Campus

Digitaal monnikenwerk

De TU Delft heeft veel Nederlandse en buitenlandse cultuurhistorie in huis. Onlangs verschenen zestienhonderd oude prenten op watwaswaar.nl. Op de TU-site staan ze ook, samen met zevenhonderd Nederlandse kaarten.
Allemaal beschreven. Een monnikenwerk.

Paul Suijker, projectleider multimedia portal van de universitaire bibliotheek, schetst kort zijn betrokkenheid bij de prenten. “Onderdeel van het multimedia portal is het bouwen van een repository – zeg maar een bergplaats – voor het cultureel erfgoed van de TU Delft. Dat kwam in een stroomversnelling na de brand bij Bouwkunde. We kregen subsidie voor het digitaliseren van collecties.”
Een ervan is de diacollectie van Bouwkunde. Die was bij de brand nat geworden en beschadigd. “Een andere is de collectie Peters”, vertelt Suijker, “een ongeveer achtduizend prenten tellende verzameling die de Bouwkundebrand overleefde. De prenten lagen in een van de zijvleugels, een meter van de brandschade. Het tapijt was omgekruld, maar de prenten lagen ongeschonden in een kluis en stalen lades.” Nu rusten ze veilig in het Trésor van de universiteitsbibliotheek.

Chris Smeenk, de gepensioneerde bibliothecaris van Bouwkunde, deed met Jan Wegner, oud universitair hoofddocent geschiedenis van de nederzetting, het monnikenwerk. Dankzij hen zijn de Peters-prenten beschreven en kunnen deze in hoge resolutie op internet worden gezet. “Weinig mensen weten dat wij zo’n gevarieerde collectie prenten hebben”, zal Suijker veel later tijdens de rondgang in het Trésor opmerken. “Dat willen we via onze site en watwaswaar uitdragen.”

Smeenk, ook na bijna zeven jaar nog helemaal vol van het werk, weet bij elke prent wel een verhaal te vertellen. Noem een plaats, een prent, een boek, een drukker en hij associeert er lustig op los. Zijn verhaal begint bij de collectie van C.H. Peters (1847 – 1932), architect en rijksbouwmeester en onder meer bekend van het boek ‘Nederlandsche stedenbouw; de stad met hare kerken, kloosters en godshuizen, haar raadhuis en verdere openbare gebouwen, haar woon- en bedrijfshuizen’. Voor zijn werk verzamelde Peters prenten van stadsplattegronden en stadsgezichten van Nederlandse steden. Maar omdat hij die bij antiquariaten en veilingen vaak in bundels moest kopen, ontstond een bonte verzameling topografie en tekeningen over België, Frankrijk, Duitsland, Engeland, Italië en de Oudheid. Smeenk: “Peters had die bijvangst kunnen doorverkopen, maar deed dat niet.” Op Peters tachtigste verjaardag kwam de verzameling voor vijftienduizend gulden in bezit van de toenmalige Afdeling der Bouwkunde van de Technische Hogeschool Delft.

De waarde van de prenten vindt Suijker moeilijk in te schatten. Hij noemt een bedrag van ‘enkele tonnen’. De aankoopprijs was destijds een schijntje, maar ook geldt dat prenten in het verre verleden met de beste bedoelingen zijn opgeplakt voor gebruik door wetenschappers en studenten. Dat leidde tot schade.

“Wij hadden ons als opdracht gesteld zo precies mogelijk de geografische plaats aan te duiden.” Daarnaast gaven ze aan wie de graveur was, wie het wanneer had gepubliceerd, wat voor prent het was, waar het op was gedrukt, een kernwoord en een beschrijving van wat de prent toont.
Zeker wat betreft de bijvangst was dat een taaie klus, al kenden Wegner en Smeenk de Peterscollectie door hun werk bij Bouwkunde goed. Beneden in het Trésor tonen Suijker en Smeenk waar ze het soms mee moesten doen. “Kijk”, wijst Smeenk, “hier is een hoekje af. Dan zie je maar een deel van de tekst die iets kan zeggen over de herkomst. We letten altijd op het onderschrift. Hier staat ‘Vue du chateau de Spietz’. Is dat Zwitserland, Oostenrijk? Met die gegevens ga je aan de slag.”

Verwijzingen op internet leidden vaak naar prenten uit boeken die op de TU zelf aanwezig waren, zoals die van de Bouwkunde-bibliotheek die tegenwoordig in het Trésor staan. Maar Smeenk en Wegner reisden ook regelmatig naar andere bibliotheken en raadpleegden de beroemde stedenatlas van Bleau, die bekendstaat als de Google Earth van de zeventiende eeuw.
In het begin leverde internet vaak weinig op en viel Smeenk terug op zijn kennis en het inzicht dat hij geleidelijk kreeg in de stijl van de makers van de prenten die hij moest beschrijven. “Een beetje gokken en dan bladeren.” In het Trésor toont Smeenk hoe dat ging. “Hier staan honderden plaatjesboeken”, zegt hij terwijl hij een boek uit de kast trekt. Hij wordt meteen dolenthousiast: toevallig bevat zijn voorbeeldboek een uitklapbare prent van vijf keer de boekbreedte.

Vrijwel al de prenten zijn inmiddels op hoge resolutie gefotografeerd en daardoor via ver inzoomen op detailniveau te bekijken. Smeenk móet dat even laten zien met een prent van een kasteel, waar je bij wijze van spreken de gezichtsuitdrukking van de twee mannetjes op de brug kunt aflezen. Het fotograferen was net als het beschrijven van de prenten monnikenwerk. Niet alleen door het aantal prenten, maar ook doordat sommige platen wel twee meter lang waren. “Dan is het een kwestie van plat op de grond leggen, in gedeelten fotograferen door telkens de camera en lampen te verplaatsen en ‘m uiteindelijk in de computer weer aan elkaar plakken”, legt Suijker uit.

Inmiddels staan zestienhonderd Nederlandse prenten uit de collectie op multimedia.tudelft.nl en wiewaswaar. Op de TU-site staan daarnaast zevenhonderd Nederlandse kaarten. Dit jaar komen er op beide sites 2300 Nederlandse prenten bij. De TU-site wordt bovendien verrijkt met 4500 Europese prenten en ‘een beetje Midden-Oosten’, aldus Suijker. De prenten zijn op de TU-site te bekijken met ‘een sobere interface, want het materiaal en de mogelijkheid van inzoomen moeten het werk doen’. Een voorlopig laatste stap is de integratie komend jaar van de prentencollectie in Discover. “Dat is de nieuwe zoekomgeving van de bibliotheek, met daarin informatie over de boeken, artikelen en het beeldmateriaal dat de bibliotheek beheert en waarin je met één zoekingang kunt werken”, schetst Suijker met enige trots.
Smeenk heeft even later, in het Trésor een dergelijk gevoel. “Dit stapeltje platen moeten we nog doen”, toont hij, terwijl hij de verleiding niet kan weerstaan er een prent van het Pantheon uit te vissen. “Een echte Piranesi”, zegt hij. Hij legt hem terug en vertelt: “Zo slaan we ze na beschrijving op: elke prent tussen zuurvrij vloeipapier en in een speciale zuurvrije kartonnen map in degelijke ladekasten.”

Pindakaas in je haar
Je moet er wat voor over hebben, zo’n feest op de vereniging. Humor is betrekkelijk, besef je als je wakker wordt met een klont kauwgum in je haar. Tijd voor een nieuw kapsel dan maar? Welnee! Smeer er een flinke kwak pindakaas in en wrijf met een stuk keukenrol net zolang tot de kauwgum oplost. Bevriezen werkt trouwens ook heel goed, al is die truc een stuk geschikter voor je bank of vloerbedekking.

Zum kotzen
Heb je eindelijk jezelf weer schoon, ontdek je nog één pijnlijk souvenir van de night before: een stinkende plak kots, precies in het midden van de kamer. Oké; ’s avonds een vent, ’s ochtends een vent, dus eerst even de brokstukken verwijderen. Daarna begint het echte werk. Je kunt er een peperdure powercleaner tegenaan gooien, maar minstens zo effectief, goedkoop én educatief is je eigen mengsel van afwasmiddel, azijn en zuiveringszout. Even laten intrekken, et voilà. En dan verklappen we niet dat gemalen koffie erover gooien minstens zo goed werkt – gewoon voor het wow-effect.

Wie schrijft, die blijft
Op het toppunt van concentratie kán wel eens iets misgaan. Verdiept in je boeken, vergeet je je balpen, die al druppend een knalblauwe vlek achterlaat op de stoel van je huisgenoot. Duik het badkamerkastje in, ergens moet een fles haarlak te vinden zijn. Even sprayen, wrijven en klaar is Kees. O, mocht je kleding ook geraakt zijn: beetje alcohol erop (nee, niet die uit de koelkast…) en zo de was in. Niks van dit alles in huis te vinden? Week je kleren in de melk!

Vetverdemme
Niets zo lekker als een vette bek na het stappen. Maar die shoarmasaus laat hopeloze vlekken achter op je kleding, om over de bank maar niet te spreken. Wat nu? Strooi er een beetje aardappelmeel op! Even afkloppen en applaus, alstublieft.

Bloody Sunday
Een ongeluk zit in een klein hoekje (of glaasje). Bloed op je stoel of beddengoed? Smeer er een papje op van maïzena met water, en hup, de zon in.

Wax on, wax off
Zijn jullie thuis ook gezwicht voor de truc met het aluminiumfolie op het gasfornuis? Kom op, dat ziet er toch niet uit? Dé oplossing: één keer bikkelen en de boel goed schoonmaken (gooi de pitten in de kunstgebittenreiniger!) en smeer het fornuis daarna in met ovenwas. Eén snelle veeg met een lap na het koken is voor (bijna) altijd voldoende.

Snelle remedies tegen…
Rode wijn: spa rood erover.
Kaarsvet: in de diepvries, föhnen, of strijken met absorberend papier.
Vieze wasbak en spiegel: scheerschuim!

Piep zei de muis…
… maar niet in je huis – als je de boel nu tenminste schoon weet te houden. Toch nog last van ongedierte? Zet vallen en bel de ongediertebestrijding. Maar heb je inmiddels de smaak van de huismiddeltjes te pakken: kakkerlakken vang je door ’s nachts een vochtige dweil op de vloer te leggen, daar kruipen ze graag onder. Het pad van mieren bestrooi je met witte peper, hun nest smeer je in met knoflook of koffiedik. En die lastige huisgenoot? Die vertel je niks over deze trucs, zodat hij Huize Helderschoon gillend ontvlucht.

Paul Suijker, projectleider multimedia portal van de universitaire bibliotheek, schetst kort zijn betrokkenheid bij de prenten. “Onderdeel van het multimedia portal is het bouwen van een repository – zeg maar een bergplaats – voor het cultureel erfgoed van de TU Delft. Dat kwam in een stroomversnelling na de brand bij Bouwkunde. We kregen subsidie voor het digitaliseren van collecties.”

Brandschade
Een ervan is de diacollectie van Bouwkunde. Die was bij de brand nat geworden en beschadigd. “Een andere is de collectie Peters”, vertelt Suijker, “een ongeveer achtduizend prenten tellende verzameling die de Bouwkundebrand overleefde. De prenten lagen in een van de zijvleugels, een meter van de brandschade. Het tapijt was omgekruld, maar de prenten lagen ongeschonden in een kluis en stalen lades.” Nu rusten ze veilig in het Trésor van de universiteitsbibliotheek.

Hoge resolutie
Chris Smeenk, de gepensioneerde bibliothecaris van Bouwkunde, deed met Jan Wegner, oud universitair hoofddocent geschiedenis van de nederzetting, het monnikenwerk. Dankzij hen zijn de Peters-prenten beschreven en kunnen deze in hoge resolutie op internet worden gezet. “Weinig mensen weten dat wij zo’n gevarieerde collectie prenten hebben”, zal Suijker veel later tijdens de rondgang in het Trésor opmerken. “Dat willen we via onze site en watwaswaar uitdragen.”

Associeren
Smeenk, ook na bijna zeven jaar nog helemaal vol van het werk, weet bij elke prent wel een verhaal te vertellen. Noem een plaats, een prent, een boek, een drukker en hij associeert er lustig op los. Zijn verhaal begint bij de collectie van C.H. Peters (1847 – 1932), architect en rijksbouwmeester en onder meer bekend van het boek ‘Nederlandsche stedenbouw; de stad met hare kerken, kloosters en godshuizen, haar raadhuis en verdere openbare gebouwen, haar woon- en bedrijfshuizen’.

Bundels
Voor zijn werk verzamelde Peters prenten van stadsplattegronden en stadsgezichten van Nederlandse steden. Maar omdat hij die bij antiquariaten en veilingen vaak in bundels moest kopen, ontstond een bonte verzameling topografie en tekeningen over België, Frankrijk, Duitsland, Engeland, Italië en de Oudheid. Smeenk: “Peters had die bijvangst kunnen doorverkopen, maar deed dat niet.” Op Peters tachtigste verjaardag kwam de verzameling voor vijftienduizend gulden in bezit van de toenmalige Afdeling der Bouwkunde van de Technische Hogeschool Delft.

Opgeplakt
De waarde van de prenten vindt Suijker moeilijk in te schatten. Hij noemt een bedrag van ‘enkele tonnen’. De aankoopprijs was destijds een schijntje, maar ook geldt dat prenten in het verre verleden met de beste bedoelingen zijn opgeplakt voor gebruik door wetenschappers en studenten. Dat leidde tot schade.

Opdracht
“Wij hadden ons als opdracht gesteld zo precies mogelijk de geografische plaats aan te duiden.” Daarnaast gaven ze aan wie de graveur was, wie het wanneer had gepubliceerd, wat voor prent het was, waar het op was gedrukt, een kernwoord en een beschrijving van wat de prent toont.

Taaie klus
Zeker wat betreft de bijvangst was dat een taaie klus, al kenden Wegner en Smeenk de Peterscollectie door hun werk bij Bouwkunde goed. Beneden in het Trésor tonen Suijker en Smeenk waar ze het soms mee moesten doen. “Kijk”, wijst Smeenk, “hier is een hoekje af. Dan zie je maar een deel van de tekst die iets kan zeggen over de herkomst. We letten altijd op het onderschrift. Hier staat ‘Vue du chateau de Spietz’. Is dat Zwitserland, Oostenrijk? Met die gegevens ga je aan de slag.”

Bibliotheken
Verwijzingen op internet leidden vaak naar prenten uit boeken die op de TU zelf aanwezig waren, zoals die van de Bouwkunde-bibliotheek die tegenwoordig in het Trésor staan. Maar Smeenk en Wegner reisden ook regelmatig naar andere bibliotheken en raadpleegden de beroemde stedenatlas van Bleau, die bekendstaat als de Google Earth van de zeventiende eeuw.

Gokken
In het begin leverde internet vaak weinig op en viel Smeenk terug op zijn kennis en het inzicht dat hij geleidelijk kreeg in de stijl van de makers van de prenten die hij moest beschrijven. “Een beetje gokken en dan bladeren.” In het Trésor toont Smeenk hoe dat ging. “Hier staan honderden plaatjesboeken”, zegt hij terwijl hij een boek uit de kast trekt. Hij wordt meteen dolenthousiast: toevallig bevat zijn voorbeeldboek een uitklapbare prent van vijf keer de boekbreedte.

Inzoomen
Vrijwel al de prenten zijn inmiddels op hoge resolutie gefotografeerd en daardoor via ver inzoomen op detailniveau te bekijken. Smeenk móet dat even laten zien met een prent van een kasteel, waar je bij wijze van spreken de gezichtsuitdrukking van de twee mannetjes op de brug kunt aflezen. Het fotograferen was net als het beschrijven van de prenten monnikenwerk. Niet alleen door het aantal prenten, maar ook doordat sommige platen wel twee meter lang waren. “Dan is het een kwestie van plat op de grond leggen, in gedeelten fotograferen door telkens de camera en lampen te verplaatsen en ‘m uiteindelijk in de computer weer aan elkaar plakken”, legt Suijker uit.

Midden-Oosten
Inmiddels staan zestienhonderd Nederlandse prenten uit de collectie op multimedia.tudelft.nl en wiewaswaar.nl. Op de TU-site staan daarnaast zevenhonderd Nederlandse kaarten. Dit jaar komen er op beide sites 2300 Nederlandse prenten bij. De TU-site wordt bovendien verrijkt met 4500 Europese prenten en ‘een beetje Midden-Oosten’, aldus Suijker.

Integratie
De prenten zijn op de TU-site te bekijken met ‘een sobere interface, want het materiaal en de mogelijkheid van inzoomen moeten het werk doen’. Een voorlopig laatste stap is de integratie komend jaar van de prentencollectie in Discover. “Dat is de nieuwe zoekomgeving van de bibliotheek, met daarin informatie over de boeken, artikelen en het beeldmateriaal dat de bibliotheek beheert en waarin je met één zoekingang kunt werken”, schetst Suijker met enige trots.

Echte Piranesi
Smeenk heeft even later, in het Trésor een dergelijk gevoel. “Dit stapeltje platen moeten we nog doen”, toont hij, terwijl hij de verleiding niet kan weerstaan er een prent van het Pantheon uit te vissen. “Een echte Piranesi”, zegt hij. Hij legt hem terug en vertelt: “Zo slaan we ze na beschrijving op: elke prent tussen zuurvrij vloeipapier en in een speciale zuurvrije kartonnen map in degelijke ladekasten.”

multimedia.tudelft.nl  (zoekterm: prentenkabinet)
www.watwaswaar.nl

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.