Onderwijs

Duurzaamheidsonderwijs krijgt financiële injectie

Het project Onderwijs Duurzame Ontwikkeling (ODO) krijgt 350 duizend euro om na 1 januari 2003 twee jaar langer door te gaan. Daarna moeten de faculteiten de fakkel overnemen.

Na vijf jaar had in 2003 het doek eigenlijk moeten vallen voor de medewerkers van ODO. Duurzaam onderwijs zou tegen die tijd immers een vanzelfsprekend en integraal onderdeel vormen van het TU-onderwijs, luidde de redenering destijds.

De werkelijkheid bleek weerbarstiger. Niet dat ODO heeft gefaald: in een recent evaluatierapport kreeg het project lof toegezwaaid voor het realiseren van een afstudeervariant duurzaamheid en het basisvak ’techniek en duurzame ontwikkeling’. Maar het vervlechten van duurzaamheid met het reguliere onderwijs bleek lastiger, omdat het een cultuuromslag vergt. Het enthousiasme varieerde per faculteit, decaan en opleidingsdirecteur.

De TU wil echter de opgebouwde voorsprong op het gebied van duurzaamheid in technisch onderwijs niet opgeven. Daarom krijgt ODO extra geld, onder meer om een methode te ontwikkelen om duurzaamheid een plaats te geven in de meeste reguliere studieonderdelen. Docenten krijgen daarbij begeleiding van ODO.

,,Dit is goed nieuws voor het duurzaamheidsonderwijs”, zegt ODO-hoofd dr.ir. Karel Mulder. ,,De financiële hobbel is genomen; plannen die zijn ontwikkeld kunnen nu worden uitgevoerd. Maar hiermee zijn we er nog lang niet.” Mulder denkt dat ODO de steun van het college hard nodig heeft om duurzaamheidsonderwijs blijvend te verankeren op de TU.

Het college wil dat in 2005 de faculteiten de fakkel van ODO overnemen. De faculteiten moeten dan zelf voor het ontwikkelen en verzorgen van duurzaamheidsonderwijs gaan betalen, waar dat nu nog uit de centrale pot gebeurt. Op die manier zou ook het expertisecentrum worden opgericht waarop voorstanders van duurzaamheidsonderwijs zo aandringen. Het college wil wel bijspringen, maar alleen als faculteiten voldoende inzet tonen. Kortom: de komende twee jaar zijn bepalend voor de toekomst van het duurzaamheidsonderwijs op de TU.

Na vijf jaar had in 2003 het doek eigenlijk moeten vallen voor de medewerkers van ODO. Duurzaam onderwijs zou tegen die tijd immers een vanzelfsprekend en integraal onderdeel vormen van het TU-onderwijs, luidde de redenering destijds.

De werkelijkheid bleek weerbarstiger. Niet dat ODO heeft gefaald: in een recent evaluatierapport kreeg het project lof toegezwaaid voor het realiseren van een afstudeervariant duurzaamheid en het basisvak ’techniek en duurzame ontwikkeling’. Maar het vervlechten van duurzaamheid met het reguliere onderwijs bleek lastiger, omdat het een cultuuromslag vergt. Het enthousiasme varieerde per faculteit, decaan en opleidingsdirecteur.

De TU wil echter de opgebouwde voorsprong op het gebied van duurzaamheid in technisch onderwijs niet opgeven. Daarom krijgt ODO extra geld, onder meer om een methode te ontwikkelen om duurzaamheid een plaats te geven in de meeste reguliere studieonderdelen. Docenten krijgen daarbij begeleiding van ODO.

,,Dit is goed nieuws voor het duurzaamheidsonderwijs”, zegt ODO-hoofd dr.ir. Karel Mulder. ,,De financiële hobbel is genomen; plannen die zijn ontwikkeld kunnen nu worden uitgevoerd. Maar hiermee zijn we er nog lang niet.” Mulder denkt dat ODO de steun van het college hard nodig heeft om duurzaamheidsonderwijs blijvend te verankeren op de TU.

Het college wil dat in 2005 de faculteiten de fakkel van ODO overnemen. De faculteiten moeten dan zelf voor het ontwikkelen en verzorgen van duurzaamheidsonderwijs gaan betalen, waar dat nu nog uit de centrale pot gebeurt. Op die manier zou ook het expertisecentrum worden opgericht waarop voorstanders van duurzaamheidsonderwijs zo aandringen. Het college wil wel bijspringen, maar alleen als faculteiten voldoende inzet tonen. Kortom: de komende twee jaar zijn bepalend voor de toekomst van het duurzaamheidsonderwijs op de TU.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.