Campus

Delft staat niet bekend om zijn duurzaamheidonderzoek

Met de komst van president Bush is het milieu-imago van de VS er niet beter op geworden. Toch kan de TU op milieugebied wel wat leren van haar idool aan de overkant van de Atlantische oceaan, de MIT.

Aldus bezoekend hoogleraar John Ehrenfeld.

,,Individualisme en het najagen van het eigenbelang zijn uiterst geschikt voor het genereren van welvaart en economische groei in een wereld van overvloed, maar op een begrensde planeet leiden ze tot zelfvernietiging.” Dit citaat – uit het Journal of Cleaner Production – is van MIT-hoogleraar John Ehrenfeld. Typerend voor Ehrenfeld: een artikel in een technisch tijdschrift waarin termen vallen als ‘paradigmaverschuiving’ ‘milieubeleid’ en dat wiskundige noch chemische formules bevat, en ook geen fabrieksontwerp. Ehrenfeld, een carrière geleden op het MIT afgestudeerd als chemisch technoloog, heeft de technologische praktijk allang vaarwel gezegd. Hij ontwikkelde zich via tal van banen tot beleidskundige en inspirator op het gebied van duurzaamheid.

Ehrenfeld werkt dit jaar als bezoekend hoogleraar bij de faculteit Ontwerp, Constructie en Productie van de TU. Hij ontwikkelde en onderwees het vak ‘ontwerp van duurzame producten’. Een groot succes volgens de Amerikaan: ,,Er gaven zich driemaal zoveel studenten op als we in de collegezaal kwijt konden. We kregen na afloop veel positieve feedback.”

Zijn gedrevenheid en energieke toon doen niet vermoeden dat Ehrenfeld inmiddels negenenzestig is en een jaar geleden met pensioen ging. Zelf verklaart hij zijn springlevende onderwijsambities uit het feit dat hij pas laat in de academie terecht kwam. Pas zestien jaar terug trad hij bij MIT in dienst. ,,Ik doe nu pas wat mijn veel jongere collega’s ook doen.”

Al voor zijn huidige verblijf kwam Ehrenfeld vaak naar Nederland, als wetenschappelijk adviseur van het Dioc-programma ‘ontwerp en management van infrastructuur’. Zijn huidige, langere bezoek is op verzoek van de programmaleider van dat Dioc, professor Margot Weijnen.

Animositeit

Waar het MIT onderwijs en onderzoek op het gebied van milieu en duurzaamheid in één instituut heeft gecentraliseerd, is dit in Delft over de faculteiten versnipperd, constateert Ehrenfeld. ,,In Delft vormen de Dioc’s de enige mechanismen om universiteitsbrede programma’s te bouwen. Van de vijftien Dioc’s hebben er maar twee duurzaamheidaspecten.” Volgens Ehrenfeld staat Delft bij buitenstaanders zeker niet bekend als centrum voor duurzaamheidonderzoek. Dit in tegenstelling tot het MIT. De oorzaak: ,,Bij het MIT is het milieu een topprioriteit. Onze president heeft het tot zijn persoonlijke prioriteit gemaakt. Dat betekent niet automatisch dat het universiteitsbeleid is, maar hetdoet zeker geen kwaad.” Als de universitaire top zich niet aan het onderwerp verplicht, komt het niet van de grond. Volgens Ehrenfeld geldt dat in Delft nog sterker dan in Boston: ,,Op MIT heeft de president minder macht dan hier.”

Ehrenfeld was in Boston betrokken bij de ontwikkeling van modules voor duurzaamheidonderwijs, bedoeld voor studenten van alle faculteiten. De serie vakken won in 1991 de MIT-prijs voor uitmuntend nieuw onderwijs. Zijn ervaringen met het opzetten van duurzaamheidonderzoek zijn minder positief. ,,In het onderwijs bestaat er weinig animositeit tussen technologen en economen enerzijds en milieukundigen anderzijds. Bij het verdelen van onderzoeksgelden is er wel sprake van competitie. Toen ik eind jaren tachtig onderzoek deed naar milieumanagement bij bedrijven, werd dat door de bedrijfskundigen als vaag, groen gedoe bestempeld.”

Toen Ehrenfeld begin jaren zestig aan zijn carrière begon werd milieuonderzoek geen ‘groen gedoe’ genoemd, om de eenvoudige: het bestond nog niet. Hij werkte in die jaren als atmosfeeronderzoeker bij de Geophysics Corporation of America. Toen in 1966 een internationaal verdrag een einde maakte aan nucleaire testen in de atmosfeer, verloor dat bedrijf de Amerikaanse overheid als grote klant. Aan de jonge chemicus de taak om nieuw werk voor het bedrijf te zoeken. ,,Ik zag wel toekomst in milieuonderzoek”, zegt Ehrenfeld. ,,En ons bedrijf sleepte één van de eerste contracten op dat gebied in de wacht.”

Ehrenfeld zag zelfs zoveel toekomst in milieuonderzoek dat hij in 1967 met enkele collega’s een eigen bureautje, Walden Research Corporation, startte. Nadat de Amerikaanse regering kort daarop de eerste grote milieuwet – de ‘Clean Air Act’- aannam was er inderdaad werk genoeg.

Klimaat

In de tien jaar dat hij voor Walden Research Corporation werkte, raakte Ehrenfeld steeds meer geïnteresseerd in milieubeleid. Toen president Carter hem in 1977 een baan aanbood als voorzitter van een belangrijke commissie op het gebied van waterbeheer, stapte hij volledig over naar het beleidsmatige werk. De baan duurde even lang als het presidentschap van Carter. Toen Reagan begin jaren tachtig aan de macht kwam, werden alle politieke banen, waaronder die van Ehrenfeld, herverdeeld. Zijn commissie werd zelfs volledig opgeheven. Ehrenfeld: ,,Reagan was tegen planning door de overheid en vond dat de markt alles wel zou regelen. Een vergelijkbare situatie doet zich op dit moment weer voor in de VS.”

De recente presidentswisseling in de VS doet Ehrenfeld vrezen voor een cultuurschok wanneer hij deze zomer terugkeert naar zijn vaderland. ,,Ik zal het natuurlijke klimaat van Nederland niet missen, maar het politieke klimaat wel.” De bezoekend hoogleraar is teleurgesteld over het besluit van president Bush om het Kyoto-akkoord over CO2-reductie naast zich neer te leggen. Maar hij wanhoopt niet: ,,Het besluit van Bush is een merkwaardige ommezwaai geweest. In zijn campagne zei hij de CO2-reductie nog te willen steunen. Zo gaat het eenmaal in de politiek. Ik denk dat deze koerswisseling tijdelijk is. De meerderheid van het publiek in deVerenigde Staten steunt milieumaatregelen…”

Zelf gaat hij zich na zijn terugkeer in de VS in ieder geval sterk maken voor verregaande vergroening van de Amerikaanse industrie. Hij werd onlangs benoemd tot voorzitter van de nieuwe vereniging Industriële Ecologie. Deze jonge loot aan de boom van de milieubescherming benadrukt dat de menselijke samenleving binnen het natuurlijke systeem van de aarde valt en er niet boven staat. Industrieën zullen daarom hernieuwbare bronnen moeten benutten en hun afvalstromen volledig moeten hergebruiken. ,,De natuurlijke ecologie kan ons hier nog veel over leren.”

Met de komst van president Bush is het milieu-imago van de VS er niet beter op geworden. Toch kan de TU op milieugebied wel wat leren van haar idool aan de overkant van de Atlantische oceaan, de MIT. Aldus bezoekend hoogleraar John Ehrenfeld.

,,Individualisme en het najagen van het eigenbelang zijn uiterst geschikt voor het genereren van welvaart en economische groei in een wereld van overvloed, maar op een begrensde planeet leiden ze tot zelfvernietiging.” Dit citaat – uit het Journal of Cleaner Production – is van MIT-hoogleraar John Ehrenfeld. Typerend voor Ehrenfeld: een artikel in een technisch tijdschrift waarin termen vallen als ‘paradigmaverschuiving’ ‘milieubeleid’ en dat wiskundige noch chemische formules bevat, en ook geen fabrieksontwerp. Ehrenfeld, een carrière geleden op het MIT afgestudeerd als chemisch technoloog, heeft de technologische praktijk allang vaarwel gezegd. Hij ontwikkelde zich via tal van banen tot beleidskundige en inspirator op het gebied van duurzaamheid.

Ehrenfeld werkt dit jaar als bezoekend hoogleraar bij de faculteit Ontwerp, Constructie en Productie van de TU. Hij ontwikkelde en onderwees het vak ‘ontwerp van duurzame producten’. Een groot succes volgens de Amerikaan: ,,Er gaven zich driemaal zoveel studenten op als we in de collegezaal kwijt konden. We kregen na afloop veel positieve feedback.”

Zijn gedrevenheid en energieke toon doen niet vermoeden dat Ehrenfeld inmiddels negenenzestig is en een jaar geleden met pensioen ging. Zelf verklaart hij zijn springlevende onderwijsambities uit het feit dat hij pas laat in de academie terecht kwam. Pas zestien jaar terug trad hij bij MIT in dienst. ,,Ik doe nu pas wat mijn veel jongere collega’s ook doen.”

Al voor zijn huidige verblijf kwam Ehrenfeld vaak naar Nederland, als wetenschappelijk adviseur van het Dioc-programma ‘ontwerp en management van infrastructuur’. Zijn huidige, langere bezoek is op verzoek van de programmaleider van dat Dioc, professor Margot Weijnen.

Animositeit

Waar het MIT onderwijs en onderzoek op het gebied van milieu en duurzaamheid in één instituut heeft gecentraliseerd, is dit in Delft over de faculteiten versnipperd, constateert Ehrenfeld. ,,In Delft vormen de Dioc’s de enige mechanismen om universiteitsbrede programma’s te bouwen. Van de vijftien Dioc’s hebben er maar twee duurzaamheidaspecten.” Volgens Ehrenfeld staat Delft bij buitenstaanders zeker niet bekend als centrum voor duurzaamheidonderzoek. Dit in tegenstelling tot het MIT. De oorzaak: ,,Bij het MIT is het milieu een topprioriteit. Onze president heeft het tot zijn persoonlijke prioriteit gemaakt. Dat betekent niet automatisch dat het universiteitsbeleid is, maar hetdoet zeker geen kwaad.” Als de universitaire top zich niet aan het onderwerp verplicht, komt het niet van de grond. Volgens Ehrenfeld geldt dat in Delft nog sterker dan in Boston: ,,Op MIT heeft de president minder macht dan hier.”

Ehrenfeld was in Boston betrokken bij de ontwikkeling van modules voor duurzaamheidonderwijs, bedoeld voor studenten van alle faculteiten. De serie vakken won in 1991 de MIT-prijs voor uitmuntend nieuw onderwijs. Zijn ervaringen met het opzetten van duurzaamheidonderzoek zijn minder positief. ,,In het onderwijs bestaat er weinig animositeit tussen technologen en economen enerzijds en milieukundigen anderzijds. Bij het verdelen van onderzoeksgelden is er wel sprake van competitie. Toen ik eind jaren tachtig onderzoek deed naar milieumanagement bij bedrijven, werd dat door de bedrijfskundigen als vaag, groen gedoe bestempeld.”

Toen Ehrenfeld begin jaren zestig aan zijn carrière begon werd milieuonderzoek geen ‘groen gedoe’ genoemd, om de eenvoudige: het bestond nog niet. Hij werkte in die jaren als atmosfeeronderzoeker bij de Geophysics Corporation of America. Toen in 1966 een internationaal verdrag een einde maakte aan nucleaire testen in de atmosfeer, verloor dat bedrijf de Amerikaanse overheid als grote klant. Aan de jonge chemicus de taak om nieuw werk voor het bedrijf te zoeken. ,,Ik zag wel toekomst in milieuonderzoek”, zegt Ehrenfeld. ,,En ons bedrijf sleepte één van de eerste contracten op dat gebied in de wacht.”

Ehrenfeld zag zelfs zoveel toekomst in milieuonderzoek dat hij in 1967 met enkele collega’s een eigen bureautje, Walden Research Corporation, startte. Nadat de Amerikaanse regering kort daarop de eerste grote milieuwet – de ‘Clean Air Act’- aannam was er inderdaad werk genoeg.

Klimaat

In de tien jaar dat hij voor Walden Research Corporation werkte, raakte Ehrenfeld steeds meer geïnteresseerd in milieubeleid. Toen president Carter hem in 1977 een baan aanbood als voorzitter van een belangrijke commissie op het gebied van waterbeheer, stapte hij volledig over naar het beleidsmatige werk. De baan duurde even lang als het presidentschap van Carter. Toen Reagan begin jaren tachtig aan de macht kwam, werden alle politieke banen, waaronder die van Ehrenfeld, herverdeeld. Zijn commissie werd zelfs volledig opgeheven. Ehrenfeld: ,,Reagan was tegen planning door de overheid en vond dat de markt alles wel zou regelen. Een vergelijkbare situatie doet zich op dit moment weer voor in de VS.”

De recente presidentswisseling in de VS doet Ehrenfeld vrezen voor een cultuurschok wanneer hij deze zomer terugkeert naar zijn vaderland. ,,Ik zal het natuurlijke klimaat van Nederland niet missen, maar het politieke klimaat wel.” De bezoekend hoogleraar is teleurgesteld over het besluit van president Bush om het Kyoto-akkoord over CO2-reductie naast zich neer te leggen. Maar hij wanhoopt niet: ,,Het besluit van Bush is een merkwaardige ommezwaai geweest. In zijn campagne zei hij de CO2-reductie nog te willen steunen. Zo gaat het eenmaal in de politiek. Ik denk dat deze koerswisseling tijdelijk is. De meerderheid van het publiek in deVerenigde Staten steunt milieumaatregelen…”

Zelf gaat hij zich na zijn terugkeer in de VS in ieder geval sterk maken voor verregaande vergroening van de Amerikaanse industrie. Hij werd onlangs benoemd tot voorzitter van de nieuwe vereniging Industriële Ecologie. Deze jonge loot aan de boom van de milieubescherming benadrukt dat de menselijke samenleving binnen het natuurlijke systeem van de aarde valt en er niet boven staat. Industrieën zullen daarom hernieuwbare bronnen moeten benutten en hun afvalstromen volledig moeten hergebruiken. ,,De natuurlijke ecologie kan ons hier nog veel over leren.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.