Campus

‘Don’t shoot the messenger’

In vrijwel alle analyses over het dalende vertrouwen van burgers in de wetenschap nemen de media een belangrijke plaats in. Ze zouden mensen tot expert bestempelen die dat niet zijn, te weinig geïnteresseerd zijn in feiten en te veel in meningen.

Ze zijn doorgeschoten in het journalistieke principe van hoor en wederhoor. En dat terwijl er wordt bezuinigd op wetenschapsredacteuren. Niet alle journalisten blijken gevoelig voor deze kritiek.


‘Vleeseters zijn egoïstischer en minder sociaal’. Het persbericht dat de Radboud Universiteit Nijmegen op 25 augustus 2011 laat uitgaan, liegt er niet om. Vlees haalt volgens het bericht het slechtste in de mens naar boven, denken aan vlees maakt mensen ‘hufteriger’. Diezelfde dag nog staat het nieuws van het onderzoek van de hoogleraren Diederik Stapel, Marcel Zeelenberg en Roos Vonk op de sites van onder meer De Telegraaf, nu.nl en de Volkskrant. Twee weken later komt naar buiten dat Stapel de data voor dit onderzoek en eerdere onderzoeken heeft verzonnen.

Niet alleen doet deze ‘verbijsterende fraude’, zoals de commissie-Levelt het in oktober 2011 na onderzoek noemt, de universitaire wereld op zijn grondvesten trillen; ook in de journalistiek zijn er mensen die vinden dat journalisten Stapels onderzoek zorgvuldiger tegen het licht hadden moeten houden. Misschien niet om te ontdekken dat de data nep waren, wel om te constateren dat de conclusies van de drie hoogleraren veel stelliger waren dan de zogenaamde data rechtvaardigden, zoals NRC Handelsblad later suggereert.


Maarten Keulemans, wetenschapsredacteur van de Volkskrant, herinnert zich nog goed hoe op 25 augustus een collega van de algemene nieuwsredactie aan zijn bureau kwam met het persbericht van de Radboud Universiteit. “Ik vroeg meteen in welk tijdschrift het gepubliceerd was, maar er was geen wetenschappelijke publicatie. Ik had er een slecht gevoel over. Roos Vonk heeft ons daarop nog wat data gestuurd, maar we hebben besloten het uit de krant te houden.”


Geen canard, dus, voor de Volkskrant, althans voor de papieren versie. Op internet verscheen wel een kort berichtje met vrijwel dezelfde kop als het persbericht. Want ondanks dat Keulemans constateert dat wetenschapsnieuws niet alleen op de wetenschapspagina’s staat, maar ook het ‘gewone nieuws’ doordrenkt, hebben grote kranten gescheiden redacties. “Wij zitten als wetenschapsredactie sinds een jaar op de newsroom, maar de internetredactie opereert los van de krant. Zij moeten snelheid maken, want dat is nu eenmaal het handelsmerk van internet, maar daardoor gaan ze soms het schip in. Het gevolg is dat onze columnist Hans van Maanen in zijn rubriek ‘Twijfel’ helaas regelmatig nieuwsberichten van onze eigen website kan fileren.”

Keulemans heeft geregeld discussies over onderwerpen die de nieuwsredactie wil brengen. “Een hele hoop krantenredacties zien wetenschapsnieuws als amusement, als een leuk berichtje op pagina twee. Maar nieuwsredacties zijn vaak blind voor de vraag of beweringen echt kloppen of nieuw zijn. Wij zijn de waakhond.”


Ook al kan de wetenschapsredactie nooit alles weten, de redacteuren beschikken volgens Keulemans over ‘ontzettend veel basiskennis’. “Wij lezen altijd de wetenschappelijke publicatie zelf en schrijven geen persberichten over. Maar als je een serieus wetenschappelijk artikel leest, ziet een onderzoek er al vrij snel goed uit. We hebben altijd de hulp nodig van iemand die ervoor heeft doorgeleerd, iemand anders uit het vakgebied. Bij ons is dat regel en daarmee zijn we in de journalistiek in de minderheid. Ik ken eigenlijk geen andere redacties die dat als stelregel hebben. We proberen deze werkwijze ook naar de nieuwsredactie uit te stralen.”

Binnenkort wil Keulemans bij de internetredactie op bezoek om het onderwerp aan te snijden. Wat hij ze dan vertelt? Dat ze moeten opletten waar een persbericht vandaan komt, dat ze moeten checken of een blad als New Scientist al eens over het betreffende onderwerp heeft geschreven en dat ze bij twijfel de wetenschapsredactie moeten bellen. Volgens Keulemans moeten journalisten ‘nooit zwichten voor de druk om lollig te doen of er een slag naar te slaan’.


Toch ziet hij het geregeld mis gaan, in het NOS Journaal bijvoorbeeld. “In een persbericht stond dat er in Driebergen een milieuvriendelijk café was geopend, waar de draaideur genoeg stroom opwekte voor het zetten van de koffie. De NOS had dat bericht klakkeloos overgenomen, maar het slaat nergens op. Kennelijk was er niemand op de redactie die even had uitgerekend dat je minstens drieduizend rondjes moet draaien om genoeg stroom op te wekken voor één kopje koffie. Ik vind het heel erg zorgwekkend dat dit soort dingen misgaan. De NOS profileert zich als serieuze journalistiek, maar laat zich meeslepen door de persberichten van bedrijven die hun eigen belangen nastreven.”


Overschrijven

Het NOS Journaal vangt als hoge boom wel meer wind. Elmar Veerman is eindredacteur van de nieuwspagina Noorderlicht op website Wetenschap 24 van de NTR, de VPRO, Kennislink en Science Center Nemo. Volgens hem zit er ‘ontzettend veel onzin’ in het NOS Journaal. “Dan sturen ze een verslaggever naar Cern in Zwitserland die dan zegt dat er met de deeltjesversneller licht geworpen kan worden op het ontstaan van de mens. Een beetje onderlegde wetenschapsredacteur had dat nooit beweerd.” Volgens Veerman komen er bij gebrek aan een wetenschapsredactie niet alleen fouten de wereld in, een algemeen nieuwsprogramma als het Journaal mist ook eigen voelsprieten, vindt hij.


Veermans kritiek is breder dan alleen de NOS. Volgens hem hebben journalisten een groot probleem. “Vroeger, vóór de tijd van internet, waren er veel journalisten nodig om nieuws te maken. Elkaar snel kopiëren en plakken, over grenzen heen, was er niet bij. Dat was niet fantastisch, maar er waren wel veel journalisten en ze werkten onafhankelijk van elkaar. Nu drinkt iedereen uit dezelfde bron.”

Een website als nu.nl heeft inmiddels wetenschapsredacteuren, maar begon er volgens Veerman mee om de BBC en New Scientist te ‘parasiteren’. “Een site als scientias.nl doet dat ook en schrijft bovendien klakkeloos persberichten over. Het ergste is: het publiek vindt het niet erg, zelfs niet als berichten daardoor niet helemaal waar zijn.”


Net als Keulemans concludeert Veerman dat wetenschap door veel media wordt gezien als entertainment. “Het zijn vaak korte snips: koffie is goed voor dit, koffie is slecht voor dat. Het wemelt van dat soort berichten. Ze spreken elkaar tegen en dan denken mensen op een gegeven moment: het zal allemaal wel.”

Hoewel Veerman kritiek heeft op de werkwijze van veel media, erkent hij dat amusement ook op zijn website belangrijk is. “Maar wij hebben niet zomaar lollige stukjes. We werken met wetenschapsredacteuren en dat is onontbeerlijk. En dan nog: een socioloog kan niet zomaar over natuurkunde schrijven. Er is op zijn minst begrip nodig voor de wetenschappelijke methode.”


Weg kwijt

Tijdsdruk en geldgebrek leiden volgens Veerman bij veel media tot het overschrijven van persberichten. “En die persberichten zitten steeds beter in elkaar. Je kunt ze zo overnemen, met de prachtige plaatjes erbij. Er gaat steeds meer geld naar communicatie. Dat dreigt te ontsporen in Horizon 2020 (het nieuwe Europese financieringsprogramma voor wetenschappelijk onderzoek dat per 2014 van start gaat, red.). Alle projecten krijgen in dat programma speciaal geld voor wetenschapscommunicatie. Maar daarmee kun je niet de journalistiek vervangen.”

Veerman ergert zich aan de ‘blinde’ hoor en wederhoor van veel media. “Oorspronkelijk betekende hoor en wederhoor dat je jezelf mocht verdedigen tegen beschuldigingen. Dat is wat anders dan mening A tegenover mening B tegenover zetten. Dat is des te erger, omdat er soms gewoon feiten zijn die waar zijn en beweringen die dat niet zijn. In Amerika is dat heel erg. Daar is de journalistiek echt de weg kwijt. Journalisten daar vinden het niet hun taak om te vertellen hoe het echt zit. Terwijl ik denk: wij zijn er juist om mensen de onzin te onthouden en de zin te brengen.”


Hoewel Veerman zelf werkt voor een website, ziet hij internet als de belangrijkste oorzaak voor de huidige situatie. “Internet heeft grote delen van de journalistiek weggevaagd, want er is nauwelijks meer geld aan te verdienen. Het hebben van een krantenabonnement is een soort idealisme geworden. Misschien moeten we wel zeggen: journalistiek is zo belangrijk, we moeten er belastinggeld in stoppen.”

Daarvoor gaat Veerman met de European Union of Science Journalists’ Associations, waarvan hij bestuurslid is, pleiten bij de Europese Unie. “Ik zal de topambtenaar die zich hiermee bezighoudt zeggen dat nog meer geld in persberichten stoppen niet de oplossing is als je het publiek wilt bedienen. Persberichten zijn er namens de zender, journalisten zijn er namens de lezer.”


Marcel Gelauff, hoofdredacteur van NOS Nieuws, is niet erg onder de indruk van de kritiek van wetenschapsredacteuren op zijn medium. Hij denkt net als zijn voorganger Hans Laroes dat hij geen speciale wetenschapsredacteuren nodig heeft. “We hebben wel specialisten op bepaalde thema’s als gezondheidszorg, maar wij halen journalisten in huis, geen wetenschappers.”

Gelauff denkt dat zijn journalistieke denken botst met dat van de wetenschappelijke krantenbijlages. “Wij hebben een miljoenenpubliek, dat we proberen te laten zien wat er in de samenleving speelt.”


Het verwijt dat hij niet verder gaat dan het laten horen van verschillende meningen vindt hij onzinnig. “Wij doen geen simpel feitenonderzoek. Ik vind dat een onzinbenadering. Het is ook onze taak om criticasters te laten horen. Ik wil niet dat mijn collega’s het werk van wetenschappers overdoen. Daar is geen tijd voor. We hebben een permanente deadline. Natuurlijk moeten ze een bepaald onderzoek wel in de context plaatsen. En natuurlijk maken we wel eens fouten, maar toch denk ik: daarvoor heb ik geen wetenschapsredacteur nodig. Dat hoort gewoon bij gedegen journalistiek handwerk.”


Maar wat als in de berichtgeving over bijvoorbeeld het vaccin tegen baarmoederhalskanker twee verschillende grootheden tegenover elkaar komen te staan: de mening van een bloemiste met een populaire blog tegen het vaccin, tegenover het onderbouwde onderzoek van de wetenschap? Gelauff: “Don’t shoot the messenger. Het is onze verantwoordelijkheid om te laten zien wat het maatschappelijk effect is van onderzoek. Dat is onze taak als generalistisch medium. Maar we zeggen er ook bij wat wetenschappers vinden. En het is niet zo dat wetenschappers dé waarheid vertellen. De wetenschap staat niet stil. Wat vroeger voor waar werd aangenomen, wordt inmiddels weer ondergraven. Absolute waarheden bestaan niet.”

Weegt wat een deskundige zegt dan even zwaar als wat de man op straat te zeggen heeft? “Dat is een onzinvraag. Ze komen allebei aan het woord. Ik heb geen opvoedkundige taak. Ik kan niks met de suggestie dat wij de waarheid kunnen vaststellen of het volk kunnen opvoeden. Als is geconcludeerd dat de Q-koorts ongevaarlijk is voor de mens, moet ik dan vervolgens het massale protest tegen de aanpak ervan negeren? Dat doe ik niet. Als de kijker na het zien van zo’n item in verwarring is, dan is dat zo.”

Leveson Inquiry


Nadat in juli vorig jaar bekend werd dat de Britse krant News of the World niet alleen telefoons van beroemdheden had afgeluisterd, maar ook die van gewone mensen als het vermoorde meisje Milly Dowler en nabestaanden van omgekomen Engelse soldaten, brak er een storm van kritiek los op deze journalistieke praktijken. Premier David Cameron voelde zich genoodzaakt een commissie in te stellen om de cultuur, de werkwijze en de ethiek van de Britse pers te onderzoeken.

Voorzitter van deze commissie werd Lord Justice

Leveson, vandaar de naam Leveson Inquiry. Deel van het onderzoek is de relatie van de pers met het publiek, in de breedste zin van het woord. Op 24 januari trad Fiona Fox op als getuige. Fox is directeur van het Science Media Centre, dat is verbonden aan de Royal Institution of Great Britain. Ondanks haar opmerkelijke loopbaan is zij iemand met veel aanzien in de wereld van de wetenschapscommunicatie en –journalistiek.

Zij deed Leveson een aantal aanbevelingen voor het verbeteren van de wetenschapsjournalistiek:


  • Kranten moeten aangemoedigd worden om wetenschapsredacteuren in dienst te nemen.

  • Alle verhalen over wetenschap moeten door hen gecheckt worden.

  • Zij moeten het eens zijn met koppen boven verhalen over gezondheidsonderwerpen.

  • Alle journalistiekstudenten moeten les krijgen in de basics van de wetenschap.

  • Kranten moeten grove fouten die ze maken net zo prominent rechtzetten als het aanvankelijke verhaal.

  • Er moeten richtlijnen komen voor de wetenschapsjournalistiek, opgesteld door wetenschapsjournalisten en vooral gebruikt door nieuwsredacteuren en algemene verslaggevers. Daarbij denkt Fox aan:

  • In het artikel moet de omvang van het onderzoek worden weergegeven. De journalist moet het erbij vertellen als de omvang te klein is voor algemene conclusies.

  • Een verhoogd risico moet zowel in percentages als in absolute getallen worden weergegeven.

  • Vermeld het tijdpad waarbinnen het (medische) onderzoek zich kan vertalen in behandeling of genezing.

  • Leg uit om wat voor soort onderzoek het gaat en of er meer onderzoek is op dit gebied.


Een persbericht meldde dat er in Driebergen een milieuvriendelijk café was geopend, waar de draaideur genoeg stroom opwekte voor het zetten van de koffie. De NOS had dat bericht klakkeloos overgenomen. “Kennelijk had niemand op de redactie even uitgerekend dat je minstens drieduizend rondjes moet draaien om genoeg stroom op te wekken voor één kopje koffie.”

Feiten checken
Feiten checken

Feiten checken


Veel Amerikaanse media hebben of hadden hele afdelingen die niets anders doen dan feiten checken. In Nederland is het doen van feitenonderzoek voor media minder vanzelfsprekend, al heeft NRC Next tegenwoordig de blog www.nextcheckt.nl en de Volkskrant de column ‘Twijfel’ van Hans van Maanen.

In 2008 begon de Fontys Hogeschool Tilburg het weblog http://fhjfactcheck.wordpress.com, waarop hun studenten publiceren over rammelende berichten in de media. De opleiding journalistiek en nieuwe media van de Universiteit Leiden nam dat idee een jaar later over.


Docent Peter Burger begeleidt het Leidse blog www.nieuwscheckers.nl. Daarop publiceren studenten die het vak wetenschapsjournalistiek (binnen de minor journalistiek en nieuwe media) en het mastervak journalistiek bronnengebruik volgen hun bevindingen. Volgens Burger leren studenten ‘ontzettend veel’ van het kritisch kijken naar nieuwsberichten. “Het is een heel goede en moeilijke oefening. Je hebt er specialistische kennis voor nodig om de juiste kritische vragen te stellen aan autoriteiten als journalisten van bekende media en wetenschappers.”

Burger is naar eigen zeggen ‘gematigd optimistisch’ over de kans dat zijn studenten in de toekomst zullen blijven factchecken. “Wij hebben vrij veel aandacht voor cijfers in het nieuws. Mijn collega Willem Koetsenruiter heeft daar een veel gebruikt boek over geschreven. Na de opleiding zijn onze studenten in staat persberichten kritisch te beoordelen en de juiste standaardvragen te stellen als: wie heeft het onderzoek gedaan en met welke belangen en mag ik het onderzoek inzien?”


Op die laatste vraag horen de studenten regelmatig ‘nee’, vertelt

Burger. Een interessante casus is volgens hem het speciale lichtsysteem dat Philips samen met de Universiteit Twente had ontwikkeld. “Daarover verscheen in oktober 2010 een juichend persbericht, dat klakkeloos door het NOS Journaal is overgenomen. Het onderzoek zelf was nog niet in te zien. Dat is een bekende pr-truc: eerst het persbericht, pas later – als niemand nog geïnteresseerd is – het onderzoek zelf. Ik leer mijn studenten dat ze uit principe niet over onderzoek mogen schrijven dat ze niet kunnen inzien.”


Burger weet echter ook dat de journalistieke praktijk niet ideaal is. “De vaardigheden van een individuele journalist zijn vaak ondergeschikt aan de cultuur op de redactie. Daar moeten in steeds minder tijd steeds meer artikelen geschreven worden.”

De Leidse factcheckers hebben inmiddels zo’n honderd artikelen nageplozen. Vaak zaten er fouten in, ‘ook omdat we alleen artikelen nemen waarvan we dat al vermoeden’. Na het onderzoek moeten de studenten de betreffende journalist bellen. “De reactie is vaak: ‘wat maakt het uit, het is toch een leuk onderwerp?’ Of: ‘wie zijn wij om de persberichten van instituten en universiteiten te betwijfelen?’ Ik denk dat het goed is als iedere redactie tenminste één wetenschapsredacteur heeft die als een factchecker artikelen controleert.”


www.nextcheckt.nl

fhjfactcheck.wordpress.com

www.nieuwscheckers.nl

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.