Onderwijs

Docent van het jaar (5): ‘Sheets gaan te snel’

Neem een eiland in de Pacific, laat er een insect los en bereken hoe snel dit zich verspreidt. Wiskunde suf en stoffig? Welnee, docent Fred Vermolen verlevendigt het. Wie is de beste docent van de TU Delft? De zeven genomineerden komen elke week aan bod op deze pagina. Dit is deel 5.

Naam: Fred Vermolen (40)
Doceert bij: Elektrotechniek, Wiskunde & Informatica
Burgerlijke staat: Getrouwd, een zoon, een dochter, een kat
Vakken: Numerieke methode II, numerical analysis C2, numerieke analyse I, applied finite elements. 

Fred Vermolen verwerkt voorbeelden uit zijn eigen biomedische onderzoek in zijn colleges. Neem de groei van een hersentumor. Het begint met één schadelijke cel, dat worden er twee, vier, acht, zestien en ga zo maar door. Vermolen reikt studenten een wiskundig model aan waarmee ze voor een dwarsdoorsnede in het hoofd kunnen uitrekenen hoe de tumor zich uitbreidt.
Toepassingen van wiskunde zijn de krenten uit de pap voor zijn studenten. Met wiskunde kun je immers uitrekenen hoe een wond heelt. Of hoe je efficiënt olie kunt winnen uit oliereservoirs. Of hoe aandelenkoersen zich kunnen ontwikkelen.

Met praktijkvoorbeelden, grapjes en af en toe een persoonlijke anekdote grijpt Vermolen zijn publiek. Hij is daarbij niet te beroerd om te vertellen dat hij soms zijn neus stoot. “Ik ben zelf ook wel eens achter dingen gekomen via onderzoek. Zo van: verrek, zo is het veel eenvoudiger.”
Vermolen geeft ‘colstructie’: een mengeling van college en instructie. In het begin legt hij wat theorie uit en de laatste twintig minuten laat hij studenten spelen met de stof via huiswerkopgaven. Studenten kunnen dan nog vragen stellen – eventueel in debatvorm – en Vermolen geeft hints. Dat huiswerk moeten studenten verplicht inleveren. Zo worden ze gedwongen de stof bij te houden. “Doe ik dat niet, dan gebeuren er ongelukken. Ik ben zelf ook student geweest en je stelt dingen uit.”

Als mensen te laat zijn met huiswerk of Vermolen in het ootje nemen, hebben ze de eerste week respijt. “Daarna stuur ik ze naar de studieadviseur. Ik moet mezelf beschermen, ik doe ook nog onderzoek. Ik vind goed onderwijs geven belangrijk, maar ze moeten wel meewerken. Zo’n 95 procent doet dat ook.”
In een van zijn eerste colleges probeerden studenten Vermolen nog wel eens uit. “Ik heb meegemaakt dat iemand zijn mobiel liet afgaan en ging praten. Dat loste ik op door die mobiel te vragen en voor de klas dat telefoongesprek af te ronden. De klas lag dubbel en het is me daarna nooit meer overkomen.”
Wiskunde is volgens Vermolen bij uitstek een vak dat je langzaam en gedoseerd moet brengen. Daarom gebruikt hij geen PowerPoint, sheets of laptop, maar krijt. Hij schrijft alles uit met krijt. “Sheets gaan te snel.”
Hij kijkt voordat de les begint naar wat hij gaat behandelen en maakt er ter plekke een verhaal van. “Ik schrijf vooraf op het bord vaak kernwoorden op. Een soort inhoudsopgave die ik afwerk. Studenten vinden dat heel prettig.”
Dat improviseren dwingt hem tot nadenken. “Het zorgt ervoor dat ik stil sta bij de moeilijke punten. Ik denk dat mijn vak zich niet leent voor PowerPointpresentaties, want dan ga je veel te gemakkelijk over moeilijke dingen heen.”

Dat hij improviseert, wil echter niet zeggen dat hij doceren een makkie vindt. Op zijn spreekuur voor grotere vakken komen er soms veel studenten langs. “Het is daarbij één-op-één contact. Dat is pittig. Soms is niet helder wat studenten niet begrijpen. Dan zul je je toch even moeten verplaatsen in die persoon. En dat is niet altijd gemakkelijk.”

Tips van Fred Vermolen:

  • Maak gebruik van humor.
  • Probeer wat interesse te tonen in studenten. Ze zijn bezig met relaties, verliefdheden, hun eerste autootje en vinden het belangrijk er toe te doen.
  • Probeer liefde voor je vak uit te dragen.

,Kriebelende beestjes bij wiskunde

Fred Vermolen improviseert. Hij heeft alleen wat velletjes met formules bij zich en maakt er ter plekke een college numerieke methode II van. Vandaag gaat het over warmtevergelijkingen.
Neem bijvoorbeeld een staaf van nul graden Celsius. “Als je de temperatuur aan beide uiteinden verhoogt – links met twintig graden en rechts met tien graden – zal die convergeren naar een temperatuur tussen nul en twintig graden.”

Iedereen kan zich er iets bij voorstellen, maar Vermolen legt uit dat ook het wiskundig model daarvoor klopt. Hij leidt vergelijkingen stap voor stap af op het bord. Regelmatig vraagt hij of zijn tien studenten hem kunnen volgen en of het wel klopt. Vaak geven ze geen reactie: te druk met pennen. Soms corrigeren ze hem als hij een foutje maakt. “Scherp hoor.”

Plots zegt een studente dat er een beestje in zijn haar zit. Vermolen slaat het weg en begint een anekdote over Spanje, waar hij ook eens iets in zijn haar voelde. “Ik sloeg het weg en besteedde er geen aandacht meer aan. Later voelde ik weer iets. Op mijn schouder. Ik dacht dat het een vleermuis was, maar het was een kakkerlak ter grootte van een krijtje.”
Menigeen gruwt. “Mijn vrouw begon te gillen. Ik dacht: weg met dat beest en sloeg hem weg. Mijn vrouw zei: ‘je moet hem doodtrappen!’, maar ik had blote voeten. De buurman gaf dat beest een ram met een klomp. Het was verpulverd, maar dat moet je nooit doen want er zitten eitjes in.”       
Na de pauze behandelt Vermolen stabiliteit. “Als ik een staaf vastleg en aan de andere kant een zetje geef, zal de beweging op een gegeven moment uitdoven. Of als ik van boven op een staaf duw, zal hij doormidden knikken. Vergelijk het met psychologie: als je weinig kunt hebben, ga je bij een kleine teleurstelling helemaal door het lint. Dan ben je geen stabiele persoonlijkheid. Stabiliteit komt dus overal langs: ook in de wiskunde.”

Na weer een reeks formules is het in het laatste kwartier tijd voor sommetjes. Som 10.1.1. Vermolen legt vragen geduldig uit totdat hij erachter komt dat studenten verschillende versies van zijn studieboek hebben. Verwarring alom. Een student maakt er maar een grapje van: “We wilden kijken of u een stabiele persoonlijkheid bent.”

Een verhoging zou een besparing van 554 miljoen euro moeten opleveren, blijkt uit de lijst. Aan de Nederlandse universiteiten en hogescholen staan ruim zeshonderdduizend studenten ingeschreven. Dus die zouden allemaal ruim negenhonderd euro extra collegegeld moeten betalen.

Eerder hebben de grote partijen in de Tweede Kamer laten weten dat ze het collegegeld voor de masterfase niet willen verhogen, ook niet als onorthodoxe crisismaatregel. De vooruitzichten verslechteren snel, dus de standpunten kunnen verschuiven; toch lijken de partijen niet geneigd de eventuele opbrengst aan de staatsschuld te besteden. VVD’er Halbe Zijlstra: “Het onderwijs mag niet de rekening betalen die ergens anders op de balans staat.”

Om precies te zijn zou de verhoging van het collegegeld volgens de lijst 0,1 procent van het bruto binnenlands product moeten opleveren. In 2008 was het BBP 554 miljard euro. Volgens de HBO-raad en universtiteitenvereniging VSNU waren er 602.851 studenten. Dit zou neerkomen op 919 euro.

De komende weken onderhandelen de regeringspartijen over de maatregelen die het begrotingstekort beheersbaar moeten maken. Het CDA zou harder willen ingrijpen dan PvdA en ChristenUnie.

Naam: Fred Vermolen (40)
Doceert bij: Elektrotechniek, Wiskunde & Informatica
Burgerlijke staat: Getrouwd, een zoon, een dochter, een kat
Vakken: Numerieke methode II, numerical analysis C2, numerieke analyse I, applied finite elements. 

Fred Vermolen verwerkt voorbeelden uit zijn eigen biomedische onderzoek in zijn colleges. Neem de groei van een hersentumor. Het begint met één schadelijke cel, dat worden er twee, vier, acht, zestien en ga zo maar door. Vermolen reikt studenten een wiskundig model aan waarmee ze voor een dwarsdoorsnede in het hoofd kunnen uitrekenen hoe de tumor zich uitbreidt.
Toepassingen van wiskunde zijn de krenten uit de pap voor zijn studenten. Met wiskunde kun je immers uitrekenen hoe een wond heelt. Of hoe je efficiënt olie kunt winnen uit oliereservoirs. Of hoe aandelenkoersen zich kunnen ontwikkelen.

Met praktijkvoorbeelden, grapjes en af en toe een persoonlijke anekdote grijpt Vermolen zijn publiek. Hij is daarbij niet te beroerd om te vertellen dat hij soms zijn neus stoot. “Ik ben zelf ook wel eens achter dingen gekomen via onderzoek. Zo van: verrek, zo is het veel eenvoudiger.”
Vermolen geeft ‘colstructie’: een mengeling van college en instructie. In het begin legt hij wat theorie uit en de laatste twintig minuten laat hij studenten spelen met de stof via huiswerkopgaven. Studenten kunnen dan nog vragen stellen – eventueel in debatvorm – en Vermolen geeft hints. Dat huiswerk moeten studenten verplicht inleveren. Zo worden ze gedwongen de stof bij te houden. “Doe ik dat niet, dan gebeuren er ongelukken. Ik ben zelf ook student geweest en je stelt dingen uit.”

Als mensen te laat zijn met huiswerk of Vermolen in het ootje nemen, hebben ze de eerste week respijt. “Daarna stuur ik ze naar de studieadviseur. Ik moet mezelf beschermen, ik doe ook nog onderzoek. Ik vind goed onderwijs geven belangrijk, maar ze moeten wel meewerken. Zo’n 95 procent doet dat ook.”
In een van zijn eerste colleges probeerden studenten Vermolen nog wel eens uit. “Ik heb meegemaakt dat iemand zijn mobiel liet afgaan en ging praten. Dat loste ik op door die mobiel te vragen en voor de klas dat telefoongesprek af te ronden. De klas lag dubbel en het is me daarna nooit meer overkomen.”
Wiskunde is volgens Vermolen bij uitstek een vak dat je langzaam en gedoseerd moet brengen. Daarom gebruikt hij geen PowerPoint, sheets of laptop, maar krijt. Hij schrijft alles uit met krijt. “Sheets gaan te snel.”
Hij kijkt voordat de les begint naar wat hij gaat behandelen en maakt er ter plekke een verhaal van. “Ik schrijf vooraf op het bord vaak kernwoorden op. Een soort inhoudsopgave die ik afwerk. Studenten vinden dat heel prettig.”
Dat improviseren dwingt hem tot nadenken. “Het zorgt ervoor dat ik stil sta bij de moeilijke punten. Ik denk dat mijn vak zich niet leent voor PowerPointpresentaties, want dan ga je veel te gemakkelijk over moeilijke dingen heen.”

Dat hij improviseert, wil echter niet zeggen dat hij doceren een makkie vindt. Op zijn spreekuur voor grotere vakken komen er soms veel studenten langs. “Het is daarbij één-op-één contact. Dat is pittig. Soms is niet helder wat studenten niet begrijpen. Dan zul je je toch even moeten verplaatsen in die persoon. En dat is niet altijd gemakkelijk.”

Tips van Fred Vermolen:

  • Maak gebruik van humor.
  • Probeer wat interesse te tonen in studenten. Ze zijn bezig met relaties, verliefdheden, hun eerste autootje en vinden het belangrijk er toe te doen.
  • Probeer liefde voor je vak uit te dragen.

Kriebelende beestjes bij wiskunde

Fred Vermolen improviseert. Hij heeft alleen wat velletjes met formules bij zich en maakt er ter plekke een college numerieke methode II van. Vandaag gaat het over warmtevergelijkingen.
Neem bijvoorbeeld een staaf van nul graden Celsius. “Als je de temperatuur aan beide uiteinden verhoogt – links met twintig graden en rechts met tien graden – zal die convergeren naar een temperatuur tussen nul en twintig graden.”

Iedereen kan zich er iets bij voorstellen, maar Vermolen legt uit dat ook het wiskundig model daarvoor klopt. Hij leidt vergelijkingen stap voor stap af op het bord. Regelmatig vraagt hij of zijn tien studenten hem kunnen volgen en of het wel klopt. Vaak geven ze geen reactie: te druk met pennen. Soms corrigeren ze hem als hij een foutje maakt. “Scherp hoor.”

Plots zegt een studente dat er een beestje in zijn haar zit. Vermolen slaat het weg en begint een anekdote over Spanje, waar hij ook eens iets in zijn haar voelde. “Ik sloeg het weg en besteedde er geen aandacht meer aan. Later voelde ik weer iets. Op mijn schouder. Ik dacht dat het een vleermuis was, maar het was een kakkerlak ter grootte van een krijtje.”
Menigeen gruwt. “Mijn vrouw begon te gillen. Ik dacht: weg met dat beest en sloeg hem weg. Mijn vrouw zei: ‘je moet hem doodtrappen!’, maar ik had blote voeten. De buurman gaf dat beest een ram met een klomp. Het was verpulverd, maar dat moet je nooit doen want er zitten eitjes in.”       
Na de pauze behandelt Vermolen stabiliteit. “Als ik een staaf vastleg en aan de andere kant een zetje geef, zal de beweging op een gegeven moment uitdoven. Of als ik van boven op een staaf duw, zal hij doormidden knikken. Vergelijk het met psychologie: als je weinig kunt hebben, ga je bij een kleine teleurstelling helemaal door het lint. Dan ben je geen stabiele persoonlijkheid. Stabiliteit komt dus overal langs: ook in de wiskunde.”

Na weer een reeks formules is het in het laatste kwartier tijd voor sommetjes. Som 10.1.1. Vermolen legt vragen geduldig uit totdat hij erachter komt dat studenten verschillende versies van zijn studieboek hebben. Verwarring alom. Een student maakt er maar een grapje van: “We wilden kijken of u een stabiele persoonlijkheid bent.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.