Opinie

Desastreuze keuzes

Wat bezielt iemand om aan de TU Delft te promoveren en wat houdt dat precies in? Die vragen onderzocht de gepromoveerde wetenschapsjournalist Bennie Mols.

Op vrijdag 6 juli 1906 verdedigde chemisch ingenieur Nicolaas Söhngen als eerste in Delft zijn promotieonderzoek. Ruim honderd jaar later zijn we maar liefst vijfduizend promovendi verder. Aanleiding voor Bennie Mols om het boek ‘To the heart of the challenge’ te schrijven. Mols is een van die vijfduizend Delftse promovendi. Hij promoveerde in 1999 in de natuurkunde aan de TU Delft. Daarna ging Mols aan de slag als wetenschapsjournalist en schreef sindsdien voor onder meer Natuurwetenschap en Techniek, De Ingenieur en NRC Handelsblad.
Om duidelijk te maken wat mensen bezielt om te promoveren en wat promoveren inhoudt, interviewde Mols bekende Delftenaren, vroeg hij politici en ondernemers naar het nut van een promotie en dook hij in de geschiedenis van het promoveren. Dat zijn allemaal logische en voor de hand liggende onderwerpen.

Mols opent het boek met een even verrassende als desastreuze keuze. In het eerste hoofdstuk vraagt Mols lukraak aan mensen, die niets van promoveren weten, wat promoveren volgens hen inhoudt. Mols spreekt bijvoorbeeld Angelique Cachia, een freelance Engelse copywriter. We lezen dat zij onder de indruk is van Al Gore en dat zij lid is van Greenpeace. Na deze nutteloze informatie tekent Mols de volgende opmerking uit haar mond: ‘My image of a technical university is that it works on practical solutions and has a close relationship with the business community. But I don’t know how accurate that is.’

Waarom Cachia geciteerd wordt in dit boek blijft een raadsel. Is het om aan te geven dat iemand die niets met een TU te maken heeft, niet weet wat promoveren is? Het eerste hoofdstuk staat vol met gissingen van mensen die niets van promoveren weten over wat het wel of niet zou kunnen betekenen. Deze zin heb ik bewust net zo omslachtig geformuleerd. Het hoofdstuk is niet alleen oersaai om te lezen, maar het bevat ook volkomen overbodige informatie.

Gelukkig maakt Mols een en ander goed in de hoofdstukken na deze valse start. Zo bespreekt hij kundig de geschiedenis van honderd jaar promoveren in Delft en publiceert hij een fascinerende top-10 van professoren die de meeste promovendi hebben gehad.
Mols interviewde voor hoofdstuk twee de gepromoveerde oud-ministers Jo Ritzen en Pieter Winsemius. In dit gedeelte staan veel treffende opmerkingen over promoveren. Zoals deze uitspraak van Winsemius: ‘The most important thing I learnt as a PhD student was that even if something fails ten times, it might just work on the eleventh try. Reading for a doctorate imbued me with huge personal resilience.’

In navolging van Winsemius benadrukken vrijwel alle onderzoekers dat promoveren een meerwaarde heeft. In min of meer dezelfde bewoordingen zeggen de geïnterviewden, dat het mensen zelfstandig leert denken, werken en knopen doorhakken. Dat zijn de terechte, zij het bekende opmerkingen die over gepromoveerden worden gemaakt. Prima dat dit in het boek vermeld wordt, maar het is te veel van het goede dat Mols in vrijwel ieder interview na Winsemius de geïnterviewden nog een keer hetzelfde laat zeggen. Dat bederft al het leesplezier en voegt geen enkele nieuwe informatie toe. Mols had er beter aan gedaan om zijn interviews niet uit te werken in vraag-antwoordvorm, maar in een lopend verhaal met een duidelijke invalshoek. Of hij voor deze vorm heeft gekozen omdat hij dat zelf wilde of omdat de opdrachtgever, de TU Delft, dat niet wilde is onduidelijk.

Mols staat bekend als een uitstekende journalist. Onlangs blogte hij over zijn reis naar Antarctica voor de Volkskrant. Daarin is Mols zeer goed op dreef. Een gps die meedrijft op een ijsschots noemt hij treffend een oormerk. Het zijn dat soort beeldende vergelijkingen waar Mols zich normaal gesproken mee onderscheidt, maar waar hij blijkbaar geen ruimte voor heeft gevonden of gemaakt in dit boek. Van iemand van zijn kaliber had ik veel beter verwacht.

www.benniemols.blogspot.nl

Op vrijdag 6 juli 1906 verdedigde chemisch ingenieur Nicolaas Söhngen als eerste in Delft zijn promotieonderzoek. Ruim honderd jaar later zijn we maar liefst vijfduizend promovendi verder. Aanleiding voor Bennie Mols om het boek ‘To the heart of the challenge’ te schrijven. Mols is een van die vijfduizend Delftse promovendi. Hij promoveerde in 1999 in de natuurkunde aan de TU Delft. Daarna ging Mols aan de slag als wetenschapsjournalist en schreef sindsdien voor onder meer Natuurwetenschap en Techniek, De Ingenieur en NRC Handelsblad.
Om duidelijk te maken wat mensen bezielt om te promoveren en wat promoveren inhoudt, interviewde Mols bekende Delftenaren, vroeg hij politici en ondernemers naar het nut van een promotie en dook hij in de geschiedenis van het promoveren. Dat zijn allemaal logische en voor de hand liggende onderwerpen.

Mols opent het boek met een even verrassende als desastreuze keuze. In het eerste hoofdstuk vraagt Mols lukraak aan mensen, die niets van promoveren weten, wat promoveren volgens hen inhoudt. Mols spreekt bijvoorbeeld Angelique Cachia, een freelance Engelse copywriter. We lezen dat zij onder de indruk is van Al Gore en dat zij lid is van Greenpeace. Na deze nutteloze informatie tekent Mols de volgende opmerking uit haar mond: ‘My image of a technical university is that it works on practical solutions and has a close relationship with the business community. But I don’t know how accurate that is.’

Waarom Cachia geciteerd wordt in dit boek blijft een raadsel. Is het om aan te geven dat iemand die niets met een TU te maken heeft, niet weet wat promoveren is? Het eerste hoofdstuk staat vol met gissingen van mensen die niets van promoveren weten over wat het wel of niet zou kunnen betekenen. Deze zin heb ik bewust net zo omslachtig geformuleerd. Het hoofdstuk is niet alleen oersaai om te lezen, maar het bevat ook volkomen overbodige informatie.

Gelukkig maakt Mols een en ander goed in de hoofdstukken na deze valse start. Zo bespreekt hij kundig de geschiedenis van honderd jaar promoveren in Delft en publiceert hij een fascinerende top-10 van professoren die de meeste promovendi hebben gehad.
Mols interviewde voor hoofdstuk twee de gepromoveerde oud-ministers Jo Ritzen en Pieter Winsemius. In dit gedeelte staan veel treffende opmerkingen over promoveren. Zoals deze uitspraak van Winsemius: ‘The most important thing I learnt as a PhD student was that even if something fails ten times, it might just work on the eleventh try. Reading for a doctorate imbued me with huge personal resilience.’

In navolging van Winsemius benadrukken vrijwel alle onderzoekers dat promoveren een meerwaarde heeft. In min of meer dezelfde bewoordingen zeggen de geïnterviewden, dat het mensen zelfstandig leert denken, werken en knopen doorhakken. Dat zijn de terechte, zij het bekende opmerkingen die over gepromoveerden worden gemaakt. Prima dat dit in het boek vermeld wordt, maar het is te veel van het goede dat Mols in vrijwel ieder interview na Winsemius de geïnterviewden nog een keer hetzelfde laat zeggen. Dat bederft al het leesplezier en voegt geen enkele nieuwe informatie toe. Mols had er beter aan gedaan om zijn interviews niet uit te werken in vraag-antwoordvorm, maar in een lopend verhaal met een duidelijke invalshoek. Of hij voor deze vorm heeft gekozen omdat hij dat zelf wilde of omdat de opdrachtgever, de TU Delft, dat niet wilde is onduidelijk.

Mols staat bekend als een uitstekende journalist. Onlangs blogte hij over zijn reis naar Antarctica voor de Volkskrant. Daarin is Mols zeer goed op dreef. Een gps die meedrijft op een ijsschots noemt hij treffend een oormerk. Het zijn dat soort beeldende vergelijkingen waar Mols zich normaal gesproken mee onderscheidt, maar waar hij blijkbaar geen ruimte voor heeft gevonden of gemaakt in dit boek. Van iemand van zijn kaliber had ik veel beter verwacht.

Bennie Mols, ‘To the heart of the challenge. PhD research at Delft: a century of thinking and doing’, 157p.

www.benniemols.blogspot.nl

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.