Opinie

De praktijk van de Akademie blijft in nevelen gehuld

De Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen doet een boekje open over haar geschiedenis. ‘Een beeld van een academie’ bevat zowel een kroniek van de tijd, als een overzicht van sommige van haar leden en hun verdiensten.

Het Institut de France geniet in alle uithoeken van de wereld de reputatie van een uiterst gezaghebbend orgaan van de wetenschap. De geleerde die tot één van haar academies mag toetreden, kan bogen op een bijkans goddelijke status. Hoe anders is het gesteld met haar evenknie, de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW). Typerend is de opmerking van de Utrechtse bioloog J.J. Geuze die in 1996 tot lid werd gekozen. ,,De KNAW was me nauwelijks bekend – ik dacht altijd dat het een eindstation was voor mensen die langzamerhand gepensioneerd raakten.”


2 Illustratie Victor Lemstra (
Klik voor grotere foto)

Blijkbaar was de anonimiteit waarin ze tot nu toe werkte, de reden waarom de KNAW met deze publicatie naar buiten treedt. Dat het instituut 190 jaar bestaat mag een veelzeggend teken zijn. Het geduld om nog tien jaar te wachten, kon kennelijk niet wordem opgebracht. Of wil men met dit boek historici aanzetten om een systematische studie te doen naar de Akademie, welke dan over tien jaar het licht moet zien?

De auteurs geven in het voorwoord ook zelf aan dat ‘Een beeld van een academie’ geen veelomvattende studie van de KNAW is. Het boek heeft een schetsmatig karakter en brengt uit elk jaar van haar bestaan een markante persoon, een belangrijke gebeurtenis of een activiteit van het instituut voor het voetlicht. Hoewel het chronologisch is opgebouwd, en vier episoden onderscheidt, is het geen doorlopende geschiedenis. Het geeft een caleidoscopisch beeld van het instituut en de tijd waarin deze functioneerde.
Advies

Zoals zoveel moderne instellingen en praktijken dateert de KNAW uit de Franse tijd. Koning Lodewijk Napoleon richtte bij decreet van 4 mei 1808 het Koninklijk Instituut van Wetenschappen, Letterkunde en Schoone Kunsten op, dat evenals het toenmalige Institut de France uit vier academies bestond. Hoofddoel was om de wetenschappen en kunsten te ondersteunen, de resultaten bekend te maken en buitenlandse ontdekkingen en ontwikkelingen hier in te voeren. Bovendien diende het instituut de overheid van advies.

Deze voorloper van het KNAW, die vanaf 1814 tot op heden is gehuisvest in het Trippenhuis te Amsterdam, waar lange tijd ook het Rijksmuseum was gevestigd, werd in 1851 door Thorbecke opgeheven. Ervoor in de plaats kwam een afgeslankte academie ter bevordering van wis- en natuurkunde. Vier jaar later werd daar een academie ter bevordering van taal-, letter-, geschiedkundige en wijsgerige wetenschappen aan toegevoegd. Sindsdien bestaat het KNAW uit twee afdelingen, gemakshalve met ‘Natuurkunde’ en ‘Letterkunde’ aangeduid, die de hele wetenschap bestrijken.

De afdeling ‘Natuurkunde’ telt op het ogenblik maximaal honderdentien gewone leden, zestig buitenlandse leden en veertig correspondenten en de afdeling ‘Letterkunde’ iets minder. Buitenlandse leden zijn wetenschappers van niet-Nederlandse nationaliteit die in het buitenland zijn gevestigd. Correspondenten zijn Nederlandse wetenschappers die in het buitenland zitten of buitenlandse wetenschappers met een graad van een Nederlandse universiteit.

Onder de leden van de KNAW behoorden grote wetenschappers, waaronder buitenlandse kanonnen als Einstein, Bohr, Planck en Heisenberg. Toch blijven de activiteiten van deze herenclub – de eerste vrouw, de kristallografe Carolina MacGillavry, trad pas toe in 1950 – in het boek een beetje in nevelen gehuld. Veel meer dan dat het een platform is voor uitwisseling van wetenschapsresultaten kunnen we er niet uit opmaken.

De KNAW leverde in ieder geval geen stortvloed van adviezen, zeker niet in het begin. Deze varieerden van de oorzaken van ondeugdzaamheid tot de terugloop van studenten in de bèta-wetenschappen, vorig jaar. Niet zelden sloeg de overheid de adviezen in de wind. Een commissie die opkwam voor het behoud van monumenten leed een vruchteloos bestaan. Of moeten we het KNAW afrekenen op de succesvolle ‘Commissie voor Onderzoek van Wichelroede en Aardstralen’ in 1951?

‘Een beeld van een academie. Mensen en momenten uit de geschiedenis van het Koninklijk Instituut en de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, 1808-1998’ is een uitgave van de KNAW; ISBN 90 6984 209 2; Prijs 35 gulden.

,

Het Institut de France geniet in alle uithoeken van de wereld de reputatie van een uiterst gezaghebbend orgaan van de wetenschap. De geleerde die tot één van haar academies mag toetreden, kan bogen op een bijkans goddelijke status. Hoe anders is het gesteld met haar evenknie, de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW). Typerend is de opmerking van de Utrechtse bioloog J.J. Geuze die in 1996 tot lid werd gekozen. ,,De KNAW was me nauwelijks bekend – ik dacht altijd dat het een eindstation was voor mensen die langzamerhand gepensioneerd raakten.”


2 Illustratie Victor Lemstra (
Klik voor grotere foto)

Blijkbaar was de anonimiteit waarin ze tot nu toe werkte, de reden waarom de KNAW met deze publicatie naar buiten treedt. Dat het instituut 190 jaar bestaat mag een veelzeggend teken zijn. Het geduld om nog tien jaar te wachten, kon kennelijk niet wordem opgebracht. Of wil men met dit boek historici aanzetten om een systematische studie te doen naar de Akademie, welke dan over tien jaar het licht moet zien?

De auteurs geven in het voorwoord ook zelf aan dat ‘Een beeld van een academie’ geen veelomvattende studie van de KNAW is. Het boek heeft een schetsmatig karakter en brengt uit elk jaar van haar bestaan een markante persoon, een belangrijke gebeurtenis of een activiteit van het instituut voor het voetlicht. Hoewel het chronologisch is opgebouwd, en vier episoden onderscheidt, is het geen doorlopende geschiedenis. Het geeft een caleidoscopisch beeld van het instituut en de tijd waarin deze functioneerde.
Advies

Zoals zoveel moderne instellingen en praktijken dateert de KNAW uit de Franse tijd. Koning Lodewijk Napoleon richtte bij decreet van 4 mei 1808 het Koninklijk Instituut van Wetenschappen, Letterkunde en Schoone Kunsten op, dat evenals het toenmalige Institut de France uit vier academies bestond. Hoofddoel was om de wetenschappen en kunsten te ondersteunen, de resultaten bekend te maken en buitenlandse ontdekkingen en ontwikkelingen hier in te voeren. Bovendien diende het instituut de overheid van advies.

Deze voorloper van het KNAW, die vanaf 1814 tot op heden is gehuisvest in het Trippenhuis te Amsterdam, waar lange tijd ook het Rijksmuseum was gevestigd, werd in 1851 door Thorbecke opgeheven. Ervoor in de plaats kwam een afgeslankte academie ter bevordering van wis- en natuurkunde. Vier jaar later werd daar een academie ter bevordering van taal-, letter-, geschiedkundige en wijsgerige wetenschappen aan toegevoegd. Sindsdien bestaat het KNAW uit twee afdelingen, gemakshalve met ‘Natuurkunde’ en ‘Letterkunde’ aangeduid, die de hele wetenschap bestrijken.

De afdeling ‘Natuurkunde’ telt op het ogenblik maximaal honderdentien gewone leden, zestig buitenlandse leden en veertig correspondenten en de afdeling ‘Letterkunde’ iets minder. Buitenlandse leden zijn wetenschappers van niet-Nederlandse nationaliteit die in het buitenland zijn gevestigd. Correspondenten zijn Nederlandse wetenschappers die in het buitenland zitten of buitenlandse wetenschappers met een graad van een Nederlandse universiteit.

Onder de leden van de KNAW behoorden grote wetenschappers, waaronder buitenlandse kanonnen als Einstein, Bohr, Planck en Heisenberg. Toch blijven de activiteiten van deze herenclub – de eerste vrouw, de kristallografe Carolina MacGillavry, trad pas toe in 1950 – in het boek een beetje in nevelen gehuld. Veel meer dan dat het een platform is voor uitwisseling van wetenschapsresultaten kunnen we er niet uit opmaken.

De KNAW leverde in ieder geval geen stortvloed van adviezen, zeker niet in het begin. Deze varieerden van de oorzaken van ondeugdzaamheid tot de terugloop van studenten in de bèta-wetenschappen, vorig jaar. Niet zelden sloeg de overheid de adviezen in de wind. Een commissie die opkwam voor het behoud van monumenten leed een vruchteloos bestaan. Of moeten we het KNAW afrekenen op de succesvolle ‘Commissie voor Onderzoek van Wichelroede en Aardstralen’ in 1951?

‘Een beeld van een academie. Mensen en momenten uit de geschiedenis van het Koninklijk Instituut en de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, 1808-1998’ is een uitgave van de KNAW; ISBN 90 6984 209 2; Prijs 35 gulden.

Het Institut de France geniet in alle uithoeken van de wereld de reputatie van een uiterst gezaghebbend orgaan van de wetenschap. De geleerde die tot één van haar academies mag toetreden, kan bogen op een bijkans goddelijke status. Hoe anders is het gesteld met haar evenknie, de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW). Typerend is de opmerking van de Utrechtse bioloog J.J. Geuze die in 1996 tot lid werd gekozen. ,,De KNAW was me nauwelijks bekend – ik dacht altijd dat het een eindstation was voor mensen die langzamerhand gepensioneerd raakten.”


2 Illustratie Victor Lemstra (
Klik voor grotere foto)

Blijkbaar was de anonimiteit waarin ze tot nu toe werkte, de reden waarom de KNAW met deze publicatie naar buiten treedt. Dat het instituut 190 jaar bestaat mag een veelzeggend teken zijn. Het geduld om nog tien jaar te wachten, kon kennelijk niet wordem opgebracht. Of wil men met dit boek historici aanzetten om een systematische studie te doen naar de Akademie, welke dan over tien jaar het licht moet zien?

De auteurs geven in het voorwoord ook zelf aan dat ‘Een beeld van een academie’ geen veelomvattende studie van de KNAW is. Het boek heeft een schetsmatig karakter en brengt uit elk jaar van haar bestaan een markante persoon, een belangrijke gebeurtenis of een activiteit van het instituut voor het voetlicht. Hoewel het chronologisch is opgebouwd, en vier episoden onderscheidt, is het geen doorlopende geschiedenis. Het geeft een caleidoscopisch beeld van het instituut en de tijd waarin deze functioneerde.
Advies

Zoals zoveel moderne instellingen en praktijken dateert de KNAW uit de Franse tijd. Koning Lodewijk Napoleon richtte bij decreet van 4 mei 1808 het Koninklijk Instituut van Wetenschappen, Letterkunde en Schoone Kunsten op, dat evenals het toenmalige Institut de France uit vier academies bestond. Hoofddoel was om de wetenschappen en kunsten te ondersteunen, de resultaten bekend te maken en buitenlandse ontdekkingen en ontwikkelingen hier in te voeren. Bovendien diende het instituut de overheid van advies.

Deze voorloper van het KNAW, die vanaf 1814 tot op heden is gehuisvest in het Trippenhuis te Amsterdam, waar lange tijd ook het Rijksmuseum was gevestigd, werd in 1851 door Thorbecke opgeheven. Ervoor in de plaats kwam een afgeslankte academie ter bevordering van wis- en natuurkunde. Vier jaar later werd daar een academie ter bevordering van taal-, letter-, geschiedkundige en wijsgerige wetenschappen aan toegevoegd. Sindsdien bestaat het KNAW uit twee afdelingen, gemakshalve met ‘Natuurkunde’ en ‘Letterkunde’ aangeduid, die de hele wetenschap bestrijken.

De afdeling ‘Natuurkunde’ telt op het ogenblik maximaal honderdentien gewone leden, zestig buitenlandse leden en veertig correspondenten en de afdeling ‘Letterkunde’ iets minder. Buitenlandse leden zijn wetenschappers van niet-Nederlandse nationaliteit die in het buitenland zijn gevestigd. Correspondenten zijn Nederlandse wetenschappers die in het buitenland zitten of buitenlandse wetenschappers met een graad van een Nederlandse universiteit.

Onder de leden van de KNAW behoorden grote wetenschappers, waaronder buitenlandse kanonnen als Einstein, Bohr, Planck en Heisenberg. Toch blijven de activiteiten van deze herenclub – de eerste vrouw, de kristallografe Carolina MacGillavry, trad pas toe in 1950 – in het boek een beetje in nevelen gehuld. Veel meer dan dat het een platform is voor uitwisseling van wetenschapsresultaten kunnen we er niet uit opmaken.

De KNAW leverde in ieder geval geen stortvloed van adviezen, zeker niet in het begin. Deze varieerden van de oorzaken van ondeugdzaamheid tot de terugloop van studenten in de bèta-wetenschappen, vorig jaar. Niet zelden sloeg de overheid de adviezen in de wind. Een commissie die opkwam voor het behoud van monumenten leed een vruchteloos bestaan. Of moeten we het KNAW afrekenen op de succesvolle ‘Commissie voor Onderzoek van Wichelroede en Aardstralen’ in 1951?

‘Een beeld van een academie. Mensen en momenten uit de geschiedenis van het Koninklijk Instituut en de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, 1808-1998’ is een uitgave van de KNAW; ISBN 90 6984 209 2; Prijs 35 gulden.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.