Campus

De stufi moet op de helling, dat staat vast

Er moet meer geld bij voor de studiefinanciering. Daar is iedereen het over eens. De vraag is hoeveel geld en waar moet het vandaan komen.

Dat is de belangrijkste conclusie van het door de VSSD en LSVb georganiseerde symposium ‘Stufi in de toekomst’, dat afgelopen dinsdag in de Aula plaatsvond. Ook de aanwezige politieke kopstukken Wolffensperger (D66), Rehwinkel (PvdA) en Rosenmöller (GroenLinks) konden zich hierin vinden.

De prestatiebeurs is volgens iedereen ,,een slecht systeem dat niet meer een volgende kabinetsperiode zou moeten ingaan”, zo zei Wolffensperger. ,,Het hoger onderwijs was bij de totstandkoming van het regeerakkoord voor dit kabinet sluitpost. De prestatiebeurs is alleen op financiële overwegingen gestoeld. Bij de formatie van een nieuw kabinet zou de studiefinanciering in ieder geval een rol moeten spelen.”

Hoeveel geld er precies bij moet? Rosenmöller denkt aan zo’n honderd gulden voor basisbeurs en aanvullende beurs samen. Ook de andere partijen dachten in die orde van grootte. Hiervan zou een deel door de overheid, een deel door ouders en een deel door studenten opgebracht moeten worden. ,,In ieder geval moet het normbudget voor studenten meestijgen met de inflatie”, meent Rosenmöller.

Om leenaversie bij studenten tegen te gaan moeten er gunstiger voorwaarden komen door bijvoorbeeld renteloze leningen en terugbetaling volgens het Australische model. In dit model draagt iedere student die heeft geleend en die boven een bepaalde inkomensgrens zit een percentage van zijn inkomen af totdat zijn lening is afbetaald.

Ook het solidariteitsmodel van de LSVb, waarin iedereen ongeacht wat hij geleend heeft een aantal jaren lang een vast percentage van zijn salaris betaalt, vinden de politici het overwegen waard. Daarnaast menen zij dat de basisbeurs en aanvullende beurs gescheiden moeten blijven. De beurs moet een gift blijven. Als je een jaar stufi hebt gekregen en je presteert niet, dan moet dat alleen gevolgen hebben voor het volgende jaar.
Gat

Rector Blaauwendraad, aanwezig als vertegenwoordiger van de VSNU, zag wel iets in de prestatie-eis van het ‘Delftse stelsel’, dat door de VSSD is bedacht. Volgens dit stelsel betaal je terug naar verhouding van wat je hebt gehaald aan studiepunten. Op deze manier is iedere studiepunt geld waard.

Dat 73 procent van de ouders op dit moment hun ouderlijke bijdrage niet of niet volledig betaalt, is ook een punt van zorg. Volgens Larissa Pans, voorzitter van de LSVb, is de reden daarvoor vooral onwetendheid: ,,Veel ouders zien de ouderbijdrage als iets vrijwilligs. Het moet hun duidelijk gemaakt worden dat het ministerie de bijdrage ziet als een vaste bron van inkomsten.” De oplossing werd onder andere gezocht in fiscalisering van de ouderbijdrage.

Maar het grote probleem bij de invoering van een nieuw systeem is het ‘gat van Ritzen’, dat is ontstaan door de invoering van de prestatiebeurs. Studiefinanciering wordt hierbij in eerste instantie als voorwaardelijke lening uitgekeerd. Daardoor hoeft het bedrag niet op de onderwijsbegroting vermeld te worden. Na het behalen van het diploma binnen zes jaar wordt de lening kwijtgescholden. Dan moet er ineens een enorm bedrag op de begroting. Hierbij gaat het om zo’n drie miljard gulden.

Dat is de belangrijkste conclusie van het door de VSSD en LSVb georganiseerde symposium ‘Stufi in de toekomst’, dat afgelopen dinsdag in de Aula plaatsvond. Ook de aanwezige politieke kopstukken Wolffensperger (D66), Rehwinkel (PvdA) en Rosenmöller (GroenLinks) konden zich hierin vinden.

De prestatiebeurs is volgens iedereen ,,een slecht systeem dat niet meer een volgende kabinetsperiode zou moeten ingaan”, zo zei Wolffensperger. ,,Het hoger onderwijs was bij de totstandkoming van het regeerakkoord voor dit kabinet sluitpost. De prestatiebeurs is alleen op financiële overwegingen gestoeld. Bij de formatie van een nieuw kabinet zou de studiefinanciering in ieder geval een rol moeten spelen.”

Hoeveel geld er precies bij moet? Rosenmöller denkt aan zo’n honderd gulden voor basisbeurs en aanvullende beurs samen. Ook de andere partijen dachten in die orde van grootte. Hiervan zou een deel door de overheid, een deel door ouders en een deel door studenten opgebracht moeten worden. ,,In ieder geval moet het normbudget voor studenten meestijgen met de inflatie”, meent Rosenmöller.

Om leenaversie bij studenten tegen te gaan moeten er gunstiger voorwaarden komen door bijvoorbeeld renteloze leningen en terugbetaling volgens het Australische model. In dit model draagt iedere student die heeft geleend en die boven een bepaalde inkomensgrens zit een percentage van zijn inkomen af totdat zijn lening is afbetaald.

Ook het solidariteitsmodel van de LSVb, waarin iedereen ongeacht wat hij geleend heeft een aantal jaren lang een vast percentage van zijn salaris betaalt, vinden de politici het overwegen waard. Daarnaast menen zij dat de basisbeurs en aanvullende beurs gescheiden moeten blijven. De beurs moet een gift blijven. Als je een jaar stufi hebt gekregen en je presteert niet, dan moet dat alleen gevolgen hebben voor het volgende jaar.
Gat

Rector Blaauwendraad, aanwezig als vertegenwoordiger van de VSNU, zag wel iets in de prestatie-eis van het ‘Delftse stelsel’, dat door de VSSD is bedacht. Volgens dit stelsel betaal je terug naar verhouding van wat je hebt gehaald aan studiepunten. Op deze manier is iedere studiepunt geld waard.

Dat 73 procent van de ouders op dit moment hun ouderlijke bijdrage niet of niet volledig betaalt, is ook een punt van zorg. Volgens Larissa Pans, voorzitter van de LSVb, is de reden daarvoor vooral onwetendheid: ,,Veel ouders zien de ouderbijdrage als iets vrijwilligs. Het moet hun duidelijk gemaakt worden dat het ministerie de bijdrage ziet als een vaste bron van inkomsten.” De oplossing werd onder andere gezocht in fiscalisering van de ouderbijdrage.

Maar het grote probleem bij de invoering van een nieuw systeem is het ‘gat van Ritzen’, dat is ontstaan door de invoering van de prestatiebeurs. Studiefinanciering wordt hierbij in eerste instantie als voorwaardelijke lening uitgekeerd. Daardoor hoeft het bedrag niet op de onderwijsbegroting vermeld te worden. Na het behalen van het diploma binnen zes jaar wordt de lening kwijtgescholden. Dan moet er ineens een enorm bedrag op de begroting. Hierbij gaat het om zo’n drie miljard gulden.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.