatie en in teams, is niet onbelangrijk bij het vaststellen van zijn verantwoordelijkheden. Organisaties blijken lastig moreel verantwoordelijk of juridisch aansprakelijk te stellen als er iets rampzalig misgaat. En binnen zo’n organisatie is het weer moeilijk te bepalen bij wie de individuele verantwoordelijkheden lagen: het zogenaamde ‘probleem van de vele handen’. Van de Poel: “Die verantwoordelijkheden zijn iets waar teams afspraken over moet maken.”

Lang niet iedereen ziet heil in het idee om van de ingenieur een beschermde beroepsgroep te maken met een eigen tuchtrecht. Het zou de beroepscode meer body geven, maar de vraag is of ingenieurs zaken als de maatschappelijke gevolgen van technologie beter kunnen beoordelen dan anderen. Van de Poel: “Ingenieurs kunnen hun rol soms te klein maken % ‘ik voer slechts een opdracht uit’ % maar soms ook te groot. Ik geef colleges aan studenten civieletechniek: zeker zeventig procent vindt de aanleg van een dure hsl-tunnel onder het Groene Hart een bizarre beslissing. Misschien terecht, maar uiteindelijk gaat het om een politieke beslissing, die niet door de ingenieurs alleen genomen kan worden. Bij zulke beslissingen speelt willekeur soms een rol, helaas. Maar ingenieurs zijn ook niet altijd zo rationeel als ze zelf denken. Uit psychologisch onderzoek blijkt dat technische experts hun vermogen om risico’s nauwkeurig in te schatten vaak overschatten. Gelukkig zijn er weer systemen gebouwd die daar rekening mee houden.”

Nog even terug naar de klokkenluider. Die zet zijn loopbaan op het spel: de werkgever kan ‘vertrouwensbreuk’ aanvoeren, en rechters vinden de loyaliteit aan het bedrijf veelal zwaarder wegen dan de vrije meningsuiting van de werknemer. Daarom is het jammer dat de code zo stil is over dit onderwerp. Toch staat de klokkenluider niet helemaal in de kou. Vorig jaar is op verzoek van minister van sociale zaken een voorstel uitgewerkt voor een procedureregeling voor klokkenluiders. De werknemer krijgt het recht om de geheimhoudingsplicht te negeren, als hij ‘in redelijkheid’ kan aannemen dat zoiets het ‘algemeen belang’ dient. Wel moet de werknemer eerst geprobeerd hebben de misstanden intern aan de orde te stellen. Dat laatste is voor werkgevers een hele opluchting. Maar ook voor de maatschappij kunnen zulke ‘interne klokkenluiders’ nuttig zijn. Van de Poel: “Een open bedrijfscultuur, waarbij fouten tijdig aan het licht worden gebracht en gecorrigeerd, is minder spectaculair dan klokkenluiden, maar minstens zo belangrijk.”

www.com.nl/gedragscode.htm . .
Biocode

Beroepscodes opstellen is ingewikkeld, weet drs. Patricia Osseweijer (TNW) uit ervaring. In de jaren negentig was ze betrokken bij het opstellen van een Nederlandse en een internationale gedragscode voor biotechnologen. Belangrijk in die codes is het voorzorgsprincipe: de biotechnoloog mag pas verder gaan met de (toepassing van) zijn onderzoek als hij zichzelf en zijn collega’s heeft weten te overtuigen dat de gevolgen voor de maatschappij niet negatief zullen uitpakken. Osseweijer: “Dat betekent niet dat van een biotechnoloog verwacht wordt dat hij voor honderd procent kan garanderen dat onderzoek niet risicovol is, of onomkeerbare consequenties heeft. Dat is onmogelijk, en zo’n eis zou een enorme bedreiging zijn voor de ontwikkeling van de biotechnolgie. Maar het is wel een signaal naar de maatschappij: ik neem mijn beslissingen naar eer en geweten, we gaan niet zomaar met allerlei wilde ideeën aan de gang.”

Omdat er felle discussies woeden rond biotechthema’s als klonen (het schaap Dolly) en transgene dieren (dieren met dna van een ander dier) is de uitstraling van de code erg belangrijk. De code geniet echter weinig bekendheid. Osseweijer: “Het is een beetje weggezakt bij iedereen. Het is tijd om de code te actualiseren. Er moet bijvoorbeeld meer aandacht komen voor de tools waarmee onderzoekers tegenwoordig de risico’s afwegen.”
Kivi

Op dit moment neemt het Kivi een radiostilte in acht waar het kritiek op de gedragscode betreft. “Er is veel commentaar op de code gekomen en die willen we nu eerst evalueren”, zegt Kivi-bestuurslid ir. Bul Beverdam. “Uiteindelijk zal de kritiek verwerkt worden in een nieuwe versie van de gedragscode, die waarschijnlijk in 2005 van kracht wordt.”

Op persoonlijke titel wil de algemeen secretaris van het Kivi ir. Hans Haarsma wel commentaar geven. “Je kunt in een code niet tot in detail gaan beschrijven hoe een ingenieur zich dient te gedragen. Dan wordt zo’n code een dik boekwerk en schiet je je doel voorbij.” Volgens Haarsma biedt de Kivi-gedragscode ingenieurs voldoende houvast, ook bij lastige dilemma’s.

Haarsma ontkent dat belangen van werkgevers een rol hebben gespeeld bij het formuleren van de gedragscode. “Onzin. De discussie hoe de code er precies uit moest komen te zien, is door Kivi-leden zelf gevoerd. We zijn een onafhankelijke vereniging.”

De code vermeldt niet wat een ingenieur moet doen als zijn loyaliteit aan de werkgever botst met maatschappelijke verantwoordelijkheid. Haarsma: “Je mag aannemen dat ingenieurs intelligente mensen zijn. We hoeven ze niet bij het handje te nemen. Een ingenieur kan in zo’n geval eerst met de werkgever praten. Al die je dan bijvoorbeeld meteen een spreekverbod oplegt, kun je de zaak aankaarten bij een vakbond of werkgeversorganisatie, of een vertrouwenspersoon bij het Kivi om een onafhankelijke mening vragen.”

Ingenieurs in gewetensnood kunnen maar beter niet naar de Kivi-gedragscode grijpen: die biedt weinig houvast. “Te vaag, te veel tegenstrijdigheden”, is een veelgehoorde kwalificatie op de TU Delft. Gelukkig kan de code wel dienen om de discussie over ingenieursethiek aan te zwengelen.

Wie kritisch kijkt naar de gedragscode die sinds herfst 2003 geldt voor alle leden van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs (Kivi) ontdekt flinke gaten. De gedragsregels passen op twee A4’tjes. De algemene gedragsregels draaien om competentie en integriteit, daarnaast zijn er gedragsregels over de verantwoordelijkheid van de ingenieur ten opzichte van de maatschappij, de opdrachtgever of werkgever, de medewerkers en ten slotte de mede-ingenieurs en collega’s.

Vooral die eerste twee verantwoordelijkheden blijken lastig te combineren. Neem het onderwerp geheimhoudingsplicht. De gedragscode van de Amerikaanse National Society of Professional Engineers (Nspe) is daar helder over: ingenieurs mogen geen feiten, data of informatie onthullen zonder toestemming van werkgever of opdrachtgever % ‘except as authorized or required by law or this code’. Dat laatste bijzinnetje biedt potentiële klokkenluiders houvast. Maar in de Kivi-gedragscode staat kortweg: ‘Ingenieurs nemen geheimhoudingsplicht in acht’. De gedragsregel die daaraan vooraf gaat trekt de riem helemaal strak aan: ‘Ingenieurs behartigen loyaal de belangen van hun werkgever en/of de opdrachtgever’.

Ander voorbeeld. De code van de Ieee, de Amerikaanse beroepsvereniging voor elektrotechnische ingenieurs, roept de leden op om ‘zaken die het publiek of het milieu kunnen bedreigen onmiddellijk bekend te maken’. Zoek je in de Kivi-code naar een vergelijkbare gedragsregel, dan kom je niet verder dan: ‘Ingenieurs werken mee aan voorlichting aan het publiek’.

“Ik vermoed dat het Kivi een beetje bang is om de vingers te branden”, zegt dr.ir. Ibo van de Poel, onderzoeker en docent bij de sectie filosofie en ethiek van Techniek, Bestuur en Management. “Werkgevers willen geen code die in hun ogen teveel ruimte biedt aan klokkenluiders.”

“Idealen zijn verweven met wensen van werkgevers”, constateert ook drs. Patricia Osseweijer, manager bij de afdeling biotechnologie van de faculteit Technische Natuurwetenschappen. Osseweijer vindt de gedragsregel dat ingenieurs loyaal de belangen van hun werkgever of opdrachtgever moeten behartigen ’te ver gaan’.
Waarden

Er zijn meer gedragsregels in de Kivi-code die wringen. ‘Ingenieurs houden rekening met de culturele waarden van het land waarin zij werken’, bijvoorbeeld. “Buitengewoon ongelukkig geformuleerd”, vindt Van de Poel. “Dat zinnetje is zo eenzijdig, dat het onzin wordt. Als Stork in China werkt, mag dat bedrijf dan minder strenge veiligheidsmaatregelen treffen dan in Nederland? Daar kun je over twisten.” Osseweijer: “Natuurlijk, de ingenieur die een waterput bouwt, moet rekening houden met de plaatselijke gebruiken. Maar wat als een mensen het voeren van een heilige oorlog als een culturele waarde beschouwen?”

Van de Poel voelt wel voor een aanvullende gedragsregel die werkzaamheden verbiedt in dictatoriale landen voor zover die de repressie en schending van mensenrechten ondersteunen. Van de Poel: “Bedrijven en ingenieurs hebben reden om met opdrachten in zulke landen terughoudend te zijn. Ik sprak vorig jaar iemand van het ingenieursbedrijf DHV. Hij vertelde dat zijn bedrijf in 1980 een huisvestingsproject in het Irak van Saddam Hoessein deed. Opeens moesten de werktekeningen van de autoriteiten worden aangepast. Het bleek om een gevangenis met executieplaats te gaan! Gelukkig was het bedrijf in staat onder het contract uit te komen.”

Ook nu kunnen ingenieurs stuiten op dilemma’s die je niet wegpoetst met een regel over ‘rekening houden met culturele waarden’. Het offshorebedrijf IHC Caland is door politiek, niet-gouvernementele organisaties, banken en zelfs aandeelhouders onder zware druk gezet om zich uit Birma terug te trekken. Maar het bedrijf wil het huidige contract uitdienen. Dat loopt af in 2015. Van de Poel: “IHC Caland heeft zich eens verdedigd met het argument dat ze door hun offshorewerkzaamheden letterlijk geen zicht had op wat zich allemaal in Birma afspeelde. Zo’n houding wordt tegenwoordig minder snel getolereerd. Mensenrechten zijn een issue geworden voor bedrijven.” Bedrijfscodes leggen meer gewicht in de schaal dan een gedragscode, omdat bedrijven door de publieke opinie keihard op hun principes kunnen worden afgerekend.

Deugt er niets aan de gedragscode? Jawel: hij geeft aanleiding om te praten over de ethiek van de ingenieur. Zo heeft prof.dr.ir. Sybrand van der Zwaag (Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek) de code behandeld in zijn collegeover ethiek. “De code had concreter en uitdagender mogen zijn. Maar het is een eerste stap in de goede richting.” Eén van zijn studenten, vierdejaars Reinout van der Meulen: “Als leidraad is de code nuttig. Maar ik verwacht niet dat het later mijn bijbel zal zijn.”

Van der Meulen voorziet een probleem: wat doe je als je werkgever de code niet wil naleven? “Zo’n code functioneert slechts als er harde wetgeving naast staat. Voor milieu en veiligheid kun je duidelijke normen opstellen, maar ethische kwesties zijn vaak ongrijpbaar.”

Veel afstudeerders bij L&R kiezen voor defensieprojecten. “Ik ken genoeg mensen die het fantastisch vinden om bij een militair bedrijf stage te lopen”, vertelt Van der Meulen. “Ik weet zeker dat ze nog geen halve seconde stilstaan bij het feit dat ze misschien zullen meewerken aan het produceren van wapens waar mogelijk mensen mee vermoord zullen worden.”

Van der Meulen ziet zichzelf niet zo snel werken in de defensie-industrie. “Ik wil meer de richting van zeilboten op.” Echt moeite zou hij er niet mee hebben. “Meewerken aan offensieve wapens vind ik problematischer dan meewerken aan defensieve wapens. Maar als ik het niet doe, doet iemand anders het. Er worden helaas nog altijd wapens geproduceerd en oorlogen gevoerd. Daar kan ik niets aan doen. De fout ligt bij de mensen die de beslissingen nemen.”

Prof.dr.ir. Theo van Holten (L&R) had vorig jaar een afstudeerder die bij het Prins Maurits Lab van TNO wilde werken aan het optimaliseren van granaatbanen. “Mijn eerste reactie was: het lijkt me geen leuk onderwerp, nogal bloeddorstig. Maar wie ben ik om een student op te dringen wat hij wel of niet leuk mag vinden? Dat is ook niet ethisch.”

Van Holten gaf ooit les op de Koninklijke Militaire Academie in Breda. “Ik wilde weten van de studenten: hoe denken jullie nu over het leger? Het is uiteindelijk jullie vak om efficiënt mensen dood te maken. Die studenten zeiden: je moet volledig vertrouwen hebben in de werking van de democratie. Dat is waar, en voor ingenieurs geldt hetzelfde. En wie gewetensbezwaren heeft, moet worden vrijgesteld van het werk.”

Sommigen storen zich aan de morele pretenties van de code. “Het is een rookgordijn, bedoeld om te verhullen dat ingenieurswerk in de eerste plaats draait om geld verdienen aan technologie”, oordeelt prof.ir. Leen van Duin, hoofd van de afdeling architectuur (Bouwkunde). “Als je je aan al deze gedragsregels wilt houden, kun je misschien maar beter geen ingenieur worden.”
Blabla

Een gedragsregel als ‘De ingenieurs wijzen medewerkers op gedrag dat morele bedenkingen oproept’ vindt Van Duin blabla. “Daar kun je in deze gesegregeerde, postmoderne maatschappij niet meer mee aankomen.”

Van Duin is voorstander van een gedragscode voor ingenieurs, maar dan gekoppeld aan het beroep, niet aan de titel. “Collega’s, opdrachtgevers of anderen moeten een klacht kunnen indienen als een ingenieur zich niet aan de regels houdt. Maar de regels moeten precies, helder en concreet zijn, zoals in de beroepscode van de Nederlandse Bond van Architecten. Geen beroep op morele waarden. Morele dilemma’s moet iedereen voor zichzelf oplossen.”

Ook prof.dr.ir. Ad Verkooijen (IRI) vindt de gedragscode (‘veel trivialiteiten, veel open deuren’) ouderwets. “Je kunt wel individuele verantwoordelijkheden op een rijtje zetten, maar daarmee ben je er niet. De kwaliteit van het systeem waarin een ingenieur functioneert is belangrijk. Je hebt duidelijke normen nodig, regels, toezicht. Als ik naar de regelkamer loop en iemand daar vraag iets te doen dat tegen de procedures indruist, moet eerst die procedure worden gewijzigd. Als iemand iets wil melden over veiligheid, ben ik altijd direct benaderbaar. Om dat soort zaken gaat het.”

Verkooijen vindt dat het raadplegen van een gedragscode bij dilemma’s nooit een substituut kan zijn voor de persoonlijke keuze die een ingenieur maakt voor hij aan een baan of opdracht begint. “Wil ik meewerken aan dierproeven? Wil ik werken in een land waar vrouwen niet mogen autorijden? Zulke afwegingen maak je op basis van je eigen normen, niet aan de hand van een gedragscode.”

Dat de ingenieur veelal werkt in een organisatie en in teams, is niet onbelangrijk bij het vaststellen van zijn verantwoordelijkheden. Organisaties blijken lastig moreel verantwoordelijk of juridisch aansprakelijk te stellen als er iets rampzalig misgaat. En binnen zo’n organisatie is het weer moeilijk te bepalen bij wie de individuele verantwoordelijkheden lagen: het zogenaamde ‘probleem van de vele handen’. Van de Poel: “Die verantwoordelijkheden zijn iets waar teams afspraken over moet maken.”

Lang niet iedereen ziet heil in het idee om van de ingenieur een beschermde beroepsgroep te maken met een eigen tuchtrecht. Het zou de beroepscode meer body geven, maar de vraag is of ingenieurs zaken als de maatschappelijke gevolgen van technologie beter kunnen beoordelen dan anderen. Van de Poel: “Ingenieurs kunnen hun rol soms te klein maken % ‘ik voer slechts een opdracht uit’ % maar soms ook te groot. Ik geef colleges aan studenten civieletechniek: zeker zeventig procent vindt de aanleg van een dure hsl-tunnel onder het Groene Hart een bizarre beslissing. Misschien terecht, maar uiteindelijk gaat het om een politieke beslissing, die niet door de ingenieurs alleen genomen kan worden. Bij zulke beslissingen speelt willekeur soms een rol, helaas. Maar ingenieurs zijn ook niet altijd zo rationeel als ze zelf denken. Uit psychologisch onderzoek blijkt dat technische experts hun vermogen om risico’s nauwkeurig in te schatten vaak overschatten. Gelukkig zijn er weer systemen gebouwd die daar rekening mee houden.”

Nog even terug naar de klokkenluider. Die zet zijn loopbaan op het spel: de werkgever kan ‘vertrouwensbreuk’ aanvoeren, en rechters vinden de loyaliteit aan het bedrijf veelal zwaarder wegen dan de vrije meningsuiting van de werknemer. Daarom is het jammer dat de code zo stil is over dit onderwerp. Toch staat de klokkenluider niet helemaal in de kou. Vorig jaar is op verzoek van minister van sociale zaken een voorstel uitgewerkt voor een procedureregeling voor klokkenluiders. De werknemer krijgt het recht om de geheimhoudingsplicht te negeren, als hij ‘in redelijkheid’ kan aannemen dat zoiets het ‘algemeen belang’ dient. Wel moet de werknemer eerst geprobeerd hebben de misstanden intern aan de orde te stellen. Dat laatste is voor werkgevers een hele opluchting. Maar ook voor de maatschappij kunnen zulke ‘interne klokkenluiders’ nuttig zijn. Van de Poel: “Een open bedrijfscultuur, waarbij fouten tijdig aan het licht worden gebracht en gecorrigeerd, is minder spectaculair dan klokkenluiden, maar minstens zo belangrijk.”

www.com.nl/gedragscode.htm . .
Biocode

Beroepscodes opstellen is ingewikkeld, weet drs. Patricia Osseweijer (TNW) uit ervaring. In de jaren negentig was ze betrokken bij het opstellen van een Nederlandse en een internationale gedragscode voor biotechnologen. Belangrijk in die codes is het voorzorgsprincipe: de biotechnoloog mag pas verder gaan met de (toepassing van) zijn onderzoek als hij zichzelf en zijn collega’s heeft weten te overtuigen dat de gevolgen voor de maatschappij niet negatief zullen uitpakken. Osseweijer: “Dat betekent niet dat van een biotechnoloog verwacht wordt dat hij voor honderd procent kan garanderen dat onderzoek niet risicovol is, of onomkeerbare consequenties heeft. Dat is onmogelijk, en zo’n eis zou een enorme bedreiging zijn voor de ontwikkeling van de biotechnolgie. Maar het is wel een signaal naar de maatschappij: ik neem mijn beslissingen naar eer en geweten, we gaan niet zomaar met allerlei wilde ideeën aan de gang.”

Omdat er felle discussies woeden rond biotechthema’s als klonen (het schaap Dolly) en transgene dieren (dieren met dna van een ander dier) is de uitstraling van de code erg belangrijk. De code geniet echter weinig bekendheid. Osseweijer: “Het is een beetje weggezakt bij iedereen. Het is tijd om de code te actualiseren. Er moet bijvoorbeeld meer aandacht komen voor de tools waarmee onderzoekers tegenwoordig de risico’s afwegen.”
Kivi

Op dit moment neemt het Kivi een radiostilte in acht waar het kritiek op de gedragscode betreft. “Er is veel commentaar op de code gekomen en die willen we nu eerst evalueren”, zegt Kivi-bestuurslid ir. Bul Beverdam. “Uiteindelijk zal de kritiek verwerkt worden in een nieuwe versie van de gedragscode, die waarschijnlijk in 2005 van kracht wordt.”

Op persoonlijke titel wil de algemeen secretaris van het Kivi ir. Hans Haarsma wel commentaar geven. “Je kunt in een code niet tot in detail gaan beschrijven hoe een ingenieur zich dient te gedragen. Dan wordt zo’n code een dik boekwerk en schiet je je doel voorbij.” Volgens Haarsma biedt de Kivi-gedragscode ingenieurs voldoende houvast, ook bij lastige dilemma’s.

Haarsma ontkent dat belangen van werkgevers een rol hebben gespeeld bij het formuleren van de gedragscode. “Onzin. De discussie hoe de code er precies uit moest komen te zien, is door Kivi-leden zelf gevoerd. We zijn een onafhankelijke vereniging.”

De code vermeldt niet wat een ingenieur moet doen als zijn loyaliteit aan de werkgever botst met maatschappelijke verantwoordelijkheid. Haarsma: “Je mag aannemen dat ingenieurs intelligente mensen zijn. We hoeven ze niet bij het handje te nemen. Een ingenieur kan in zo’n geval eerst met de werkgever praten. Al die je dan bijvoorbeeld meteen een spreekverbod oplegt, kun je de zaak aankaarten bij een vakbond of werkgeversorganisatie, of een vertrouwenspersoon bij het Kivi om een onafhankelijke mening vragen.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.