Campus

Delfts-Efficiënt tot op ‘hoger niveau’

Elk jaar reikt het Universiteitsfonds de Leermeesterprijs uit voor uitmuntend onderwijs, maar ook voor het begeleiden van promovendi. De praktijk van twee leermeesters nader bekeken:

de hoogleraren Jurjen Battjes (Citg, Leermeester 1998) en Sef Heijnen (TNW, Leermeester 2003).

Ankie Bruens weet het nog goed. Op een vrijdagmiddag in 2002 leverde ze op het adres van prof.dr.ir. Jurjen Battjes een conceptversie af van haar proefschrift. Maandag had haar promotor het al gelezen. En al even typerend: in plaats van meteen zijn algemene indruk mee te delen, vertelde Battjes dat hij een aantal punten uit het proefschrift met haar wilde bespreken – om dat daarna inderdaad consciëntieus te doen. ,,Ik weet niet of hij bewust wachtte te zeggen wat hij ervan vond”, zegt Bruens lachend. ,,Maar uiteindelijk verkies ik zo’n promotor boven iemand die uit gemakzucht meteen roept: ‘o, fantastisch’. Daar leer je niets van. Het brengt je werk niet op een hoger niveau.”

Een geografe bij de sectie vloeistofmechanica. Als er al zoiets als een doorsnee Delftse promovendus bestaat, past Bruens (30) niet in het plaatje. Ruim een jaar geleden promoveerde ze op een onderzoek naar de manieren waarop slib zich in onze kustgebieden verplaatst, en de omstandigheden die daarop van invloed zijn. Interessante thema’s – vanuit ecologisch oogpunt, voor vaargeulonderhoud, maar ook in het licht van ambitieuze plannen als de Tweede Maasvlakte en een vliegveld in de Noordzee. Maar als promovendus ben je niet in de eerste plaats bezig met toepassingen, vertelt Bruens. ,,Daarvoor heb je het misschien ook te druk. Je werkt aan je labopstelling, je bestudeert de literatuur, je probeert een classificatieschema voor slibtransport te maken.”

Bruens kwam aan haar promotieplaats via een advertentie. ,,Ik adviseer mensen altijd zich goed in de onderzoeksgroep en het onderzoeksvoorstel te verdiepen, voor ze ervoor kiezen ergens te promoveren. Ik heb dat allemaal niet gedaan, en toch ging het goed. Ik heb vreselijke mazzel gehad.”

Niet Battjes, maar begeleider dr.ir. Han Winterterp bemoeide zich dagelijks met het onderzoek. Bruens: ,,Een prima taakverdeling. Battjes sprak niet zozeer over de inhoud, maar over de proceskant: zorgen dat je tijdig met resultaten komt, dat je onderzoek consistent is. Om dat goed te kunnen moet je als hoogleraar uiterst georganiseerd zijn, zodat je rust en ruimte hebt voor de projecten die je begeleidt.”

Battjes was Delfts-efficiënt, herinnert Bruens zich: geen eindeloze small talk om een gesprek in te leiden. ,,En tegelijkertijd kon hij soms uitgebreid vertellen over zijn koor, zijn vakanties. Als hij in de stemming was. Je kunt trouwens makkelijk zien in wat voor humeur hij is. Geen schone schijn.”

Bruens had niet dezelfde basis als Delftse promovendi. ,,Ik liep vaak op mijn tenen. Dat maakt je soms kwetsbaar, maar kan ook stimulerend zijn. Ik weet nog dat ik mijn eerste colloquium moest geven. Met pijltjes gaf ik op het bord slibstromen aan. Erg exact was het niet, maar de reacties waren onverdeeld positief. Men vond het wel verfrissend.”

Bruens werkt tegenwoordig bij het Rijkswaterinstituut voor Kustonderzoek (Rikz). ,,Ik ben nu een adviseur die zich met grote beleidsvragen bezighoudt: wat hebben we nodig om onze kustlijn te handhaven? Dankzij mijn onderzoekservaring sta ik wat sceptischer tegenover verhalen van experts. Die moeten bondig en helder zijn, vind ik. Ook dat is de invloed van Jurjen.”
Suiker

,,Hij kauwt je niks voor. Hij laat je zelf dingen uitvinden”, zegt Diana Visser (30) over prof.dr.ir. Sef Heijnen. ,,Met je van gedachten wisselen, je enthousiasmeren, daar is hij goed in.”

Heijnen hield zich als promotor vooral bezig met het onderzoek zelf, veel minder met de structuur. ,,Zijn houding is: gewoon aan de slag gaan, en niet te veel tijd besteden aan detailplanning.”

De hoogleraar bioprocestechnologie is gefascineerd door zijn vakgebied. Toen Visser hem in het laatste jaar van haar promotieonderzoek vertelde dat ze vast dreigde te lopen, gaf Heijnen haar een theorie ter inzage die hij over haar onderzoeksgebied had bedacht. ,,Het heeft me verder geholpen. Nogal bijzonder, dat een promotor nieuwe theorieën ontwikkelt.”

Visser kent Heijnen sinds 1991. Eerst als hoogleraar die aansprekende colleges geeft, daarna als begeleider van haar afstudeerproject en haar promotieonderzoek.

Voor haar promotieonderzoek droeg Heijnen het onderwerp aan: modellering van het metabolisme van micro-organismen. ,,Een nieuw gebied, dat sprak me aan.” Centraal stond de vraag: hoe middels mathematische modellen de complexe kinetiek in kaart te brengen van de stappen waarmee een gist suiker omzet in ethanol. Interessant voor de industrie, want zulke modellen kunnen inzichtelijk maken welke stappen de bottlenecks vormen voor de snelheid van de omzetting. Vervolgens kun je proberen die stappen middels genetische manipulatie te beïnvloeden. Dat is de link met Vissers huidige baan, bij multinational Purac. ,,Ik kan het onderzoek nu toepassen. Bij Purac maken we melkzuur door fermentatie met een bacterie. Het genoom van die bacterie is twee jaar gelden ontcijferd. Dezeinformatie gebruiken we om onze melkzuurfermentatie te verbeteren.” Heijnen is sinds 2002 betrokken bij dit project als extern adviseur. Daarnaast begeleidt hij Delftse studenten die bij Purac stage lopen.

www.ufonds.tudelft.nl/tu/leermeesterprijs.htm . .

Een krijtje als boei

15 december 2003: college windgolven (‘rekenen aan golfkarakteristieken veroorzaakt door de wind’) van prof.dr.ir. Jurjen Battjes (Citg, sectie vloeistofmechanica)

Tijdens de colleges leren studenten onder andere met kansrekening de responsie te bepalen van civieltechnische constructies op windgolven (golven veroorzaakt door de wind). Vandaag wordt specifiek gekeken naar de invloed van de richting en de frequentie van de golven.

Gehaast komt Battjes binnen. ,,De eerste keer in mijn carrière dat ik te laat ben op college!”

Tijdens het college onderbreekt niemand hem. Iedereen luistert aandachtig. Battjes praat veel met zijn handen: daarmee geeft hij bijvoorbeeld aan hoe ‘iets’ in zee golven opvangt. Een krijtje doet dienst als boei. Even later dient een aanwijsstok als golf. Battjes lacht een beetje om zijn eigen capriolen om wave propagation calculations uit te beelden. ,,It is the same thing”, zegt hij. ,,But a bit more complicated.”

Hij klinkt gehaast, alsof hij de verloren tijd wil inhalen. Vaak praat hij gewoon door terwijl hij snel een formule op het bord kalkt.

De Haringvlietsluizen zouden het volgens Battjes zelfs houden als alle golven gelijktijdig tegen de sluis zouden aanbotsen. Hij klapt op een speciale manier in zijn handen om duidelijk te maken wat hij bedoelt.

Aan het einde kijkt Battjes terug op de collegereeks. Het ging niet allemaal even smooth, geeft hij toe. Collegedictaten waren in het begin niet volledig, buitenlandse studenten moesten het zonder Engelstalige collegeaantekeningen doen. Hij stelt nog een vragenuurtje voor, maar de studenten vinden dat niet nodig.

Wim van Balen, vijfdejaars student civiele techniek, vindt de dictaten van Battjes ‘erg goed’. ,,Niet te dik en niet te dun. Ze zijn helder geformuleerd, en je kunt de lijn van het verhaal goed volgen.”

Of het nu om tekeningen of formules gaat: Battjes kalkt ze snel op het bord, vertelt Van Balen. ,,Door zijn enthousiasme lijken zijn colleges soms geïmproviseerd. Soms begint hij een zin, en onderbreekt zichzelf dan: nee, ik ga het toch anders zeggen.”

,,Battjes visualiseert zoveel mogelijk”, zegt vijfdejaars Bas Wols. ,,Soms is het resultaat wat onduidelijk, zoals met de stok en de golven. Maar dat komt misschien omdat Battjes invalt voor Leo Holthuijsen. Het was een beetje last minute-werk voor hem.”

Maar, zegt Wols, het gaat Battjes niet in de eerste plaats om de precieze beschrijving, maar om het concept. ,,Hij denkt vanuit de fysica, niet de wiskunde, en wil laten zien hoe het allemaal werkt. En met zijn dertig jaar ervaring kan hij duidelijk en enthousiast vertellen.”
Visueel laagstandje

4 februari 2004: college fermentation technology (het kweken van micro-organismen om op een economische en milieuvriendelijker manier actieve producten voor de chemie te produceren uit hernieuwbare, niet-fossiele grondstoffen) van prof.dr.ir. Sef Heijnen, sectie bioprocestechnologie (TNW).

Tijdens de colleges leren vierdejaars masterstudenten onder andere hoe je de groei van biomassa berekent en over productvorming, zoals penicilline.

Kwart voor elf, een collegezaal in het Kluyverlaboratorium. Professor Sef Heijnen Heijnen begint met een korte herhaling van het vorige college voordat hij overgaat op de opbrengsten van biomassa, en hoeveel gistcellen daarvoor nodig zijn. Hij loopt rustig langs het bord, nonchalant ook wel. In de ene hand zijn aanwijsstok, in de andere een blauwe stift, klaar om de overzichtelijke sheets op het bord van toelichting te voorzien. De wiskundige formules gaan over groei en catabolische reacties. Als een student te laat binnenkomt reageert Heijnen niet. Bij de tweede wel. ,,Volgende week gaat de deur op slot”, laat hij rustig weten.

Achttien – voornamelijk buitenlandse – studenten zitten in het lokaal. Als hij een vergelijking heeft uitgelegd vraagt Heijnen of het iedereen duidelijk is. Vragen zijn er nauwelijks. De studenten maken af en toe een aantekening en zijn erg rustig.

Als Heijnen om enkele ‘kinetische parameters’ van een formule vraagt reageert niemand. ,,Come on%”, probeert hij . ,,Just checking if you understand the equatations.” Hij leunt op zijn aanwijsstok en kijkt het lokaal in. Uiteindelijk geeft een bescheiden stemmetje op de voorste rij het antwoord.

Middelen om de formules te visualiseren heeft Heijnen niet. Maar hij vraagt wel wat gistcellen ‘zien’ als ze in een batchcultuur (een afgesloten reactor waarin de micro-organismen groeien) zitten. Voor de Spaanse Marta Lubary (24) maakt het niet uit dat de theorie niet gevisualiseerd wordt. ,,Het is niet nodig voor deze colleges. We hebben andere vakken die dat aspect meer benadrukken.”

Lubary volgt de tweejarige opleiding voor afgestudeerde ingenieurs Delft Ingenious Design, voorheen de twaio-opleiding (technological design of processes and process equipment). ,,Dit is pas het tweede college dat ik van Heijnen heb gehad, maar zijn interactieve manier van college geven bevalt me wel. Daardoor blijf ik nadenken. Het scheelt enorm als je van tevoren de collegesheets leest die hij uitdeelt. Dit college is erg wiskundig, maar daar houd ik van. Omdat het meer gaat om dingen snappen dan om dingen uit je hoofd leren.”

de hoogleraren Jurjen Battjes (Citg, Leermeester 1998) en Sef Heijnen (TNW, Leermeester 2003).

Ankie Bruens weet het nog goed. Op een vrijdagmiddag in 2002 leverde ze op het adres van prof.dr.ir. Jurjen Battjes een conceptversie af van haar proefschrift. Maandag had haar promotor het al gelezen. En al even typerend: in plaats van meteen zijn algemene indruk mee te delen, vertelde Battjes dat hij een aantal punten uit het proefschrift met haar wilde bespreken – om dat daarna inderdaad consciëntieus te doen. ,,Ik weet niet of hij bewust wachtte te zeggen wat hij ervan vond”, zegt Bruens lachend. ,,Maar uiteindelijk verkies ik zo’n promotor boven iemand die uit gemakzucht meteen roept: ‘o, fantastisch’. Daar leer je niets van. Het brengt je werk niet op een hoger niveau.”

Een geografe bij de sectie vloeistofmechanica. Als er al zoiets als een doorsnee Delftse promovendus bestaat, past Bruens (30) niet in het plaatje. Ruim een jaar geleden promoveerde ze op een onderzoek naar de manieren waarop slib zich in onze kustgebieden verplaatst, en de omstandigheden die daarop van invloed zijn. Interessante thema’s – vanuit ecologisch oogpunt, voor vaargeulonderhoud, maar ook in het licht van ambitieuze plannen als de Tweede Maasvlakte en een vliegveld in de Noordzee. Maar als promovendus ben je niet in de eerste plaats bezig met toepassingen, vertelt Bruens. ,,Daarvoor heb je het misschien ook te druk. Je werkt aan je labopstelling, je bestudeert de literatuur, je probeert een classificatieschema voor slibtransport te maken.”

Bruens kwam aan haar promotieplaats via een advertentie. ,,Ik adviseer mensen altijd zich goed in de onderzoeksgroep en het onderzoeksvoorstel te verdiepen, voor ze ervoor kiezen ergens te promoveren. Ik heb dat allemaal niet gedaan, en toch ging het goed. Ik heb vreselijke mazzel gehad.”

Niet Battjes, maar begeleider dr.ir. Han Winterterp bemoeide zich dagelijks met het onderzoek. Bruens: ,,Een prima taakverdeling. Battjes sprak niet zozeer over de inhoud, maar over de proceskant: zorgen dat je tijdig met resultaten komt, dat je onderzoek consistent is. Om dat goed te kunnen moet je als hoogleraar uiterst georganiseerd zijn, zodat je rust en ruimte hebt voor de projecten die je begeleidt.”

Battjes was Delfts-efficiënt, herinnert Bruens zich: geen eindeloze small talk om een gesprek in te leiden. ,,En tegelijkertijd kon hij soms uitgebreid vertellen over zijn koor, zijn vakanties. Als hij in de stemming was. Je kunt trouwens makkelijk zien in wat voor humeur hij is. Geen schone schijn.”

Bruens had niet dezelfde basis als Delftse promovendi. ,,Ik liep vaak op mijn tenen. Dat maakt je soms kwetsbaar, maar kan ook stimulerend zijn. Ik weet nog dat ik mijn eerste colloquium moest geven. Met pijltjes gaf ik op het bord slibstromen aan. Erg exact was het niet, maar de reacties waren onverdeeld positief. Men vond het wel verfrissend.”

Bruens werkt tegenwoordig bij het Rijkswaterinstituut voor Kustonderzoek (Rikz). ,,Ik ben nu een adviseur die zich met grote beleidsvragen bezighoudt: wat hebben we nodig om onze kustlijn te handhaven? Dankzij mijn onderzoekservaring sta ik wat sceptischer tegenover verhalen van experts. Die moeten bondig en helder zijn, vind ik. Ook dat is de invloed van Jurjen.”
Suiker

,,Hij kauwt je niks voor. Hij laat je zelf dingen uitvinden”, zegt Diana Visser (30) over prof.dr.ir. Sef Heijnen. ,,Met je van gedachten wisselen, je enthousiasmeren, daar is hij goed in.”

Heijnen hield zich als promotor vooral bezig met het onderzoek zelf, veel minder met de structuur. ,,Zijn houding is: gewoon aan de slag gaan, en niet te veel tijd besteden aan detailplanning.”

De hoogleraar bioprocestechnologie is gefascineerd door zijn vakgebied. Toen Visser hem in het laatste jaar van haar promotieonderzoek vertelde dat ze vast dreigde te lopen, gaf Heijnen haar een theorie ter inzage die hij over haar onderzoeksgebied had bedacht. ,,Het heeft me verder geholpen. Nogal bijzonder, dat een promotor nieuwe theorieën ontwikkelt.”

Visser kent Heijnen sinds 1991. Eerst als hoogleraar die aansprekende colleges geeft, daarna als begeleider van haar afstudeerproject en haar promotieonderzoek.

Voor haar promotieonderzoek droeg Heijnen het onderwerp aan: modellering van het metabolisme van micro-organismen. ,,Een nieuw gebied, dat sprak me aan.” Centraal stond de vraag: hoe middels mathematische modellen de complexe kinetiek in kaart te brengen van de stappen waarmee een gist suiker omzet in ethanol. Interessant voor de industrie, want zulke modellen kunnen inzichtelijk maken welke stappen de bottlenecks vormen voor de snelheid van de omzetting. Vervolgens kun je proberen die stappen middels genetische manipulatie te beïnvloeden. Dat is de link met Vissers huidige baan, bij multinational Purac. ,,Ik kan het onderzoek nu toepassen. Bij Purac maken we melkzuur door fermentatie met een bacterie. Het genoom van die bacterie is twee jaar gelden ontcijferd. Dezeinformatie gebruiken we om onze melkzuurfermentatie te verbeteren.” Heijnen is sinds 2002 betrokken bij dit project als extern adviseur. Daarnaast begeleidt hij Delftse studenten die bij Purac stage lopen.

www.ufonds.tudelft.nl/tu/leermeesterprijs.htm . .

Een krijtje als boei

15 december 2003: college windgolven (‘rekenen aan golfkarakteristieken veroorzaakt door de wind’) van prof.dr.ir. Jurjen Battjes (Citg, sectie vloeistofmechanica)

Tijdens de colleges leren studenten onder andere met kansrekening de responsie te bepalen van civieltechnische constructies op windgolven (golven veroorzaakt door de wind). Vandaag wordt specifiek gekeken naar de invloed van de richting en de frequentie van de golven.

Gehaast komt Battjes binnen. ,,De eerste keer in mijn carrière dat ik te laat ben op college!”

Tijdens het college onderbreekt niemand hem. Iedereen luistert aandachtig. Battjes praat veel met zijn handen: daarmee geeft hij bijvoorbeeld aan hoe ‘iets’ in zee golven opvangt. Een krijtje doet dienst als boei. Even later dient een aanwijsstok als golf. Battjes lacht een beetje om zijn eigen capriolen om wave propagation calculations uit te beelden. ,,It is the same thing”, zegt hij. ,,But a bit more complicated.”

Hij klinkt gehaast, alsof hij de verloren tijd wil inhalen. Vaak praat hij gewoon door terwijl hij snel een formule op het bord kalkt.

De Haringvlietsluizen zouden het volgens Battjes zelfs houden als alle golven gelijktijdig tegen de sluis zouden aanbotsen. Hij klapt op een speciale manier in zijn handen om duidelijk te maken wat hij bedoelt.

Aan het einde kijkt Battjes terug op de collegereeks. Het ging niet allemaal even smooth, geeft hij toe. Collegedictaten waren in het begin niet volledig, buitenlandse studenten moesten het zonder Engelstalige collegeaantekeningen doen. Hij stelt nog een vragenuurtje voor, maar de studenten vinden dat niet nodig.

Wim van Balen, vijfdejaars student civiele techniek, vindt de dictaten van Battjes ‘erg goed’. ,,Niet te dik en niet te dun. Ze zijn helder geformuleerd, en je kunt de lijn van het verhaal goed volgen.”

Of het nu om tekeningen of formules gaat: Battjes kalkt ze snel op het bord, vertelt Van Balen. ,,Door zijn enthousiasme lijken zijn colleges soms geïmproviseerd. Soms begint hij een zin, en onderbreekt zichzelf dan: nee, ik ga het toch anders zeggen.”

,,Battjes visualiseert zoveel mogelijk”, zegt vijfdejaars Bas Wols. ,,Soms is het resultaat wat onduidelijk, zoals met de stok en de golven. Maar dat komt misschien omdat Battjes invalt voor Leo Holthuijsen. Het was een beetje last minute-werk voor hem.”

Maar, zegt Wols, het gaat Battjes niet in de eerste plaats om de precieze beschrijving, maar om het concept. ,,Hij denkt vanuit de fysica, niet de wiskunde, en wil laten zien hoe het allemaal werkt. En met zijn dertig jaar ervaring kan hij duidelijk en enthousiast vertellen.”
Visueel laagstandje

4 februari 2004: college fermentation technology (het kweken van micro-organismen om op een economische en milieuvriendelijker manier actieve producten voor de chemie te produceren uit hernieuwbare, niet-fossiele grondstoffen) van prof.dr.ir. Sef Heijnen, sectie bioprocestechnologie (TNW).

Tijdens de colleges leren vierdejaars masterstudenten onder andere hoe je de groei van biomassa berekent en over productvorming, zoals penicilline.

Kwart voor elf, een collegezaal in het Kluyverlaboratorium. Professor Sef Heijnen Heijnen begint met een korte herhaling van het vorige college voordat hij overgaat op de opbrengsten van biomassa, en hoeveel gistcellen daarvoor nodig zijn. Hij loopt rustig langs het bord, nonchalant ook wel. In de ene hand zijn aanwijsstok, in de andere een blauwe stift, klaar om de overzichtelijke sheets op het bord van toelichting te voorzien. De wiskundige formules gaan over groei en catabolische reacties. Als een student te laat binnenkomt reageert Heijnen niet. Bij de tweede wel. ,,Volgende week gaat de deur op slot”, laat hij rustig weten.

Achttien – voornamelijk buitenlandse – studenten zitten in het lokaal. Als hij een vergelijking heeft uitgelegd vraagt Heijnen of het iedereen duidelijk is. Vragen zijn er nauwelijks. De studenten maken af en toe een aantekening en zijn erg rustig.

Als Heijnen om enkele ‘kinetische parameters’ van een formule vraagt reageert niemand. ,,Come on%”, probeert hij . ,,Just checking if you understand the equatations.” Hij leunt op zijn aanwijsstok en kijkt het lokaal in. Uiteindelijk geeft een bescheiden stemmetje op de voorste rij het antwoord.

Middelen om de formules te visualiseren heeft Heijnen niet. Maar hij vraagt wel wat gistcellen ‘zien’ als ze in een batchcultuur (een afgesloten reactor waarin de micro-organismen groeien) zitten. Voor de Spaanse Marta Lubary (24) maakt het niet uit dat de theorie niet gevisualiseerd wordt. ,,Het is niet nodig voor deze colleges. We hebben andere vakken die dat aspect meer benadrukken.”

Lubary volgt de tweejarige opleiding voor afgestudeerde ingenieurs Delft Ingenious Design, voorheen de twaio-opleiding (technological design of processes and process equipment). ,,Dit is pas het tweede college dat ik van Heijnen heb gehad, maar zijn interactieve manier van college geven bevalt me wel. Daardoor blijf ik nadenken. Het scheelt enorm als je van tevoren de collegesheets leest die hij uitdeelt. Dit college is erg wiskundig, maar daar houd ik van. Omdat het meer gaat om dingen snappen dan om dingen uit je hoofd leren.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.