Opinie

Delft heeft een University College nodig

Onlangs hield oud-rector-magnificus Johan Blaauwendraad zijn afscheidsrede als hoogleraar. Hieronder volgt zijn pleidooi voor het invoeren van een bachelor engineering science.

/em>

Hoe heeft het vak toegepaste mechanica zich gehouden onder alle wijzigingen van buiten en van binnen? De trend is duidelijk: het aandeel van ‘droge’ mechanica is merkbaar afgenomen. Softening heet dat in ons vak.

Vanouds was elke civiel-ingenieur min of meer een bouwingenieur. Dat is ook niet zo dwaas als je let op de markt waarvoor we opleiden. De meer natte sector (grond-, weg- en waterbouw) vormt daarvan tenslotte hooguit twintig procent, terwijl de droge sector (bouw en utiliteitsbouw) zeker tachtig procent uitmaakt.

Goed, de Delftse civiel-ingenieur van de 21ste eeuw is niet meer vanzelfsprekend een bouwingenieur. Nu is dat één van de profielen binnen de opleiding civiele techniek, zij het gelukkig nog altijd een aantrekkelijke en sterke: mechanica, materialen en constructie.

Ik ben van mening dat de afkalving van mechanica een doorgaand proces zal zijn. Op goede gronden wordt in de opleiding ruimte gemaakt voor nieuwe belangen. Wellicht zijn we daarin zelfs nog niet ver genoeg gegaan. Daarom zal de mechanicacomponent in de bachelorfase in de toekomst verder afnemen, of – breder gezien – het fundamentele karakter van de bachelor.

Tegelijk constateren we een brede bezorgdheid over het bètagehalte van het vwo. Misschien neemt het aantal jongelui dat kiest voor een bètaprofiel in relatieve zin niet hard af, maar het ‘soortelijk gewicht’ van het profiel doet dat wel. De student komt minder toegerust binnen.

In de nieuwe bama-structuur zou ik twee aanbevelingen willen doen. Als ik de voorkeur van de universiteit goed begrijp, wordt gekozen voor brede bachelors en voor specialisatie in de masteropleidingen. Mijn eerste aanbeveling is dan: pronk met de mooie afstudeerrichting mechanica, materialen en constructie, en zet deze in de etalage als een afzonderlijke opleiding master of structural engineering, aansluitend bij de onderzoekschool bouw.

Mijn tweede aanbeveling betreft de bachelorfase in de opleiding. Het is realiteit, zei ik, dat het fundamentele karakter afneemt. Maar de behoefte aan fundamenteel opgeleide mensen zal alleen maar toenemen. Het mag waar zijn dat voor het verbeteren van de winstmarges in de bouw vooral procesinnovatie nodig is, een verbeterd proces zonder een hoogwaardig product is als een roer zonder schip, als een dirigent zonder koor. Het product wordt voortdurend geavanceerder en complexer: offshore-technieken voor oliewinning op een diepte van kilometers, ondergronds bouwen onder historische woonwijken, hogesnelheidslijnen op slappe bodem, grote werken op zee en zaken als windenergieproblemen vragen om diepstekende kennis, kennis die niet meer kan worden opgebouwd in de (daarvoor te korte en volle) masteropleidingen.

Voor menig fundamenteel promotieonderzoek is de Nederlandse vooropleiding inmiddels te licht en is de wetenschappelijke bagage ontoereikend. Daarvoor komen nu primair buitenlandse kandidaten in aanmerking.

Hier is daarom mijn tweede advies aan de TU Delft: richt een afzonderlijke bacheloropleiding engineering science in. Leg hierin de nadruk op de diverse vormen van wiskunde, mechanica, natuurkunde, scheikunde, probabilistische methoden, systeemleer, modelvorming, informatica, software engineering en andere vakken die een fundamentele basis leggen voor geavanceerdconstrueren en beheren van constructies. Vul hiermee in de orde van tweederde van het curriculum. Voor een goed huis, moet je eerst een gedegen fundament leggen. Zo vraagt een écht goede masteropleiding om een excellente bachelor.

Deze opleiding ‘bachelor-plus’ zal niet groot worden, maar kan faculteitenoverspannend zijn, want gaat toeleveren aan vervolgopleidingen op het gebied van bouw, offshore-technologie, maritieme techniek, vliegtuigbouw en werktuigbouw. Voor onderzoek op het gebied van gebouwen, civiele kunstwerken en offshore zullen collega’s graag doorstarten met deze goed opgeleide mensen. Ik ben ervan overtuigd dat het ook geldt voor construerende disciplines in andere faculteiten.

Dit ‘Delft University College’ met een elitair en zwaar programma zal studenten aantrekken die wat in hun mars hebben, willen werken en het nog in drie jaar doen ook. Hier geen studenten die vragen om een cultuur van eindeloos deelnemen aan tentamens. Het idee staat dwars op de tijdgeest. Het is als parallelspoor ook het omgekeerde model van wat de TU nu koestert.

Nu wordt ingezet op brede bachelors en wordt specialisatie beoogd in de masteropleidingen. In het voorgestelde parallelspoor is de bachelor fundamenteel en waaieren de afgestudeerden uit over masteropleidingen die ten opzichte van de specialistische bachelor breed genoemd kunnen worden. Kundige en bereidwillige docenten heeft Delft genoeg in huis, en een talentvolle jonge generatie wacht er op.

De auteur was vanaf 1979 hoogleraar toegepaste mechanica. In 1997 was hij rector magnificus van de TU Delft.

Onlangs hield oud-rector-magnificus Johan Blaauwendraad zijn afscheidsrede als hoogleraar. Hieronder volgt zijn pleidooi voor het invoeren van een bachelor engineering science.

Hoe heeft het vak toegepaste mechanica zich gehouden onder alle wijzigingen van buiten en van binnen? De trend is duidelijk: het aandeel van ‘droge’ mechanica is merkbaar afgenomen. Softening heet dat in ons vak.

Vanouds was elke civiel-ingenieur min of meer een bouwingenieur. Dat is ook niet zo dwaas als je let op de markt waarvoor we opleiden. De meer natte sector (grond-, weg- en waterbouw) vormt daarvan tenslotte hooguit twintig procent, terwijl de droge sector (bouw en utiliteitsbouw) zeker tachtig procent uitmaakt.

Goed, de Delftse civiel-ingenieur van de 21ste eeuw is niet meer vanzelfsprekend een bouwingenieur. Nu is dat één van de profielen binnen de opleiding civiele techniek, zij het gelukkig nog altijd een aantrekkelijke en sterke: mechanica, materialen en constructie.

Ik ben van mening dat de afkalving van mechanica een doorgaand proces zal zijn. Op goede gronden wordt in de opleiding ruimte gemaakt voor nieuwe belangen. Wellicht zijn we daarin zelfs nog niet ver genoeg gegaan. Daarom zal de mechanicacomponent in de bachelorfase in de toekomst verder afnemen, of – breder gezien – het fundamentele karakter van de bachelor.

Tegelijk constateren we een brede bezorgdheid over het bètagehalte van het vwo. Misschien neemt het aantal jongelui dat kiest voor een bètaprofiel in relatieve zin niet hard af, maar het ‘soortelijk gewicht’ van het profiel doet dat wel. De student komt minder toegerust binnen.

In de nieuwe bama-structuur zou ik twee aanbevelingen willen doen. Als ik de voorkeur van de universiteit goed begrijp, wordt gekozen voor brede bachelors en voor specialisatie in de masteropleidingen. Mijn eerste aanbeveling is dan: pronk met de mooie afstudeerrichting mechanica, materialen en constructie, en zet deze in de etalage als een afzonderlijke opleiding master of structural engineering, aansluitend bij de onderzoekschool bouw.

Mijn tweede aanbeveling betreft de bachelorfase in de opleiding. Het is realiteit, zei ik, dat het fundamentele karakter afneemt. Maar de behoefte aan fundamenteel opgeleide mensen zal alleen maar toenemen. Het mag waar zijn dat voor het verbeteren van de winstmarges in de bouw vooral procesinnovatie nodig is, een verbeterd proces zonder een hoogwaardig product is als een roer zonder schip, als een dirigent zonder koor. Het product wordt voortdurend geavanceerder en complexer: offshore-technieken voor oliewinning op een diepte van kilometers, ondergronds bouwen onder historische woonwijken, hogesnelheidslijnen op slappe bodem, grote werken op zee en zaken als windenergieproblemen vragen om diepstekende kennis, kennis die niet meer kan worden opgebouwd in de (daarvoor te korte en volle) masteropleidingen.

Voor menig fundamenteel promotieonderzoek is de Nederlandse vooropleiding inmiddels te licht en is de wetenschappelijke bagage ontoereikend. Daarvoor komen nu primair buitenlandse kandidaten in aanmerking.

Hier is daarom mijn tweede advies aan de TU Delft: richt een afzonderlijke bacheloropleiding engineering science in. Leg hierin de nadruk op de diverse vormen van wiskunde, mechanica, natuurkunde, scheikunde, probabilistische methoden, systeemleer, modelvorming, informatica, software engineering en andere vakken die een fundamentele basis leggen voor geavanceerdconstrueren en beheren van constructies. Vul hiermee in de orde van tweederde van het curriculum. Voor een goed huis, moet je eerst een gedegen fundament leggen. Zo vraagt een écht goede masteropleiding om een excellente bachelor.

Deze opleiding ‘bachelor-plus’ zal niet groot worden, maar kan faculteitenoverspannend zijn, want gaat toeleveren aan vervolgopleidingen op het gebied van bouw, offshore-technologie, maritieme techniek, vliegtuigbouw en werktuigbouw. Voor onderzoek op het gebied van gebouwen, civiele kunstwerken en offshore zullen collega’s graag doorstarten met deze goed opgeleide mensen. Ik ben ervan overtuigd dat het ook geldt voor construerende disciplines in andere faculteiten.

Dit ‘Delft University College’ met een elitair en zwaar programma zal studenten aantrekken die wat in hun mars hebben, willen werken en het nog in drie jaar doen ook. Hier geen studenten die vragen om een cultuur van eindeloos deelnemen aan tentamens. Het idee staat dwars op de tijdgeest. Het is als parallelspoor ook het omgekeerde model van wat de TU nu koestert.

Nu wordt ingezet op brede bachelors en wordt specialisatie beoogd in de masteropleidingen. In het voorgestelde parallelspoor is de bachelor fundamenteel en waaieren de afgestudeerden uit over masteropleidingen die ten opzichte van de specialistische bachelor breed genoemd kunnen worden. Kundige en bereidwillige docenten heeft Delft genoeg in huis, en een talentvolle jonge generatie wacht er op.

De auteur was vanaf 1979 hoogleraar toegepaste mechanica. In 1997 was hij rector magnificus van de TU Delft.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.