Campus

Delfts gevoel moet nog groeien

“Hbo, wat doe je hier in Delft?”, schreeuwen TU-studenten tijdens de Owee tegen hbo’ers. Zachtzinnig is het gebral in de aula nooit, maar dit klinkt wel erg ongastvrij.

Inholland en de Haagse Hogeschool zitten sinds 2010 en 2009 op de campus. Hoe thuis voelen hun studenten zich en hoeveel contact is er over en weer? Over gescheiden werelden, die langzaam aan verstrengeld raken.


Zittend aan een barretje in de hoge, open kantine van Hogeschool Inholland moet Wouter Tuls glimlachen als hij terugdenkt aan zijn Owee. Tuls is vicevoorzitter van V.S.V. Sipke Wynia, de studievereniging van de opleiding luchtvaarttechnologie. Twee jaar geleden deed hij mee aan de ontvangstweek (Owee) voor aankomende Delftse studenten. Heel weinig hbo’ers doen dat, maar Tuls vond het grappig hoe honderden TU’ers hem en zijn mede-hbo’ers neerbuigend toezongen wat zij dachten te komen doen in Delft.  Tuls heeft er geen trauma van opgelopen. Sterker nog, hij ging op kamers en werd in zijn tweede jaar lid van studentenvereniging Delftsche Studenten Bond (DSB). Als bestuurder heeft hij weinig te maken met TU-studenten, “al werken we wel eens samen met Leonardo da Vinci” (studievereniging L&R, red.), in zijn sociale leven des te meer. Iets wat maar weinig hbo’ers hem nadoen. Bij de Delftse studentenverenigingen zit gemiddeld namelijk zo’n vijf procent hbo’ers op het gehele ledenbestand. Tuls is ook bij de DSB in de minderheid en hij weet wel waarom. “Vaak blijven hbo’ers bij hun ouders wonen, omdat er altijd wel een hogeschool in hun eigen buurt zit. Maar luchtvaarttechnologie kan alleen in Delft, dus wonen wij vaak op kamers.”

Iets preciezere cijfers komen van Sander van Ipenburg Grijpma, vestigingsdirecteur van de Haagse Hogeschool in Delft. Driekwart van ‘zijn’ studenten woont bij hun ouders. Van Ipenburg Grijpma is een enthousiast pleitbezorger van meer integratie op de campus. Hij en zijn collega-bestuurders van Inholland en TU spreken elkaar geregeld en willen stuk voor stuk faciliteiten als bibliotheek en sportcentrum delen. Bij de studenten moet het nog doordringen. “Nog geen tien procent van onze eerstejaars doet mee aan de Owee. Dus is het is goed dat er vorig jaar voor het eerst een hbo’er in het Owee-bestuur zat. En dat onze intro en de Owee steeds meer geïntegreerd raken.”



Goede vibe

Van Ipenburg Grijpma gelooft dat er ‘een goede vibe’ op de campus kan ontstaan als mensen die er studeren en werken samen leuke dingen doen. Dus zorgde hij ervoor dat sommige van zijn studenten een goedkopere sportkaart kunnen kopen bij de TU en organiseerde hij een sloepenrace van Den Haag naar Delft. Ook wil hij het delen van elkaars spullen verder vergemakkelijken. “Met een apparaten-smoelenboek, of zoiets, zodat iedereen van elke instelling weet welk apparaat waar staat en wie de beheerder ervan is.”

De hogeschoolbestuurder vindt het soms lastig samenwerken met de TU. “Iedere faculteit is een eigen wereld, dus het heeft even geduurd. Maar ik heb nu een netwerk van leuke mensen die kansen zien op de universiteit.” Van Ipenburg Grijpma vertelt dat hij studieverenigingen en studenten probeert te koppelen. “Langzaam gaat dat beter en wordt het normaler om elkaar op te zoeken.”

De vestigingsdirecteur van Inholland, Peter Scheerder, kijkt er hetzelfde tegenaan. “We moeten zorgen voor een Delfts gevoel onder onze studenten, al is het voor hen zeker niet normaal zich in te vechten in het studentenleven. Het duurt nog wel tien jaar voordat iedereen het gevoel zal hebben dat de campus van hen is. Dat moet groeien.”

Beide bestuurders zien de campus als een unique selling point voor hun instelling. Van Ipenburg Grijpma: “Hier zijn zoveel partijen met techniek bezig, dat we grote dingen kunnen organiseren.” De Haagse Hogeschool kampt bovendien met dezelfde problemen als de TU. “Wij zitten ook met studiesucces. De helft valt in het begin al af en de gemiddelde studieduur is te lang: 5,2 jaar. Hier hebben onze studenten bovendien de mogelijkheid door te stromen naar een TU-masteropleiding.” Daarvoor is nabijheid alleen niet genoeg. “Schakelen is echt nodig. Het tempoverschil met de TU is groot en de wiskunde is echt anders. Samen regelen we dat het schakelen goed kan gebeuren.”



Aanpoten

Schakelen, dat woord komt vaak langs als je het op de TU hebt over hbo’ers. Dat schakelen bestaat uit het volgen van een studieprogramma speciaal geënt op de overstap van hbo naar TU. Hbo’ers die een TU-masteropleiding willen volgen, kunnen daar niet omheen. Sinds 2010 moeten zij ook een wiskunde- en Engels-toets doen om tot het schakelprogramma toegelaten te worden.

Frans van der Meijden is op de TU beleidshoofd hbo-aansluiting. Uit zijn gegevens blijkt dat er 37 verschillende schakelprogramma’s zijn, variërend van 22 tot 61 studiepunten. Bij de meeste faculteiten zijn schakelaars in de praktijk een jaar bezig. Het studieprogramma bestaat meestal voor een groot deel uit wiskundevakken als analyse en lineaire algebra. In 2012 begonnen 133 studenten met een hbo-bachelorsdiploma aan een schakelprogramma, waar dat aantal in 2009 nog boven de 350 lag.

Dat heeft niet alleen te maken met de toetsen Engels en wiskunde. Ook de harde knip, die bepaalt dat studenten eerst hun bachelor helemaal gehaald moeten hebben alvorens ze met hun master mogen beginnen, speelt een rol. Het schakelprogramma moet namelijk helemaal gehaald zijn, voordat een student toegelaten wordt tot een TU-master. Voorheen deden studenten hun schakelvakken terwijl zij al  >> aan de masteropleiding begonnen waren.

Van der Meijden heeft geen gegevens over het studiesucces van de hbo-schakelaars. “Dat komt doordat de schakelaars onder allerlei verschillende termen in de studentenadministratie terecht zijn gekomen, tussen weer andere groepen studenten die soms schakelaar heten.” Toch lijkt het veilig om ervan uit te gaan dat degenen die het schakelprogramma halen het ook in de master redden.



Aanpassen

Justin Groot (23) kan daarover meepraten. In september 2011 begon hij aan het schakelsemester van zijn huidige masteropleiding systems engineering, policy analysis and management (TBM). Groot kwam van de Hogeschool van Amsterdam. Zwaarder dan zijn huidige masteropleiding vond hij het schakelprogramma niet, maar velen denken daar anders over, vertelt hij. “Vooral de wiskunde was aanpoten en die heb ik nu niet meer.”

Op de faculteit heeft hij geen moeite met aanpassen. “Maar tijdens projecten merk ik wel dat ik een andere kijk heb, praktischer. Als studenten een voorstel doen, vind ik wel dat het toepasbaar moet zijn. Dat hebben TU-studenten niet.”

Dat kunnen masterstudentes architectuur Josje Hemmes en Maartje Meijs alleen maar beamen. Op hun faculteit Bouwkunde lopen de meeste hbo-schakelaars rond en het verschil is vaak snel merkbaar, vertellen Hemmes en Meijs in de espressobar op hun faculteit. Daarbij niets van de neerbuigendheid van het Owee-lied. Hemmes: “Zij hebben veel meer kennis van detailleren en praktisch bouwen. Ze zijn constructief heel sterk en denken veel technischer dan studenten zoals wij, die een TU-bachelor hebben gedaan. Wij denken meer conceptueel. Ikzelf ben bijvoorbeeld nooit op een bouwplaats geweest.”

Hemmes en Meijs zijn meer van het artistieke dat aan de Delftse opleiding kleeft, maar beiden zien de voordelen die mensen met een hbo-vooropleiding hebben. Meijs: “Doen we een project, en moet er een ontwerp uitgewerkt worden, dan zeggen we vaak: vraag het maar aan de hbo’ers.” Hemmes: “Zij vinden dat einde van het ontwerpproces leuk, wij juist het begin.”

De schakelaars bepalen voor een belangrijk deel hoe er op de TU tegen hbo’ers wordt aangekeken. Ze zijn niet met veel, maar ze weten wat ze willen en ze werken hard. Neem Tobias Breve (22). Hij kwam nadat hij zijn propedeuse had gehaald op de Hogeschool Rotterdam naar Delft. Hij zit nu in het tweede jaar van de bacheloropleiding molecular science technology van de faculteit Technische Natuurwetenschappen. “De jongens bij wie ik in de klas zit, zijn drie of vier jaar jonger dan ik. Ze zijn gedreven, maar de studie mag van hen best een jaartje langer duren. Ze zijn heel druk met hun studentenleven, ik steek mijn tijd liever ergens anders in. Ze vragen vaak waarom ik al begonnen ben met studeren als het tentamen nog ver weg is. Ik voel de tijdsdruk, want ik ben al 22 en heb nog niks afgemaakt. Ik moet hard werken voor wiskunde, maar ik heb tot nu toe alles gehaald en sta gemiddeld een 7,5.”



Harde werkers

Mechanicadocent en schakelmentor op de faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen (CiTG) Hans Welleman prijst die hardwerkende houding van hbo’ers die naar de TU zijn overgestapt. “Je herkent ze meteen in college, want ze zitten altijd vooraan. Je zou willen dat al je studenten er zo hard aan trokken.”

Kritischer is Welleman over de scholen waar ze vandaan komen. Als voormalig hogeschooldocent begrijpt hij dat die instellingen rekening moeten houden met allerlei instroomniveaus: mbo, havo en vwo. “Toch vind ik dat de hbo’s hun fundamentals moeten verzwaren. Veel hogescholen waar ik mee te maken heb, zitten niet eens op een uitstroom-niveau havo voor wat betreft wiskunde.”

Het schakelprogramma van CiTG kent standaard het hele wiskundepakket. Het bestaat uit 45 studiepunten, maar vrijwel iedereen doet er een jaar of langer over. “Het studiesucces was de voorgaande jaren maar vijftig procent. Dat zou nu beter moeten worden, nu ook bij ons de harde knip echt geldt. Maar feit blijft dat studenten met een groot gat in hun kennis zitten.”

Is er voor hbo-studenten die naar de TU willen een heel studieprogramma opgetuigd, van de stroom de andere kant op zijn geen cijfers bekend. Toch zijn er wel degelijk studenten die het op de TU niet redden en die hun heil zoeken op het hbo. Hoe zien zij beide werelden?  

Neem Egbert Bruins Slot (23) en Marije Oosterlaak (19). Bruins Slot stapte na 2,5 jaar ploeteren bij Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek (L&R) over naar de opleiding luchtvaarttechnologie van Inholland. Oosterlaak deed vorig studiejaar al na de eerste tentamens hetzelfde. Oosterlaak: “Ik had me er al op ingesteld dat ik het niet zou redden, dus het was geen moeilijke beslissing. En nee, niemand vond het raar.” Oosterlaak mocht bij Inholland meteen instromen, met als voorwaarde dat zij haar propedeuse in één jaar zou halen. Dat lukte.



Elitair

Nu ze hoge cijfers haalt, heeft ze veel meer plezier in studeren. “De stof wordt beter uitgelegd, er wordt meer tijd voor genomen. Inholland in Delft is kleinschalig en we gaan veel informeler met de docenten om. Dat is prettig.” Een masteropleiding aan de TU blijft desondanks haar doel. “Met die gedachte heb ik de overstap gemaakt, dat ik straks weer naar de TU kan.”

Bruins Slot heeft die wens niet meer. Door zijn stage heeft hij al bijna zeker een baan, terwijl hij in februari pas gaat beginnen met afstuderen. Op de TU paste hij niet, ziet hij nu, maar hij haakte pas laat af. Hij vond dat hij het als vwo’er op de universiteit moest proberen. “In mijn eerste jaar haalde ik 56 studiepunten, in mijn tweede jaar maar acht. Maar het is oké zo, want ik heb het geprobeerd. Ik zat altijd in de UB.” Wat de verschillen zijn tussen TU en hbo? Bruins Slot noemt de TU elitairder. Hij vond L&R overweldigend en miste contact met docenten. “Op het hbo kan ik nominaal studeren zonder van negen uur ´s morgens tot acht uur ´s avonds te werken. Het is allemaal wat gemoedelijker.”

Sportkaart als sleutel


Maurice van Beijnen is de eerste commissaris hbo van de Delftse studentenvakbond VSSD. Zelf studeert hij werktuigbouwkunde aan de Haagse Hogeschool, na te zijn afgehaakt op de TU. Het was niet het niveau dat hem nekte, vertelt hij. “Ik werk met een praktische insteek, in plaats van eindeloos over iets na te denken.” Van Beijnen denkt dat het belangrijk is dat TU- en hbo-studenten elkaar al tijdens de studie leren kennen. In het werkende leven moeten ze het immers ook samen doen.

De sportkaart kan de sleutel zijn, denkt hij. “Sportend komen hbo’ers in aanraking met TU-studenten en hun manier van denken.” De prijs van de kaart blijft echter een drempel. Het goedkoopste tarief op het sportcentrum geldt alleen voor TU-studenten en voor studenten van de Haagse Hogeschool die roeien bij Laga of Proteus Eretes. De rest betaalt het dubbele: 230 euro tegen 101 euro.

Niet voor niets dat er onder de bijna 6200 studenten met een sportkaart maar 118 hbo´ers zijn. Het verschil in prijs zit hem in wat de instellingen bereid zijn bij te leggen. Het onderwerp is al jaren onderwerp van gesprek tussen bestuurders van de hogescholen en de TU.

Universiteit of hogeschool?


Test je vooroordelen. Wie denkt dat hij aan iemands uiterlijk kan zien of hij of zij hbo’er of TU’er is, kan nu zijn vooroordelen op de proef stellen. Want wie van deze     zestien studenten studeert er aan de TU en wie aan een hogeschool? De antwoorden staan onderaan deze pagina. (Foto’s: Sam Rentmeester)

Antwoorden


Van links naar rechts, van boven naar beneden:


  • Magaly Doggen, TU, Technische Aardwetenschappen, 19jr ,

  • Efsun Evren, HHS werktuigbouw, 19jr ,

  • Jesse Mulderij, TU, wiskunde en natuurkunde, 17jr ,

  • Kim Vollenhoven, HBO-civiel, nu Masterschakeljaar op TU, 23jr ,

  • Sezen Tosunoglu, TU, Electrotechniek, 26jr ,

  • Jeff Kartodirjo, HHS werktuigbouw, 24jr ,

  • Tim Wiegerinck, HHS werktuigbouw, 20jr ,

  • Maurice Mayer, HHS werktuigbouw, 19jr ,

  • Daniela Maxouri, TU, Bestruurskunde, 24jr ,

  • Laura Molenaar, TU, wiskunde, 19jr ,

  • Jalanda Frensch, HHS natuurkunde, 18jr ,

  • Rodi van den Bergen, TU, Bestuurskunde, 24jr ,

  • Nina Beschoor Plug, HHS electrotechniek, 20jr ,

  • Lucien Martijn, HHS natuurkunde, 20jr ,

  • Hassan al Mahmoedi, TU, wiskunde, 21jr ,

  • Arnoud Dom, TU, Civiele techniek, 19jr.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.