Campus

Ecologisch bouwen in China

Delftse wetenschappers willen meehelpen met de bouw van een ecocity in China. Daarvoor moeten ze het spel van relaties en belangen leren spelen.


“De stad bestaat uit bebouwde bubbels, een soort concentrische sferen, omringd door veel groen. Mensen verplaatsen zich met PRT (Personal rapid transit: kleine geautomatiseerde elektrische voertuigen, red.). En er komt een internationale campus die een levend laboratorium vormt voor onderzoek naar intelligente netwerken.”


Met futuristische plaatjes schetst prof.dr. Martin de Jong van het onderzoeksprogramma Next Generation Infrastructures (NGInfra), voor een select clubje Chinese bestuurders de contouren van de nog te bouwen ecologische stad Pingdi aan de rand van de metropool Shenzhen in Zuid-Oost China.


Delftse onderzoekers denken op verzoek van de viceburgemeesters van Shenzhen, mee over de vraag hoe de stad zich op een duurzame manier verder kan ontwikkelen. Eind vorig jaar presenteerden ze hun visie op Pingdi tijdens het congres Next Generation Infrastructure Systems for Eco-cities in Shenzhen.


Shenzhen is groot geworden dankzij vervuilende en arbeidsintensieve maakindustrie en lijdt aan verkeersinfarcten en vervuilde lucht, grond en water. Pingdi moet een testcase worden voor hoe het anders kan.


Is stedenbouw in het polderende Nederland vooral een academische exercitie, in China is het heel normaal om in een mum van tijd miljoenensteden uit de grond te stampen. Shenzhen, dat pal tegenover Hongkong ligt, is er een duizelingwekkend voorbeeld van. Sinds de stad in 1979 als een zogenaamde Special Economic Zone werd aangewezen, is het uitgegroeid van een onbeduidend vissersplaatsje tot een wereldstad met veertien miljoen inwoners.


In de subgemeente Pingdi van vijftig vierkante kilometer moet een dichtbevolkte milieuvriendelijke stad verrijzen, omringd door natuur en aantrekkelijk voor schone innovatieve bedrijven en kenniswerkers. Het huidige inwoneraantal van deze toekomstige ecocity – het land heeft er officieel tientallen – moet groeien van zo’n vijftigduizend nu naar misschien wel een miljoen.


De Jong, die behalve universitair hoofddocent bij Techniek, Bestuur en Management (TBM) ook hoogleraar is in Harbin in Noord-China, is trekker van het Pingdi-project. “Het is vrij ongebruikelijk dat een grote stad als Shenzhen buitenlandse wetenschappers benadert voor zo’n prestigieus project”, zegt hij. “De stad had al twee Chinese bureaus ingeschakeld, maar vond hun plannen niet ver genoeg gaan.”


Een mooiere proeftuin voor onderzoek naar de stedelijke infrastructuren van de toekomst, het centrale thema van NGInfra, is voor de wetenschappers nauwelijks denkbaar.


Ontdekkingsreis

Mocht Shenzhen echt met de wetenschappers in zee gaan – het project is nog in een pril stadium – dan moeten de onderzoekers vooral helpen bij het ontwikkelen van nieuwe businessmodellen en bestuurlijke structuren.

Als voorbeeld noemt prof.dr.ir. Margot Weijnen (TBM), wetenschappelijk directeur van NGInfra, de obstakels bij het opzetten van een smart grid, een intelligent en flexibel elektriciteitsnet.


Nog een uitdaging: Pingdi moet samenwerken met buurgemeenten om te voorkomen dat vervuilende industrie zich net over de grens vestigt waardoor Pingdi alsnog vervuild raakt. Dergelijke grensoverschrijdende gebiedsontwikkeling zou een noviteit zijn. “Het is een grote ontdekkingsreis”, lacht Weijnen.


Weijnens collega, prof.dr. Ernst ten Heuvelhof, heeft een meer afwachtende houding: “In Nederland is het al moeilijk om een groot project op te zetten, laat staan in China. Door de cultuurverschillen begrijpt niemand precies wat hier gebeurt.”


Volgens Weijnen is het geen drama voor haar onderzoeksgroep als haar plan op de klippen loopt. “Door dit project leren we hoe het spel van relaties en belangen, Guanxi in het Chinees, gespeeld wordt.”


Guanxi klinkt misschien poëtisch, maar het bezorgt veel westerse ingenieurs hoofdbrekens. Dit ‘spel’, en de Chinese industrialisatiepolitiek, leiden tot veel misverstanden en onenigheden tussen westerse ingenieurs en Chinese overheden.


Zo vertelde een van de hoofdsprekers tijdens het congres, Slavis Poczebutas van het bouw- en adviesbedrijf Arup, dat zijn bedrijf betrokken was bij de planvorming voor de ecocity Wanzhuang in de buurt van Beijing. In het gebied van tachtig vierkante kilometer woonden dertigduizend mensen in veertig dorpen. “Je wordt aan boord gehaald van zo’n project en dan blijkt dat ze al een masterplan hebben waarin alles eerst met de grond gelijk gemaakt wordt.”


Poczebutas wilde waardevolle landbouwgronden en bepaalde bebouwing bewaren. Uiteindelijk hebben de Chinezen zijn ideeën in slechts enkele proefgebiedjes overgenomen. Poczebutas is vrij cynisch over de duurzame ambities van de Chinezen. “In China zijn geen echte ecocities, alleen maar kleine duurzame projecten.”


Toch probeert het land wel degelijk duurzamer te bouwen. Sinds kort worden steden niet alleen op hun economische groei afgerekend maar ook op duurzaamheid.


Maar het standaard businessmodel van de steden, dat gericht is op het behalen van de door Beijing gewenste economische groei van 12 à 13 procent per jaar, is voor gemeenten veel makkelijker uit te voeren.


Om die groei te behalen verkopen steden de rechten om nieuwe gebieden te bebouwen aan projectontwikkelaars. De projectontwikkelaars bouwen die naar eigen inzicht zo snel mogelijk vol met fabriekterreinen en woonblokken om zelf ook snel te cashen.


Architect Neville Mars, van de Dynamic City Foundation, die ook bij het Pingdi-project betrokken is, formuleert de bouwgekte als: “’s werelds meest agressief woekerende omgeving”. De groeisnelheid maakt langetermijnplanning volgens hem moeilijk.


Achtergrondkleur

Als het elders niet lukt om ecocities te bouwen, waarom zou Shenzhen er wel in slagen? Misschien omdat de huidige businessstrategie op redelijk korte termijn al een doodlopende weg is. De stad begint uit zijn voegen te barsten.


“Daar komt bij”, vertelt professor Wang Dong van de HIT Shenzhen Graduate School, “dat werknemers inmiddels meer loon willen en minder bereid zijn om hard te werken.” Daardoor wordt de stad volgens hem minder interessant voor weinig innovatieve en laagwaardige industrie.


Shenzhen moet zich dus richten op innovatie en aantrekkelijker worden voor hoog opgeleide mensen. Dat is ook de visie van viceburgemeester Tang Jie. “Pingdi moet zich richten op Research and Development. Het wordt heel groen en prettig wonen.”


Behalve met economische noodzaak speelt ook trots een rol. “Shenzhen heeft een voorbeeldfunctie in China voor economische groei”, vervolgt Tang Jie. “Een derde van alle laptops uit de wereld komt hiervandaan. We moeten nu ook op ecocity-gebied een voorbeeld geven.”


Het klinkt Weijnen als muziek in de oren. “Ik denk werkelijk dat Shenzhen hier iets van wil maken. Dat blijkt ook uit de kritische vragen die ze stellen.”


Het is dan ook schrikken als een Chinese delegatie haar plan tijdens het congres ontvouwt. Het toont een corridor van industrie die Pingdi verbindt met andere industriegebieden. De tekeningen zijn weliswaar groen, maar dat wil niets zeggen, groen is de standaard achtergrondkleur.


De Jong legt uit wat er volgens hem aan de hand is. “De Chinezen bouwen het liefst hightech gebouwen en campussen in het nog resterende groene gebied in Pingdi en laten de vervuilende en vervallen bebouwde stukken voor wat ze zijn. Zo wordt Pingdi nooit een aantrekkelijke stad voor kenniswerkers. We moeten juist het bebouwde gebied transformeren. Het wordt tijd dat ze hun kaarten open op tafel leggen.”


Twee dagen na het congres legt De Jong nogmaals uit wat Pingdi kan doen om een duurzame kennisstad te worden, dit keer op het stadhuis. Het hoofd van het Shenzhen Urban Planning Bureau is ook aanwezig. Hij lacht: “Het is een risicovol project. Het lijkt wel alsof de buitenlanders veel enthousiaster over Pingdi zijn dan wij.” Hij wil dat de Delftenaren de volgende keer ook een prognose presenteren voor de economische groei die de ecocity oplevert.


Gemengde gevoelens overheersen na afloop. Maar het lijkt er toch op dat de onderzoekers door zijn naar het volgende niveau in het spel van relaties en belangen.

Dirk-Philip van Herwaarden, Oudraadtweg 25, effortlessly pulls the student house traditions out of his sleeve. The first one that comes to mind is the Wanker’s Circle, a club for guys with a collective hobby that needn’t be described. “These guys eat each other’s food, puke in each other’s beds…but not when they’re sober, of course.”
The floor they live on is named after a wrap: Casa Fiesta. They often compete to see who can eat a wrap the fastest. The name ‘Winz’ stands atop a scoreboard in the common room: he ate a wrap in 20.9 seconds. During exam periods, the senior housemate gives stickers to those who pass a course. “The guy who gets the most stickers wins a prize.”
After dinner the housemates roll dice to see who has to wash the dishes; the youngest house members must take out the garbage, which they do dressed as parking inspectors. They also make a spectacle of going to the nearby Ikea. “Everyone has to take a useless object with them.” A couple times a year they do housework as a group. The group breakfast, costing 1 euro per person, they eat at Ikea. “During those housework weekends we always intend to finally do something about the small storage area at the end of the hallway, which we don’t use much. But we never do. We recently let a guy sleep there who had not place to live – we charged him rent.”
Further, they crap in the ladies toilet, so as not stink up the men’s. At the neighborhood supermarket, the guys have a crush on a cashier girl named Kimberly. “Seventeen-years-old, blond hair. She always gives us extra Gogo’s when we’re paying.” Casa Fiesta is a student house of the studentencorps – frat boys.


“De stad bestaat uit bebouwde bubbels, een soort concentrische sferen, omringd door veel groen. Mensen verplaatsen zich met PRT (Personal rapid transit: kleine geautomatiseerde elektrische voertuigen, red.). En er komt een internationale campus die een levend laboratorium vormt voor onderzoek naar intelligente netwerken.”


Met futuristische plaatjes schetste prof.dr. Martin de Jong afgelopen november tijdens een congres over ecocities voor een select clubje Chinese bestuurders de contouren van de nog te bouwen ecologische stad Pingdi aan de rand van de metropool Shenzhen in Zuid-Oost China.


Delftse wetenschappers van het onderzoeksprogramma Next Generation Infrastructures (NGInfra), waaronder De Jong, denken op verzoek van Shenzhen’s viceburgemeester mee over de vraag hoe de stad zich op een duurzame manier verder kan ontwikkelen. De stad is groot geworden dankzij vervuilende en arbeidsintensieve maakindustrie en lijdt aan verkeersinfarcten en vervuilde lucht, grond en water. De subgemeente Pingdi moet een testcase worden voor hoe het anders kan.


Is stedenbouw in het polderende Nederland vooral een academische exercitie, in China is het heel normaal om in een mum van tijd miljoenensteden uit de grond te stampen. Shenzhen, dat pal tegenover Hong Kong ligt, is er een duizelingwekkend voorbeeld van. Sinds de stad in 1979 als een zogenaamde Special Economic Zone werd aangewezen, is het uitgegroeid van een onbeduidend vissersplaatsje tot een wereldstad met veertien miljoen mensen.


In de subgemeente Pingdi van vijftig vierkante kilometer moet een dichtbevolkte milieuvriendelijke stad verrijzen, omringd door natuur en aantrekkelijk voor schone innovatieve bedrijven en kenniswerkers. Het huidige inwoneraantal van deze toekomstige ecocity – een buzzword in China (het land heeft er officieel tientallen) – moet groeien van zo’n vijftigduizend nu naar vijfhonderdduizend of misschien wel een miljoen.


De Jong, die behalve universitair hoofddocent bij Techniek, Bestuur en Management (TBM) ook hoogleraar is in Harbin in Noord-China, is trekker van het Pingdi-project. “Het is vrij ongebruikelijk dat een grote stad als Shenzhen buitenlandse wetenschappers benadert voor zo’n prestigieus project”, zegt hij. “De stad had al twee Chinese bureaus ingeschakeld, maar vond hun plannen niet ver genoeg gaan. Toen hebben ze kennelijk gedacht, laten we de opdracht aan een paar gekken uit Nederland geven.”


De partners van NGInfra bij dit project zijn de Harbin Institute of Technology die een vestiging heeft in Shenzhen (de HIT Shenzhen Graduate School) en architect en TU-alumnus Neville Mars van de Dynamic City Foundation.


Een mooiere proeftuin voor onderzoek naar de stedelijke infrastructuren van de toekomst, het centrale thema van NGInfra, is voor de wetenschappers nauwelijks denkbaar. “Dit project is goud waard”, vertelt de wetenschappelijk directeur van NGInfra prof.dr.ir. Margot Weijnen (TBM). “We zijn al betrokken bij de invulling van de Maasvlakte 2, maar we zochten nog een tweede grootschalig project waarin we de waarde van onze kennis kunnen demonstreren.”


Ontdekkingsreis


Mocht Shenzhen echt met de wetenschappers in zee gaan – het project is nog in een pril stadium – dan moeten de onderzoekers van NGInfra vooral helpen bij het ontwikkelen van nieuwe businessmodellen en bestuurlijke structuren. Als voorbeeld noemt Weijnen de obstakels bij het opzetten van een smart grid, een intelligent en flexibel elektriciteitsnet. “Op dit moment staat de China Southern Power Grid decentrale opwekkers niet toe om elektriciteit terug te leveren aan het net. Hun businessmodel is er nog steeds op gericht om zoveel mogelijk elektriciteit te verkopen. Ook ontstaat er frictie met de telecomsector, die ook moet meewerken, maar die het elektriciteitsbedrijf als nieuwe concurrent ziet opdoemen.”


Nog een uitdaging: Pingdi moet gaan samenwerken met buurgemeenten om te voorkomen dat vervuilende industrie zich net over de grens vestigt waardoor Pingdi alsnog vervuild raakt. Dergelijke grensoverschrijdende gebiedsontwikkeling zou ook een noviteit zijn. “Het is een grote ontdekkingsreis”, lacht Weijnen. Haar collega, prof.dr. Ernst ten Heuvelhof heeft een iets meer afwachtende houding: “In Nederland is het al moeilijk om een groot project op te zetten, laat staan in China. Door de cultuurverschillen begrijpt niemand precies wat er hier gebeurt.”


Volgens Weijnen is het geen drama voor haar onderzoeksgroep als haar plan op de klippen loopt. “Door dit project leren we hoe het spel van relaties en belangen, Guanxi in het Chinees, gespeeld wordt.”


Guanxi klinkt misschien poëtisch, maar het zorgt bij veel westerse ingenieurs voor hoofdbrekens. Dit ‘spel’, en de Chinese industrialisatiepolitiek, leiden tot veel misverstanden en onenigheden tussen westerse ingenieurs en Chinese overheden.


Zo vertelt Tjerk Reijenga, directeur van de Chinese afdeling van architectenbureau KOW in Shanghai, dat hij van dichtbij heeft gezien hoe een groot Nederlands ingenieursbureau een opdracht voor de bouw van een ecocity op het laatste moment misliep. Het bureau had een prijsvraag gewonnen voor de inrichting van de ecocity Caofeidian (in de provincie Tangshan) en dacht ook bij de uitwerking ervan ingehuurd te worden. Maar een Zweeds bedrijf ging er met de opdacht vandoor nadat de Zweedse Koning op bezoek was geweest.


Een van de hoofdsprekers tijdens het congres, Slavis Poczebutas van het bouw- en adviesbedrijf Arup, vertelt dat zijn bedrijf betrokken was bij de planvorming voor de ecocity Wanzhuang in de buurt van Beijing. In het gebied van tachtig vierkante kilometer woonden dertigduizend mensen in veertig dorpen. “Je wordt aan boord gehaald van zo’n project en dan blijkt dat ze al een masterplan hebben waarin alles eerst met de grond gelijk gemaakt wordt.”


Poczebutas wilde waardevolle landbouwgronden en bepaalde bebouwing bewaren. Uiteindelijk hebben de Chinezen zijn ideeën in slechts enkele proefgebiedjes overgenomen.


Poczebutas is vrij cynisch over de duurzame ambities van de Chinezen. “In China zijn geen echte ecocities, alleen maar kleine duurzame projecten.”


Toch probeert het land wel degelijk duurzamer te bouwen. Sinds kort worden steden niet alleen op hun economische groei afgerekend maar ook op duurzaamheid.


“Maar het standaard businessmodel van de steden, dat gericht is op het behalen van de door Beijing gewenste economische groei van 12 à 13 procent per jaar, is voor hen veel makkelijker uit te voeren”, vertelt Dirk Bekkering die tot voor kort werkzaam was bij KOW-China.“Om die groei te behalen verkopen steden de rechten om nieuwe gebieden te bebouwen aan projectontwikkelaars. De projectontwikkelaars bouwen die naar eigen inzicht zo snel mogelijk vol met fabriekterreinen en woonblokken om zelf ook snel te cashen. Aangezien de prijzen van vastgoed razendsnel stijgen, is het vooral zaak om snel te bouwen.”


Architect Neville Mars, van de Dynamic City Foundation, formuleert de bouwgekte als: “ ’s werelds meest agressief woekerende omgeving”. De groeisnelheid maakt lange termijn planning volgens hem moeilijk.


Achtergrondkleur


Als het elders niet lukt om ecocities te bouwen, waarom zou Shenzhen er dan wel in slagen?


Misschien omdat de huidige business-strategie op redelijk korte termijn al een doodlopende weg is. De stad begint uit zijn voegen te barsten. “Daar komt bij”, vertelt professor Wang Dong van de HIT Shenzhen Graduate School, “dat werknemers inmiddels meer loon willen en minder bereid zijn om hard te werken.” Daardoor wordt de stad volgens hem minder interessant voor weinig innovatieve en laagwaardige industrie.


Tekenend voor de situatie is dat Shenzhen’s elektronische sweatshop Foxconn, dat mobieltjes en laptops assembleert en honderd duizenden werkers in dienst heeft, zijn activiteiten naar het binnenland verplaatst waar nog volop goedkope arbeiders te vinden zijn.


Shenzhen moet zich dus richten op innovatie en aantrekkelijker worden voor hoog opgeleide mensen. Dat is ook de visie van viceburgemeester Tang Jie. “Pingdi moet zich richten op Research and Development. Het wordt heel groen en prettig wonen.” Behalve met economische noodzaak speelt ook trots een rol. “Shenzhen heeft een voorbeeldfunctie in China voor economische groei. Een derde van alle laptops uit de wereld komt hiervandaan. We moeten nu ook op ecocity-gebied een voorbeeld geven.”


Het klinkt Weijnen als muziek in de oren. “Ik denk werkelijk dat Shenzhen hier iets van wil maken. Dat blijkt ook uit de kritische vragen die ze stellen.”


Toch is het even schrikken geblazen als een Chinese delegatie haar plan tijdens het congres ontvouwt. Het toont een corridor van industrie die Pingdi verbindt met andere industriegebieden. De tekeningen zijn weliswaar groen, maar dat wil niets zeggen, weet Mars. “Groen is gewoon hun standaard achtergrondkleur”, lacht hij.


Weijnen tegen haar collega’s: “Het lijkt erop alsof ze hun oude plannen extrapoleren. We moeten nu snel zorgen dat we op een lijn komen.”


De Jong legt uit wat er volgens hem aan de hand is. “De Chinezen bouwen het liefst hightech gebouwen en campussen in het nog resterende groene gebied in Pingdi en laten de vervuilende en vervallen bebouwde stukken voor wat ze zijn. Maar daarover hebben ze zich nooit duidelijk uitgesproken. Als ze het zo aanpakken wordt Pingdi nooit een aantrekkelijke stad voor kenniswerkers. We moeten juist het bebouwde gebied transformeren. Het wordt tijd dat ze hun kaarten open op tafel leggen.”


Twee dagen na het congres legt De Jong nogmaals uit wat Pingdi kan doen om een duurzame kennisstad te worden, dit keer op het stadhuis. Het hoofd van het Shenzhen Urban Planning Bureau is ook aanwezig. Hij lacht: “Het is een heel risicovol project. Het lijkt wel alsof de buitenlanders veel enthousiaster over Pingdi zijn dan wij.” Hij wil dat de Delftenaren de volgende keer ook een prognose presenteren voor de economische groei die de ecocity oplevert.


Gemengde gevoelens overheersen na afloop. Maar het lijkt er toch op dat de onderzoekers door zijn naar het volgende niveau in het spel.


Hoe bouw je een ecocity?


Rondtoerend door het gebied valt op dat Pingdi geen kale vlakte is. Behalve industrieterreinen staan er veel oude huizen van de minderheid in het gebied, het Hakka volk.


De onderzoekers willen de Hakka-architectuur zoveel mogelijk behouden om het gebied een sterke culturele identiteit te geven. Daarnaast vinden ze het interessant om te kijken hoe je complexe systemen zoals steden, die hun eigen dynamiek ontwikkelen, voorzichtig een bepaalde kant op kunt sturen.


Maar dr. Wim Ravesteijn van TBM maakt zich geen illusies. “China heeft sociale doelstellingen, maar het belang van het individu telt momenteel niet. Als de overheid vindt dat bewoners weg moeten dan gebeurt dat, zeker als ze geen officiële stadsbewoners zijn. Het is hier nog altijd een dictatuur.”


Als hem gevraagd wordt hoe het bestuur van Shenzhen met de bebouwing en de bewoners om zal gaan, geeft viceburgermeester Tang Jie een wat cryptisch antwoord: “De plannen (van de TU, red.) zijn van academische aard. We proberen ze vorm te geven in ons project. Maar Shenzhen is nu ontworpen als industriestad. Er is nog geen vast plan.


”Ravesteijn ziet geen reden om van het project af te zien. “Dat vind ik te ver gaan. We zijn ons allemaal bewust van de ethische aspecten. We voeren daar intern discussies over.”


De Jong gaat ervanuit dat als er mensen gedwongen vertrekken zij daarvoor gecompenseerd worden. “We moeten af van het defensieve Europese argument dat er niets mag veranderen. De meeste mensen gaan erop vooruit als er een ecocity komt. Nu hebben ze een armetierig bestaan als fabrieksarbeider. De ecocity biedt hen de kans om in de dienstverlenende sector te werken.”


Dit verhaal verscheen eerder in Delft Integraal 04/2010.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.