Dichtende promovendus belicht informatica

U studeerde af aan de Universiteit van Amsterdam op een analyse van poëzie over fundamentele levensvragen. Vervolgens koos u voor een carrière in de it. Vanwaar deze ommezwaai?

,,Na mijn studie ging ik in militaire dienst. Daar werd ik gestationeerd bij het ministerie van Defensie. Ik werkte aan een groot automatiseringsproject. In die tijd ontdekte ik hoe leuk ict is. Programmeren is zelfs een hobby geworden. Na mijn diensttijd ben ik in de ict doorgegaan, mede omdat er toen weinig werk voor Neerlandici was.”

Van alfa naar bèta dus.

,,Een beetje wel. Maar ik zie ook zeker raakvlakken tussen Nederlands en informatica. Bij beiden spelen taal en communicatie een wezenlijke rol.”

En hoe bent u op de TU Delft beland?

,,In mijn beleidswerk bij de ict-directie van het ministerie van Buitenlandse Zaken begeleidde ik af en toe informatica-afstudeerders bij hun praktijkonderzoek. Een van die contacten leidde tot het idee om te promoveren aan de TU Delft.”

Uw promotie richt zich op het management van internationale ict-netwerken. Moet een communicatienetwerk in een derdewereldland anders beheerd worden dan in Nederland?

,,Jazeker. In Midden-Afrika valt in sommige landen bijvoorbeeld de stroom om de haverklap uit. Dat is van invloed op het dagelijks beheer van ict-netwerken. Meer nog spelen factoren als de politieke en economische toestand, lokale wetgeving, taalbarrières en opleidingsniveau van lokale werknemers een grote rol. Ik heb een referentiekader ontwikkeld waarbij de uiteenlopende situaties van een vreemd land in combinatie met factoren binnen een organisatie helder vertaald worden naar sturingsmogelijkheden voor beheerders van zo’n ict-netwerk.”

U begint uw proefschrift met een eigen gedicht. Eén kwatrijn luidt: Wij spreken nu één digitaal / vol kleuren, vol geluid / en spreiden onze zielenstrijd / in bits over de globe uit. Een lofzang op de informatica?

,,Het is ook ironisch bedoeld. De focus ligt bij informatica vaak op de techniek. We vergeten soms dat computers en netwerken maar hulpmiddelen zijn. Het draait uiteindelijk om de effectiviteit van informatieoverdracht. Daarvoor is organisatie- en informatiemanagement erg van belang, en dat blijft vaak onderbelicht.”

Schrijft u vaker gedichten?

,,Al vanaf jongs af aan. Vroeger heb ik wel eens voorgedragen uit eigen werk in het Bzztôh-theater in Den Haag. Vorig jaar zijn er wat gedichten gepubliceerd in de ‘Dagkalender van de Nederlandse en Vlaamse Poëzie’.”

Droomt u dan ook van een literair debuut?

,,Na mijn promotie hoop ik weer meer tijd aan poëzie te kunnen besteden. En inderdaad: het lijkt me geweldig als mijn gedichten ooitgepubliceerd worden in een poëziebundel.”

U studeerde af aan de Universiteit van Amsterdam op een analyse van poëzie over fundamentele levensvragen. Vervolgens koos u voor een carrière in de it. Vanwaar deze ommezwaai?

,,Na mijn studie ging ik in militaire dienst. Daar werd ik gestationeerd bij het ministerie van Defensie. Ik werkte aan een groot automatiseringsproject. In die tijd ontdekte ik hoe leuk ict is. Programmeren is zelfs een hobby geworden. Na mijn diensttijd ben ik in de ict doorgegaan, mede omdat er toen weinig werk voor Neerlandici was.”

Van alfa naar bèta dus.

,,Een beetje wel. Maar ik zie ook zeker raakvlakken tussen Nederlands en informatica. Bij beiden spelen taal en communicatie een wezenlijke rol.”

En hoe bent u op de TU Delft beland?

,,In mijn beleidswerk bij de ict-directie van het ministerie van Buitenlandse Zaken begeleidde ik af en toe informatica-afstudeerders bij hun praktijkonderzoek. Een van die contacten leidde tot het idee om te promoveren aan de TU Delft.”

Uw promotie richt zich op het management van internationale ict-netwerken. Moet een communicatienetwerk in een derdewereldland anders beheerd worden dan in Nederland?

,,Jazeker. In Midden-Afrika valt in sommige landen bijvoorbeeld de stroom om de haverklap uit. Dat is van invloed op het dagelijks beheer van ict-netwerken. Meer nog spelen factoren als de politieke en economische toestand, lokale wetgeving, taalbarrières en opleidingsniveau van lokale werknemers een grote rol. Ik heb een referentiekader ontwikkeld waarbij de uiteenlopende situaties van een vreemd land in combinatie met factoren binnen een organisatie helder vertaald worden naar sturingsmogelijkheden voor beheerders van zo’n ict-netwerk.”

U begint uw proefschrift met een eigen gedicht. Eén kwatrijn luidt: Wij spreken nu één digitaal / vol kleuren, vol geluid / en spreiden onze zielenstrijd / in bits over de globe uit. Een lofzang op de informatica?

,,Het is ook ironisch bedoeld. De focus ligt bij informatica vaak op de techniek. We vergeten soms dat computers en netwerken maar hulpmiddelen zijn. Het draait uiteindelijk om de effectiviteit van informatieoverdracht. Daarvoor is organisatie- en informatiemanagement erg van belang, en dat blijft vaak onderbelicht.”

Schrijft u vaker gedichten?

,,Al vanaf jongs af aan. Vroeger heb ik wel eens voorgedragen uit eigen werk in het Bzztôh-theater in Den Haag. Vorig jaar zijn er wat gedichten gepubliceerd in de ‘Dagkalender van de Nederlandse en Vlaamse Poëzie’.”

Droomt u dan ook van een literair debuut?

,,Na mijn promotie hoop ik weer meer tijd aan poëzie te kunnen besteden. En inderdaad: het lijkt me geweldig als mijn gedichten ooitgepubliceerd worden in een poëziebundel.”