Opinie

De wetenschapsshow

Het is geen dagelijkse kost, maar soms bekruipt mij als onderzoeker de vraag: waartoe dit alles? Ik buig mij over problemen waarvan een groot deel van de samenleving niet eens weet dat ze bestaan.

Er zit een heel mooi proefschrift aan te komen, daar ben ik van overtuigd, maar wat gaat dat proefschrift nou eigenlijk bijdragen aan de samenleving? Kortom, welk maatschappelijk belang dient mijn onderzoek?

Wellicht dat dergelijke existentiële vragen alleen in de filosofie opdoemen, maar het lijkt erop dat meer wetenschappers hier mee worstelen. Zo riepen de ministers Plasterk en Van der Hoeven onlangs gezamenlijk op tot meer wetenschap in dienst van het maatschappelijk en economisch belang. Kennelijk schort er op dit vlak nogal wat aan de wetenschap. Interessant is de remedie die Plasterk voorstelde: leg het intellectuele eigendom van onderzoekers wettelijk vast in de vorm van octrooien, zodat zij financieel belang hebben bij het ontwikkelen van kennis en producten ten dienste van de samenleving. Oftewel: als er wat te verdienen valt, dan zullen wetenschappers wel afdalen uit hun ivoren toren om zich met mondaine zaken bezig te houden, zoals de rest van de fatsoenlijke wereld.

Mijn onderzoek gaat over ethiek rondom technologische risico’s. Ik betwijfel of daar iets aan te verdienen valt, maar daarmee is niets gezegd over het maatschappelijk belang ervan. Sterker nog, vermoedelijk valt er aan veel maatschappelijk belangrijk onderzoek weinig te verdienen. Een voorbeeld is onderzoek naar de preventie van ziekten. Dat is zeker nuttig, maar het levert financieel niet zo veel op, omdat het over levensstijl gaat. Veel wetenschappelijk onderzoek richt zich daarom op het genezen van ziekten, want daar valt wel iets aan te verdienen.

Ook op deze universiteit worden maatschappelijk nut en ‘verkoopbaarheid’ gelijkgeschakeld, getuige de discussie rond de infame superbus. Collegevoorzitter Hans van Luijk zegt in te zetten op onderzoek met groot en direct maatschappelijk nut en daar hoort de superbus bij, want dat laat zien dat techniek leuk en aansprekend is. Lees: het komt in de krant. Het is een tragisch teken van de tijd dat maatschappelijk nut in toenemende mate vertaald wordt als ‘verkoopbaar aan een groot publiek’. Hier echoot een hardnekkig misverstand over de wetenschapper als podiumkunstenaar waar een mythisch publiek voor applaudisseert ofwel haar portemonnee trekt, bij wijze van maatschappelijke erkenning van het getoonde.

Maar wetenschap is geen televisiezender en het maatschappelijk belang bestaat niet uit kijkcijfers en winstmarges. Ik ben een groot voorstander van ‘het publiek’ betrekken bij wetenschappelijk onderzoek, maar laten we niet doen alsof marketing en publiciteitsstunts daar de juiste middelen voor zijn. Het werkelijk betrekken van publiek bij wetenschappelijk onderzoek vraagt niet om nieuw verpakkingsmateriaal voor dezelfde wetenschappelijke ivoren toren, maar om een dialoog. Laat de mensen die normaal buiten het wetenschappelijke gebeuren staan, ‘het grote publiek’ eens verwoorden wat zij een belangrijk probleem vinden dat wetenschappelijk onderzocht moet worden, en laten we het dan weer hebben over maatschappelijk nut. Ik denk dat er nog veel te leren valt.

Lotte Asveld is promovenda bij de sectie filosofie van de faculteit Techniek, Bestuur en Management.

Het is geen dagelijkse kost, maar soms bekruipt mij als onderzoeker de vraag: waartoe dit alles? Ik buig mij over problemen waarvan een groot deel van de samenleving niet eens weet dat ze bestaan. Er zit een heel mooi proefschrift aan te komen, daar ben ik van overtuigd, maar wat gaat dat proefschrift nou eigenlijk bijdragen aan de samenleving? Kortom, welk maatschappelijk belang dient mijn onderzoek?

Wellicht dat dergelijke existentiële vragen alleen in de filosofie opdoemen, maar het lijkt erop dat meer wetenschappers hier mee worstelen. Zo riepen de ministers Plasterk en Van der Hoeven onlangs gezamenlijk op tot meer wetenschap in dienst van het maatschappelijk en economisch belang. Kennelijk schort er op dit vlak nogal wat aan de wetenschap. Interessant is de remedie die Plasterk voorstelde: leg het intellectuele eigendom van onderzoekers wettelijk vast in de vorm van octrooien, zodat zij financieel belang hebben bij het ontwikkelen van kennis en producten ten dienste van de samenleving. Oftewel: als er wat te verdienen valt, dan zullen wetenschappers wel afdalen uit hun ivoren toren om zich met mondaine zaken bezig te houden, zoals de rest van de fatsoenlijke wereld.

Mijn onderzoek gaat over ethiek rondom technologische risico’s. Ik betwijfel of daar iets aan te verdienen valt, maar daarmee is niets gezegd over het maatschappelijk belang ervan. Sterker nog, vermoedelijk valt er aan veel maatschappelijk belangrijk onderzoek weinig te verdienen. Een voorbeeld is onderzoek naar de preventie van ziekten. Dat is zeker nuttig, maar het levert financieel niet zo veel op, omdat het over levensstijl gaat. Veel wetenschappelijk onderzoek richt zich daarom op het genezen van ziekten, want daar valt wel iets aan te verdienen.

Ook op deze universiteit worden maatschappelijk nut en ‘verkoopbaarheid’ gelijkgeschakeld, getuige de discussie rond de infame superbus. Collegevoorzitter Hans van Luijk zegt in te zetten op onderzoek met groot en direct maatschappelijk nut en daar hoort de superbus bij, want dat laat zien dat techniek leuk en aansprekend is. Lees: het komt in de krant. Het is een tragisch teken van de tijd dat maatschappelijk nut in toenemende mate vertaald wordt als ‘verkoopbaar aan een groot publiek’. Hier echoot een hardnekkig misverstand over de wetenschapper als podiumkunstenaar waar een mythisch publiek voor applaudisseert ofwel haar portemonnee trekt, bij wijze van maatschappelijke erkenning van het getoonde.

Maar wetenschap is geen televisiezender en het maatschappelijk belang bestaat niet uit kijkcijfers en winstmarges. Ik ben een groot voorstander van ‘het publiek’ betrekken bij wetenschappelijk onderzoek, maar laten we niet doen alsof marketing en publiciteitsstunts daar de juiste middelen voor zijn. Het werkelijk betrekken van publiek bij wetenschappelijk onderzoek vraagt niet om nieuw verpakkingsmateriaal voor dezelfde wetenschappelijke ivoren toren, maar om een dialoog. Laat de mensen die normaal buiten het wetenschappelijke gebeuren staan, ‘het grote publiek’ eens verwoorden wat zij een belangrijk probleem vinden dat wetenschappelijk onderzocht moet worden, en laten we het dan weer hebben over maatschappelijk nut. Ik denk dat er nog veel te leren valt.

Lotte Asveld is promovenda bij de sectie filosofie van de faculteit Techniek, Bestuur en Management.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.