Campus

Delft op de kaart

TU-alumnus en stedenbouwkundige Stef van der Gaag schreef de ‘Historische atlas van Delft’. Het boek voorziet bekende plaatsen van een nieuw verhaal.

Van der Gaag deelt de historie van Delft op in vijf blokken: veenontginning, handel en nijverheid, industrie, ingenieursopleiding en stad tussen steden. Uit elk daarvan is voor deze impressie een onderwerp gekozen.

Ontginning
De ligging van Delft, schijnbaar willekeurig middenin een polder, is lang een raadsel geweest. Meestal wordt een stad namelijk langs een rivier of aan de kust gebouwd. Pas in het jaar 2000 reconstrueerde Chris de Bont de ontginning van Delfland en liet zien dat de afvoer van water uit het veengebied een cruciale rol speelde bij de ontwikkeling van het landschap. De hoge ligging van het riviertje De Gaag bij Schipluiden getuigt hier nog van. Het land ligt hier ruim twee meter lager dan het water dankzij een proces van zetting, oxidatie en inklinking. De eerste veenontginningen vonden vermoedelijk tussen het jaar 985 en 1050 plaats. Nicolaes en Jacob Kruikius legden in 1712 de geschiedenis van de ontginning van Delfland op een kaart vast. Daarop komt ook het riviertje De Schie voor dat in de Maas uitmondt. De bovenloop is gekanaliseerd en werd omstreeks het jaar 1000 in noordelijke richting doorgetrokken. Dit water kreeg de naam ‘Delf’, wat gedolven of gegraven waterloop betekent.

Delfshaven
Een nieuw gegraven Delfhavense Schie opende een vaarweg tussen de Maas en de Rijn via de Vliet. In de loop van de dertiende en veertiende eeuw werden er nieuwe kanalen op aangesloten waardoor het belang van de vaarweg verder toenam. In 1389 kreeg de stad Delft (sinds 1246) toestemming om vanaf de knik bij Overschie een directe waterweg naar de Maas te graven zodat de vaarweg via Schiedam of Rotterdam niet langer nodig was. Vijftien jaar later was die verbinding er en had Delft zijn eigen zeehaven: Delfshaven. Delft kreeg in 1602 een VOC-kamer en liet in Delfhaven haar eigen VOC-vloot bouwen (111 schepen). De goederen die de Delftse schepen uit Azië importeerden, werden op kleinere schepen naar de stad vervoerd. Porselein uit China inspireerde Delftenaren tot de productie van hun eigen versie: Delfts Blauw. De Zuidkolk aan het einde van de Schie, bekend van Vermeers schilderij ‘Gezicht op Delft’ (1660) was een overslaghaven en tevens het vertrekpunt van de trekschuit over de Schie, het openbaar vervoer van toen.

Agnetapark
Het lieflijke buurtje aan de overkant van het DSM-terrein werd tussen 1882-1885 aangelegd op initiatief van het socialistisch gedreven ondernemerspaar Jacob en Agneta van Marken. Het park markeert, samen met de komst van de spoorweg, de opkomst van Delft als industriestad. Het begon met de Gist- en Spiritusfabriek, later volgden olie en pindakaas. De Van Markens streefden naar een modeldorp voor hun personeel en lieten Louis Paul Zocher een park rond 78 woningen ontwerpen in de Engelse landschapsstijl. Agneta van Marken deed onderzoek naar huisvesting van arbeiders en liet de uitkomsten daarvan meenemen in het ontwerp voor de huizen. Alle goede bedoelingen ten spijt voelden veel personeelsleden er niets voor om in het park te komen wonen. Ze vonden het te afgelegen en hielden er niet van zo dicht bij de directeur te wonen. De Van Markens woonden in de villa aan de vijver.

Mekelweg
In 1948 trok professor Froger van het Stedenbouwkundig Adviesbureau een lijn op de kaart vanaf het hoofgebouw (tegenwoordig Bouwkunde) langs de begraafplaats Jaffa zuidwaarts. Zie zo, de honderd meter brede centrale as voor de uitbreiding van de (toenmalige) Technische Hogeschool was gelegd. Aan weerszijden verschenen in de tijd van de Wederopbouw de gebouwen die er nu nog steeds staan, met als afsluiting de in 1958 ontworpen aula. Toch ziet Van den Broek, ontwerper van onder meer de aula en het vroegere Bouwkunde, ook de gapende leegte van de Mekelweg. In 1960 bepleitte hij maatregelen om ‘het gevoel van oneindigheid’ te neutraliseren. Van der Gaag schrijft: ‘Het zou nog vijftig jaar duren voordat een van de studenten, inmiddels afgestudeerd en architect, in de gelegenheid zou worden gesteld iets aan de situatie te veranderen.’ In 2000 presenteerde Francine Houben haar ontwerp voor het Mekelpark.

Centrum
Al in de jaren tachtig werd een begin gemaakt met de ‘verdichting’ van de binnenstad door openvallende gaten op te vullen met passende functies en nieuwe bebouwing. De nieuwe woningen op het gebied van het voormalig Waterloopkundig laboratorium aan het Schuttersveld zijn een goed voorbeeld. Vanaf 2009 zette de gemeente in op een autoluwe binnenstad en bouwde grote parkeergarages aan de west- en zuidzijde van de stad. Het beleid slaagde waardoor er veel minder auto’s in de binnenstad kwamen en de verblijfskwaliteit enorm steeg. Van der Gaag noemt de Delftse binnenstad ‘één grote woonkamer’. De inrichting van de spoorzone laat nog op zich wachten, maar Delft en Delfland zijn intussen een integraal onderdeel van het grote stedelijke gebied dat ook Rotterdam en Den Haag omvat, aldus Van der Gaag

Stef van der Gaag, ‘Historische Atlas van Delft’, 80 blz, gebonden, Uitgeverij Vantilt 2015, prijs: 24,50 euro (na 1 feb 2016: 29,50 euro). Also available in English as: ‘Historical Atlas of Delft’.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.