Onderwijs

De terugkeer van de beurspromovendus

Veel universiteiten willen promovendi geen salaris meer betalen. Liever geven ze een studiebeurs, dat is stukken goedkoper. Toch mag het geen platte bezuiniging heten, zeggen de universiteiten: het belang van de kenniseconomie staat voorop.

br />
Twintig jaar geleden waren Nederlandse promovendi meestal doodgewone werknemers. Maar in 1986 veranderde hun status en gingen ze assistenten in opleiding (aio’s) heten. Ze werden gekort op hun salaris vanwege het vermeende ‘opleidingsaspect’ van hun baan. Het nieuwe stelsel zorgde ervoor dat universiteiten minder geld kwijt waren aan beginnende wetenschappers. Maar ook al waren ze in opleiding, promovendi bleven werknemers. De universiteiten bleven dus sociale premies betalen en meestal ook ‘wachtgeld’ voor promovendi die niet binnen vier jaar klaar waren.

Het ligt voor de hand dat de instellingen met enige regelmaat proberen om onder het betalen van die sociale premies uit te komen, temeer daar de overheid blijft bezuinigen op het onderwijs en onderzoek. Ze hebben al verscheidene pogingen gedaan om de promovendus als ‘student’ te bestempelen. Op dit moment gebeurt dat opnieuw.

De Rijksuniversiteit Groningen becijferde dat een gewone promotie 170 duizend euro kost. Als de promovendi – net als in de meeste andere landen – een beurs krijgen in plaats van een salaris, kost het hele traject nog maar 70 duizend euro.

In november wist het college van bestuur van de RUG de universiteitsraad te overtuigen: per 1 januari zijn Nederlandse promovendi aan sommige faculteiten niet langer werknemer, maar student. Ze krijgen alleen nog een arbeidscontract als het echt niet anders kan, bijvoorbeeld wanneer ze onderzoek doen in opdracht van het bedrijfsleven. De belastingdienst vindt het prima, op voorwaarde dat de bursalen geen onderwijs geven, want dan zouden ze werknemer zijn.

De VSNU, vereniging van de veertien universiteiten, pleitte al in haar position paper ‘Hora Est’ (oktober 2004) voor beurpromovendi. De Universiteit Utrecht is warm voorstander. Dat bleek vorige maand, tijdens het VSNU-congres over de vernieuwing van de promotieopleiding, toen de Utrechtse rector magnificus Gispen een donderpreek afstak tegen de vertegenwoordiger van het Promovendi Netwerk Nederland (PNN). “Het is flauwekul om het Groningse model een bezuiniging te noemen”, bulderde hij. “Jammer dat het PNN zich alleen druk maakt om de promovendi van nu, en niet om de promovendi van de toekomst! Universiteiten willen gewoon meer mensen laten promoveren.”

Maakt het Promovendi Netwerk Nederland zich dan druk? Jazeker. Er is een groot verschil tussen een beurs en een salaris, en dan gaat het niet alleen om de pensioenopbouw. Een bursaal kan bijvoorbeeld geen hypotheek krijgen. Hij valt ook niet onder de cao van de universiteiten en kan zich niet door een gewone vakbond laten vertegenwoordigen. Het wordt daardoor voor Nederlanders minder aantrekkelijk om te gaan promoveren, menen de belangenbehartigers van het PNN, en het aantal buitenlandse promovendi zal toenemen. Omdat zij weinig binding met Nederland hebben, zullen ze vaak weer vertrekken zodra hun proefschrift van de persen rolt. “Op korte termijn voldoen vakgroepen aan de publicatie-eisen, maar op de lange termijn zal er vooral een leegte op onderzoeksgebied ontstaan”, aldus het PNN.

Het ministerie van onderwijs is het daar mee eens, maar de universiteiten zetten hun zin door. Het ministerie kan daar formeel niets tegen beginnen: “Wij gaan niet over personeelsbeleid”, verzucht een woordvoerder desgevraagd.

Eerdere pogingen van universiteiten om het salaris van aio’s in een beurs om te zetten, hadden geen succes. De Universiteit van Amsterdam is nog steeds in een langdurige rechtszaak verwikkeld die promovendi tegen haar hebben aangespannen. Tot nu toe koos de rechter telkens de kant van de promovendi.

“Zulke rechtszaken gingen over andere situaties”, zegt George Mulder van de RUG. “Toen waren het onderzoekers die hetzelfde werk deden als een gewone aio. Van het salaris wilden de universiteiten een beurs maken en dat mocht niet. Maar wij doen iets heel anders. Bij ons werken de promovendi niet, ze volgen een opleiding met een apart onderwijs- en examenreglement.”

Natuurlijk zijn promovendi in opleiding, maar dat is nog geen reden om ze student te noemen, vinden de tegenstanders. “Iedereen blijft leren”, zegt bijvoorbeeld een woordvoerder van de Radboud Universiteit Nijmegen. De RU is niet van plan om Groningen te volgen. “Promovendi zijn belangrijk voor onze onderzoeksoutput. Als je ze ‘student’ noemt, lijkt het alsof ze er in de onderzoeksinstituten maar een beetje bijhangen.”

Kijk naar het buitenland, roepen de voorstanders van het beurssysteem. In Groot-Brittannië krijgen promovendi ook geen salaris, maar gewoon een studiebeurs.

Om hun argument kracht bij te zetten lieten de organisatoren van het VSNU-congres een deskundige buitenlander opdraven: professor Howard Green, voorzitter van de UK Council for Graduate Education. Eén van de aanwezigen vroeg hem: “Vindt u dat promovendi een beurs of salaris moeten krijgen?” Green bleek geen voorstander van het beurzensysteem voor promotiestudenten. “In het Verenigd Koninkrijk zal de cultuur niet snel meer omslaan. Maar jullie systeem is goed. Als we opnieuw konden beginnen, zou ik promovendi liever een salaris dan een beurs geven”, aldus Green.

Er viel een pijnlijke stilte. Het was duidelijk dat de meeste aanwezigen iets anders hadden willen horen.

Toch mag het geen platte bezuiniging heten, zeggen de universiteiten: het belang van de kenniseconomie staat voorop.

Twintig jaar geleden waren Nederlandse promovendi meestal doodgewone werknemers. Maar in 1986 veranderde hun status en gingen ze assistenten in opleiding (aio’s) heten. Ze werden gekort op hun salaris vanwege het vermeende ‘opleidingsaspect’ van hun baan. Het nieuwe stelsel zorgde ervoor dat universiteiten minder geld kwijt waren aan beginnende wetenschappers. Maar ook al waren ze in opleiding, promovendi bleven werknemers. De universiteiten bleven dus sociale premies betalen en meestal ook ‘wachtgeld’ voor promovendi die niet binnen vier jaar klaar waren.

Het ligt voor de hand dat de instellingen met enige regelmaat proberen om onder het betalen van die sociale premies uit te komen, temeer daar de overheid blijft bezuinigen op het onderwijs en onderzoek. Ze hebben al verscheidene pogingen gedaan om de promovendus als ‘student’ te bestempelen. Op dit moment gebeurt dat opnieuw.

De Rijksuniversiteit Groningen becijferde dat een gewone promotie 170 duizend euro kost. Als de promovendi – net als in de meeste andere landen – een beurs krijgen in plaats van een salaris, kost het hele traject nog maar 70 duizend euro.

In november wist het college van bestuur van de RUG de universiteitsraad te overtuigen: per 1 januari zijn Nederlandse promovendi aan sommige faculteiten niet langer werknemer, maar student. Ze krijgen alleen nog een arbeidscontract als het echt niet anders kan, bijvoorbeeld wanneer ze onderzoek doen in opdracht van het bedrijfsleven. De belastingdienst vindt het prima, op voorwaarde dat de bursalen geen onderwijs geven, want dan zouden ze werknemer zijn.

De VSNU, vereniging van de veertien universiteiten, pleitte al in haar position paper ‘Hora Est’ (oktober 2004) voor beurpromovendi. De Universiteit Utrecht is warm voorstander. Dat bleek vorige maand, tijdens het VSNU-congres over de vernieuwing van de promotieopleiding, toen de Utrechtse rector magnificus Gispen een donderpreek afstak tegen de vertegenwoordiger van het Promovendi Netwerk Nederland (PNN). “Het is flauwekul om het Groningse model een bezuiniging te noemen”, bulderde hij. “Jammer dat het PNN zich alleen druk maakt om de promovendi van nu, en niet om de promovendi van de toekomst! Universiteiten willen gewoon meer mensen laten promoveren.”

Maakt het Promovendi Netwerk Nederland zich dan druk? Jazeker. Er is een groot verschil tussen een beurs en een salaris, en dan gaat het niet alleen om de pensioenopbouw. Een bursaal kan bijvoorbeeld geen hypotheek krijgen. Hij valt ook niet onder de cao van de universiteiten en kan zich niet door een gewone vakbond laten vertegenwoordigen. Het wordt daardoor voor Nederlanders minder aantrekkelijk om te gaan promoveren, menen de belangenbehartigers van het PNN, en het aantal buitenlandse promovendi zal toenemen. Omdat zij weinig binding met Nederland hebben, zullen ze vaak weer vertrekken zodra hun proefschrift van de persen rolt. “Op korte termijn voldoen vakgroepen aan de publicatie-eisen, maar op de lange termijn zal er vooral een leegte op onderzoeksgebied ontstaan”, aldus het PNN.

Het ministerie van onderwijs is het daar mee eens, maar de universiteiten zetten hun zin door. Het ministerie kan daar formeel niets tegen beginnen: “Wij gaan niet over personeelsbeleid”, verzucht een woordvoerder desgevraagd.

Eerdere pogingen van universiteiten om het salaris van aio’s in een beurs om te zetten, hadden geen succes. De Universiteit van Amsterdam is nog steeds in een langdurige rechtszaak verwikkeld die promovendi tegen haar hebben aangespannen. Tot nu toe koos de rechter telkens de kant van de promovendi.

“Zulke rechtszaken gingen over andere situaties”, zegt George Mulder van de RUG. “Toen waren het onderzoekers die hetzelfde werk deden als een gewone aio. Van het salaris wilden de universiteiten een beurs maken en dat mocht niet. Maar wij doen iets heel anders. Bij ons werken de promovendi niet, ze volgen een opleiding met een apart onderwijs- en examenreglement.”

Natuurlijk zijn promovendi in opleiding, maar dat is nog geen reden om ze student te noemen, vinden de tegenstanders. “Iedereen blijft leren”, zegt bijvoorbeeld een woordvoerder van de Radboud Universiteit Nijmegen. De RU is niet van plan om Groningen te volgen. “Promovendi zijn belangrijk voor onze onderzoeksoutput. Als je ze ‘student’ noemt, lijkt het alsof ze er in de onderzoeksinstituten maar een beetje bijhangen.”

Kijk naar het buitenland, roepen de voorstanders van het beurssysteem. In Groot-Brittannië krijgen promovendi ook geen salaris, maar gewoon een studiebeurs.

Om hun argument kracht bij te zetten lieten de organisatoren van het VSNU-congres een deskundige buitenlander opdraven: professor Howard Green, voorzitter van de UK Council for Graduate Education. Eén van de aanwezigen vroeg hem: “Vindt u dat promovendi een beurs of salaris moeten krijgen?” Green bleek geen voorstander van het beurzensysteem voor promotiestudenten. “In het Verenigd Koninkrijk zal de cultuur niet snel meer omslaan. Maar jullie systeem is goed. Als we opnieuw konden beginnen, zou ik promovendi liever een salaris dan een beurs geven”, aldus Green.

Er viel een pijnlijke stilte. Het was duidelijk dat de meeste aanwezigen iets anders hadden willen horen.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.