Opinie

De universiteit wacht een reputatierace

Kenmerkend voor het hoger onderwijs is dat het een zogenaamd ervaringsgoed is. Van ervaringsgoederen kunnen de relevante eigenschappen alleen maar worden gekend door ze te consumeren.

Door dit probleem van imperfecte informatie gaan hoger-onderwijsinstellingen zich zo fraai mogelijk voorstellen. Hoger-onderwijsinstellingen investeren omvangrijke budgetten in public relations en voorlichting. Dit verklaart ook dat in Nederland veel academici en universitaire bestuurders zeggen dat ze tegen hitlijsten en rankings zijn, maar waarom ze zich tegelijkertijd op de borst kloppen wanneer zij zelf een mooie positie scoren.

In Amerika heeft een recente studie beredeneerd dat hoger-onderwijsinstellingen hun voordeel proberen te doen met het feit dat de consumenten niet in staat zijn kwaliteit te beoordelen voordat zij tot aankoop ervan overgaan. Hoger-onderwijsinstellingen maken gebruik van deze informatie-asymmetrie door de beeldvorming over eigen kwaliteiten te beïnvloeden.

Ik denk dat het bestaan van informatie-asymmetrie in een competitief hoger-onderwijssysteem leidt tot een investeringswedloop in reputaties. De reputatie van een universiteit kan worden gedefinieerd als het kwaliteitsbeeld dat die universiteit in de ogen van anderen heeft. Reputatie en daadwerkelijke kwaliteit behoeven dus niet samen te vallen. En reputaties kunnen op veel meer manieren worden beïnvloed dan door het maximaliseren van de kwaliteit van onderwijs en onderzoek.

In grote hoger-onderwijsmarkten met een sterke mate van competitie worden instellingen aangezet tot een gedrag gericht op de bescherming en versterking van hun reputaties. En dat reputatiegerichte gedrag verklaart de aard van de dynamiek in het hoger onderwijs.

Dat zien we ook in de Verenigde Staten. Daar is sprake van een geïntegreerde markt waar universiteiten, in sterke competitie, investeren in hun eigen reputaties, in beelden die zij bij anderen oproepen. In Europa kennen we dit gedrag nog nauwelijks. Maar ook hier zal dat zich gaan voordoen. Misschien dat het nog een aantal jaren zal duren, maar de toekomstige dynamiek van het Europese hoger onderwijs zal in belangrijke mate het gevolg zijn van groeiend reputatiegericht gedrag van de Europese hoger-onderwijsinstellingen.

Het wordt een permanente wedloop om reputatie, een reprace. Om reputaties te vestigen, te handhaven en te vergroten, zullen de Europese hoger-onderwijsinstellingen al hun financiële middelen inzetten. In de komende jaren zal hun gedrag nagenoeg volledig gedreven worden door strategieën gericht op maximalisatie van reputatie. Ze zullen investeren in hun reputaties zoveel ze kunnen en daarmee een buffer proberen op te werpen tegen hun concurrentie. Zo hoog mogelijke collegegelden, meer selectie, toelating van de allerbeste studenten, lokken met beurzen en het kwijtschelden van collegegeld. De allerbeste hoogleraren rekruteren met de beste en duurste onderzoeksfaciliteiten (en een geringe onderwijslast). Met die tophoogleraren de hoogste citatie-impactscores en de meest prestigieuze academische prijzen nastreven en die overal van de daken schreeuwen.

Ze zullen het beeld van hun kwaliteit willen beïnvloeden via specifieke, niet altijd relevante, kenmerken als leeftijd, tradities of bezittingen. Ze zullen investeren in dure studenten- en onderzoeksfaciliteiten om de beste studenten en meest capabele onderzoekers te binden. Ze zullen constant hun pr-budgetten opvoeren, hun beurzenprogramma’s uitbreiden, de salarissen voor toponderzoekers verhogen, hun vastgoedinvesteringen uitbreiden. Alles om te investeren in reputatie.

Dat gedrag zal plaatsvinden in onderlinge competitie. De Europese universiteiten zullen zich willen optrekken aan meer prestigieus geachte instellingen binnen en buiten Europa (bijvoorbeeld door internationale consortia te vormen). Maar ze zullen zich ook afzetten tegen minderwaardig geachte instellingen (bijvoorbeeld door deze uit te sluiten van exclusieve verenigingen).

En de consumenten van hoger onderwijs zullen hierop reageren.

Studenten en hun ouders zullen reputatie-inspanningen interpreteren als indicaties van kwaliteit. Zij zullen zich ervan laten overtuigen dat een universiteit met een sterk accent op selectiviteit een betere universiteit is. Zij zullen proberen bij de meest prestigieuze instellingen toegelaten te worden. En ze zullen daar torenhoge collegegelden voor betalen, in de hoop op maatschappelijk succes.

Het resultaat van dit alles zal heftige dynamiek zijn. Er zal een toenemende behoefte zijn aan geobjectiveerde oordelen over de werkelijke kwaliteit van de Europese instellingen en programma’s. Er zullen meer hitlijsten en rankings komen. Er zal een groeiende honger zijn naar meer financiële middelen.

De reputatierace is duur, en alleen de instellingen met een ruime beurs zullen het zich kunnen permitteren.

De auteur was collegevoorzitter en rector magnificus van de Universiteit Twente. Hij nam vorige week afscheid van deze functies.

Bewerking en inkorting van zijn rede door de redactie van Delta.

Door dit probleem van imperfecte informatie gaan hoger-onderwijsinstellingen zich zo fraai mogelijk voorstellen. Hoger-onderwijsinstellingen investeren omvangrijke budgetten in public relations en voorlichting. Dit verklaart ook dat in Nederland veel academici en universitaire bestuurders zeggen dat ze tegen hitlijsten en rankings zijn, maar waarom ze zich tegelijkertijd op de borst kloppen wanneer zij zelf een mooie positie scoren.

In Amerika heeft een recente studie beredeneerd dat hoger-onderwijsinstellingen hun voordeel proberen te doen met het feit dat de consumenten niet in staat zijn kwaliteit te beoordelen voordat zij tot aankoop ervan overgaan. Hoger-onderwijsinstellingen maken gebruik van deze informatie-asymmetrie door de beeldvorming over eigen kwaliteiten te beïnvloeden.

Ik denk dat het bestaan van informatie-asymmetrie in een competitief hoger-onderwijssysteem leidt tot een investeringswedloop in reputaties. De reputatie van een universiteit kan worden gedefinieerd als het kwaliteitsbeeld dat die universiteit in de ogen van anderen heeft. Reputatie en daadwerkelijke kwaliteit behoeven dus niet samen te vallen. En reputaties kunnen op veel meer manieren worden beïnvloed dan door het maximaliseren van de kwaliteit van onderwijs en onderzoek.

In grote hoger-onderwijsmarkten met een sterke mate van competitie worden instellingen aangezet tot een gedrag gericht op de bescherming en versterking van hun reputaties. En dat reputatiegerichte gedrag verklaart de aard van de dynamiek in het hoger onderwijs.

Dat zien we ook in de Verenigde Staten. Daar is sprake van een geïntegreerde markt waar universiteiten, in sterke competitie, investeren in hun eigen reputaties, in beelden die zij bij anderen oproepen. In Europa kennen we dit gedrag nog nauwelijks. Maar ook hier zal dat zich gaan voordoen. Misschien dat het nog een aantal jaren zal duren, maar de toekomstige dynamiek van het Europese hoger onderwijs zal in belangrijke mate het gevolg zijn van groeiend reputatiegericht gedrag van de Europese hoger-onderwijsinstellingen.

Het wordt een permanente wedloop om reputatie, een reprace. Om reputaties te vestigen, te handhaven en te vergroten, zullen de Europese hoger-onderwijsinstellingen al hun financiële middelen inzetten. In de komende jaren zal hun gedrag nagenoeg volledig gedreven worden door strategieën gericht op maximalisatie van reputatie. Ze zullen investeren in hun reputaties zoveel ze kunnen en daarmee een buffer proberen op te werpen tegen hun concurrentie. Zo hoog mogelijke collegegelden, meer selectie, toelating van de allerbeste studenten, lokken met beurzen en het kwijtschelden van collegegeld. De allerbeste hoogleraren rekruteren met de beste en duurste onderzoeksfaciliteiten (en een geringe onderwijslast). Met die tophoogleraren de hoogste citatie-impactscores en de meest prestigieuze academische prijzen nastreven en die overal van de daken schreeuwen.

Ze zullen het beeld van hun kwaliteit willen beïnvloeden via specifieke, niet altijd relevante, kenmerken als leeftijd, tradities of bezittingen. Ze zullen investeren in dure studenten- en onderzoeksfaciliteiten om de beste studenten en meest capabele onderzoekers te binden. Ze zullen constant hun pr-budgetten opvoeren, hun beurzenprogramma’s uitbreiden, de salarissen voor toponderzoekers verhogen, hun vastgoedinvesteringen uitbreiden. Alles om te investeren in reputatie.

Dat gedrag zal plaatsvinden in onderlinge competitie. De Europese universiteiten zullen zich willen optrekken aan meer prestigieus geachte instellingen binnen en buiten Europa (bijvoorbeeld door internationale consortia te vormen). Maar ze zullen zich ook afzetten tegen minderwaardig geachte instellingen (bijvoorbeeld door deze uit te sluiten van exclusieve verenigingen).

En de consumenten van hoger onderwijs zullen hierop reageren.

Studenten en hun ouders zullen reputatie-inspanningen interpreteren als indicaties van kwaliteit. Zij zullen zich ervan laten overtuigen dat een universiteit met een sterk accent op selectiviteit een betere universiteit is. Zij zullen proberen bij de meest prestigieuze instellingen toegelaten te worden. En ze zullen daar torenhoge collegegelden voor betalen, in de hoop op maatschappelijk succes.

Het resultaat van dit alles zal heftige dynamiek zijn. Er zal een toenemende behoefte zijn aan geobjectiveerde oordelen over de werkelijke kwaliteit van de Europese instellingen en programma’s. Er zullen meer hitlijsten en rankings komen. Er zal een groeiende honger zijn naar meer financiële middelen.

De reputatierace is duur, en alleen de instellingen met een ruime beurs zullen het zich kunnen permitteren.

De auteur was collegevoorzitter en rector magnificus van de Universiteit Twente. Hij nam vorige week afscheid van deze functies.

Bewerking en inkorting van zijn rede door de redactie van Delta.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.