Opinie

Delftse vrouw

Een Delftse vrouw is een meisje dat te lang is blootgesteld aan de Delftse man. Ik heb er nooit in geloofd. Ze zou arrogant zijn, veeleisend en onmogelijk om te versieren.

Wat een onzin. Ik woon al vijf jaar in Delft en ben toevallig hartstikke lief. Althans, dat dacht ik tot vorige week zaterdag.
We gaan naar een typisch Delfts feest. Redelijke muziek, jongens en drankjes. Dansend als een malle vermaak ik me prima. Dan is hij daar ineens, vastberaden jongen nummer één. Hij hangt om me heen waardoor ik al snel genoeg van hem krijg. Ik negeer hem en hij druipt af. Hetzelfde lot ondergaan nummer twee en drie die hun geluk bij mij beproeven.
Het punt is, feestjes gaan voor mij om het dansen. Jongens ontmoeten prima: spreek me aan op straat, in de UB of in de trein en ik zal vriendelijk reageren. Maar op feestjes wordt geen kostbare danstijd verspild.
Terug op het feest wacht jongen nummer één op mij, maar ik zwaai en verdwijn. De volgende middag krijg ik een berichtje. Hij heeft me digitaal opgespoord en vraagt me mee uit. Mijn antwoord: ‘Nee, liever niet.’ Hij stuurt een bericht naar mijn vriendinnetje: ‘Ik wilde alleen iets met haar gaan drinken om haar te leren kennen, ze leek me superleuk.’ De ideale schoonzoon zou je zeggen.
In een perfecte wereld zou ik zwichten voor deze lieve jongen. Ik zou een geweldige date met hem hebben, razend verliefd worden en voor eeuwig en altijd gelukkig zijn met elkaar en onze acht kinderen. Maar de realiteit is dat ik hem behalve opdringerig ook woest onaantrekkelijk vind. En nog belangrijker, welke sukkel vindt mij nog steeds leuk als ik hem eerst negeer en daarna afwijs.
Oh nee, het zal toch niet… Ik ben een Delftse vrouw!

De kerkklok op de campus van Arizona State University slaat twaalf uur: tijd voor de lunch. Ik loop mijn airconditioned kantoor uit en voeg me tussen de duizenden studenten die in de brandende zon van de collegezalen naar de kantine schuifelen voor een stuk pizza of een Venti Iced Caramel Macchiato van de Starbucks. Het is een parade van Amerikaanse stereotypen: zwaarlijvige professoren met oranje Hawaïshirts, okergele pantalons en witte sportschoenen. Schaars geklede modepopjes. Nerds met uilenbrillen en hangende schouders. Breedgeschouderde jongens die op hun skateboards tussen de wandelende menigte doorglijden. En waar je ook kijkt in die menigte, het logo van ASU: op truien, broeken, tassen, jassen, bekers, brillen en ondergoed.
Ondanks de massaliteit gaat er een vreemd soort rust van deze dagelijkse optocht uit. Niemand lijkt haast te hebben, op een enkele universiteitsbestuurder na die met twee grote zweetplekken onder zijn oksels naar de volgende vergadering rent. Het is ook veel te heet om je druk te maken. Stukken verstandiger om rustig op je slippertjes over de campus te sloffen.
Ik zoek een tafeltje tegenover de kraampjes aan de rand van het centrale plein van de campus waar de meest uiteenlopende organisaties de aandacht van de studenten proberen te trekken. Het plein voor de kerk is als Free Speech Zone aangemerkt. Of het nou gaat om abortus, legalisering van softdrugs of de oorlog in Irak, hier in het hart van de campus mag iedereen zijn verhaal doen. De studentenvereniging Phi Beta Sigma probeert met een dj nieuwe leden te werven. Een studente deelt folders uit voor de aankomende studentenraadsverkiezingen. Achter haar een manshoge poster: ‘When election time knocks, vote for Rocks’. Wat verderop staan de evangelisten te prediken. Ken, een urban evangelist van de Desert Life Church, leest hardop voor uit de bijbel: ‘Repent, sinners! Repent, and ye shall receive the gift of the Holy Ghost.’ Brother Jed is er ook vandaag. Hij gaat alle campussen in Amerika af om studenten van de ondergang te redden. De leden van de Secular Free Thought Society zien hem liever gaan dan komen en maken op hun beurt gebruik van het recht op vrije meningsuiting door de evangelisten voor rotte vis uit te maken.
Op de voorbijtrekkende studenten maakt het allemaal weinig indruk. Een enkeling blijft verveeld staan bij de protestactie van de Mexicaanse studentenbeweging of gaat in gesprek met een van de kaalgeschoren marines in uniform die soldaten voor Afghanistan rekruteren.
Ik probeer me de campus in Delft voor te stellen. Cactussen, Starbucks en evangelisten hebben we niet op de Mekelweg en als de zon schijnt, noemen we dat ‘mooi weer’. Minder massaal is het, maar ook meer gehaast. Op de Delftse campus lijken alle studenten ergens naar toe te moeten; hier op Arizona State zijn ze er al.
Beter? Anders.

Dit is het laatste deel van een drieluik over het leven aan de Arizona State University.

Drs. Daan Schuurbiers is onderzoeker bij de werkgroep biotechnologie en maatschappij.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.