Onderwijs

Een campus vol kruipende kratten

Vliegensvlug trippelen als een spin, zwaar stampen als een olifant of schutteren als een pasgeboren lammetje. De lopende bierkratten die eerstejaars studenten werktuigbouwkunde moesten bouwen voor hun ontwerpproject deden sterk denken aan dieren van allerlei pluimage.

De jury beloonde creativiteit dan ook extra.


De zeventig teams, bestaande uit vier tot negen studenten, begonnen al in februari met ontwerpen. Het loopbewegingsmechanisme moest een heen- en weergaande of een stapbeweging nabootsen, zonder gebruik te maken van wielen of rupsbanden. De studenten moesten zelf de koppeling maken tussen het bewegingsmechanisme en de aandrijving. En die laatste moest zo compact mogelijk blijven, omdat deze onder of in de krat moest passen. Waarbij er ruimte moest overblijven voor minimaal zes bierflesjes.



De faculteit 3mE barstte de week voorafgaand aan de finaledag uit haar voegen. Overal waren de bijna vijfhonderd eerstejaars bezig om de laatste hand te leggen aan hun lopende bierkrat. Laatste-moment-werk dat volgens projectleider Anton van Beek onnodig was. “Het project loopt twee kwartalen. Het eerste staat helemaal in het teken van ontwerpen, het tweede is voor de fabricage.”



Dinsdag 24 juni was het hoe dan ook zover. Middenin het Mekelpark moesten de eerstejaars in een afvalrace hun werk laten zien aan de jury. Dat betekende dat zij hun krat in een zo kort mogelijke tijd een meter of zes moesten laten lopen. De ondergrond van kleine kinderkop-achtige stenen zorgde voor natuurlijke obstakels. Kratten met te dunne pootjes bleven onherroepelijk hangen in de voegen.



Het einddoel van de bierkrat was een zitbank met dorstig publiek. Dat moest de flesjes uit de krat kunnen halen. Extra punten waren er voor teams die de krat daarbij dertig graden ‘klantvriendelijk’ lieten kantelen, maar niemand is die uitdaging aangegaan.



Volgens Van Beek waren de resultaten die hij voorbij zag dribbelen ‘erg uiteenlopend’. “Het ene team kon met twee accuboor-motoren lopen met vier volle kratten tegelijk. Het andere team kon met dezelfde motoren niet eens vier flesjes vervoeren.” En dan waren er nog teams die niet eens aan de start konden verschijnen, omdat hun constructie het al voor de wedstrijd had begeven. Bij weer anderen waren de accu’s te snel leeg.



“Je ziet gedurende de dag een hoop kapot gaan”, vertelt Van Beek. “Studenten ervaren zo dat de werkelijkheid iets anders is dan een 3D-ontwerpprogramma. Sommigen legden onze adviezen naast zich neer en maakten eigen keuzes. Nu hebben ze in het echt kunnen zien wat het is om een verkeerde inschatting te maken.”



Bij anderen pakte de geboden creatieve vrijheid juist wel goed uit. Hoe meer onderdelen zij niet simpelweg van de markt haalden, maar zelf bedachten, hoe meer dat werd gewaardeerd. Als het eindresultaat tenminste werkte. “Sommige teams hebben hele ingewikkelde constructies bedacht om de krat zo stabiel mogelijk te houden. Maar al die extra onderdelen die ze hebben gebruikt, maken hun ontwerp kwetsbaar.”



Degenen die door falen niet aan de wedstrijd konden meedoen, kregen een vijf voor hun eindprestatie. Een cijfer dat zij kunnen compenseren met eerder behaalde cijfers voor bijvoorbeeld het ontwerp. Zodat zij niet worden afgestraft op één kapot onderdeel.



Uiteindelijk ging team 2 er met de eerste prijs vandoor, met een tijd van twintig seconden. Team 43 kwam daarachter met 45 seconden en team 58 eindigde als derde met zeventig seconden. De Buffelprijs, de prijs voor het team dat de meeste flesjes kon vervoeren, ging naar team 50. De constructie van dat team vervoerde tachtig flesjes in vier bierkratten.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.