Onderwijs

De opening

Het was een student die de show stal, maandagmiddag, tijdens de plechtige opening van het Academisch jaar. De rede van Esther Hoeve, ex-fractieleider van de Oras, had een paar kenmerken die de aanwezigen tijdens de lange zit in de Aula soms hadden moeten ontberen.

Humor, vaart en geen moeilijk leesbare sheets.

Het is echter de vraag of de inhoud van haar pleidooi net zo lang zal beklijven als haar presentatie. Hoeve sprak over ,,beperkingen van het studieprogramma, waardoor voor de student én voor de TU Delft nog niet van een optimale situatie te spreken is”. Zij doelde op nieuwe onderwijsvormen, interfacultair onderwijs, een bredere basis voor de student, flexibele leerpaden. Ze bepleitte die aanpak – ,,van een uniforme kwaliteit” – vooral voor de beginfase van de studie.

Soortgelijke opmerkingen waren een half jaar eerder ook onderdeel van het inmiddels fameus geworden rapport-Verruijt over de toekomst van de techniek- en bètastudies. Verruijt c.s. kwamen met een aantal suggesties om de instroom in deze studies te stimuleren, waaronder aangepaste beurzen, meer waardering en honorering van het exacte onderwijs op het vwo en hogere salarissen in het bedrijfsleven. Deze sugesties zijn, om het voorzichtig te zeggen, door minister Ritzen niet enthousiast omarmd.

Maar het rapport-Verruijt kwam ook met kritiek op de opleidingen zelf: de inhoud van de studieprogramma’s zou te veel op onderzoek zijn gericht. Verbreding van de opleiding, met meer aandacht voor de maatschappelijke aspecten, zou de studie voor grotere groepen studenten aantrekkelijker maken. Deze zelfkritiek heeft tot nog toe weinig aandacht gekregen, en het is goed dat Esther Hoeve het weer op de agenda heeft gezet.

Ook de rede van collegevoorzitter De Voogd verwees maandag naar het rapport-Verruijt, toen hij het had over de te lage instroomcijfers en het dreigende tekort aan ingenieurs in ons land. In lijn met Verruijt pleitte hij voor een Deltaplan Bèta en Techniek, van bedrijfsleven, de drie technische universiteiten en de overheid. Bij de minister valt dit dus nog niet onmiddellijk in vruchtbare aarde, en NRC Handelsblad wees er al op dat de drie technische universiteiten niet gemakkelijk één lijn trekken. Bovendien zal het bedrijfsleven eerder interesse hebben in specifieke oplossingen (denk aan de scheikundebeurzen vanuit de chemische industrie), dan in grote generieke plannen.

De Voogd somde ook de maatregelen op die de TU Delft al zelf heeft genomen om de belangstelling voor een studie hier te vergroten. Betere studentenhuisvesting en voorlichting, instroom in masters-of-science-opleidingen, ook van buitenlanders, en het eigen beurzenplan. Over de studie zelf sprak hij over ,,waar mogelijk verhoging van het rendement”. Dat rendement ligt op dit moment op ruim zestig procent, waarbij met name de uitval tijdens de propedeuse de grote gehaktmolen is.

Een aanpak van deze verspilling van talent biedt, in lijn met Verruijt en Hoeve, dus nog altijd mogelijkheden omuiteindelijk in ons land meer ingenieurs op de markt te zetten. Ook onderwijsonderzoekers zijn onlangs tot die conclusie gekomen. Over de door Verruijt geïnspireerde beurzencampagne van de technische universiteiten schreven zij onlangs in NRC Handelsblad: ,,Het ware beter geweest deze gelden te besteden aan de modernisering van de studieprogramma’s.”

Het was een student die de show stal, maandagmiddag, tijdens de plechtige opening van het Academisch jaar. De rede van Esther Hoeve, ex-fractieleider van de Oras, had een paar kenmerken die de aanwezigen tijdens de lange zit in de Aula soms hadden moeten ontberen. Humor, vaart en geen moeilijk leesbare sheets.

Het is echter de vraag of de inhoud van haar pleidooi net zo lang zal beklijven als haar presentatie. Hoeve sprak over ,,beperkingen van het studieprogramma, waardoor voor de student én voor de TU Delft nog niet van een optimale situatie te spreken is”. Zij doelde op nieuwe onderwijsvormen, interfacultair onderwijs, een bredere basis voor de student, flexibele leerpaden. Ze bepleitte die aanpak – ,,van een uniforme kwaliteit” – vooral voor de beginfase van de studie.

Soortgelijke opmerkingen waren een half jaar eerder ook onderdeel van het inmiddels fameus geworden rapport-Verruijt over de toekomst van de techniek- en bètastudies. Verruijt c.s. kwamen met een aantal suggesties om de instroom in deze studies te stimuleren, waaronder aangepaste beurzen, meer waardering en honorering van het exacte onderwijs op het vwo en hogere salarissen in het bedrijfsleven. Deze sugesties zijn, om het voorzichtig te zeggen, door minister Ritzen niet enthousiast omarmd.

Maar het rapport-Verruijt kwam ook met kritiek op de opleidingen zelf: de inhoud van de studieprogramma’s zou te veel op onderzoek zijn gericht. Verbreding van de opleiding, met meer aandacht voor de maatschappelijke aspecten, zou de studie voor grotere groepen studenten aantrekkelijker maken. Deze zelfkritiek heeft tot nog toe weinig aandacht gekregen, en het is goed dat Esther Hoeve het weer op de agenda heeft gezet.

Ook de rede van collegevoorzitter De Voogd verwees maandag naar het rapport-Verruijt, toen hij het had over de te lage instroomcijfers en het dreigende tekort aan ingenieurs in ons land. In lijn met Verruijt pleitte hij voor een Deltaplan Bèta en Techniek, van bedrijfsleven, de drie technische universiteiten en de overheid. Bij de minister valt dit dus nog niet onmiddellijk in vruchtbare aarde, en NRC Handelsblad wees er al op dat de drie technische universiteiten niet gemakkelijk één lijn trekken. Bovendien zal het bedrijfsleven eerder interesse hebben in specifieke oplossingen (denk aan de scheikundebeurzen vanuit de chemische industrie), dan in grote generieke plannen.

De Voogd somde ook de maatregelen op die de TU Delft al zelf heeft genomen om de belangstelling voor een studie hier te vergroten. Betere studentenhuisvesting en voorlichting, instroom in masters-of-science-opleidingen, ook van buitenlanders, en het eigen beurzenplan. Over de studie zelf sprak hij over ,,waar mogelijk verhoging van het rendement”. Dat rendement ligt op dit moment op ruim zestig procent, waarbij met name de uitval tijdens de propedeuse de grote gehaktmolen is.

Een aanpak van deze verspilling van talent biedt, in lijn met Verruijt en Hoeve, dus nog altijd mogelijkheden omuiteindelijk in ons land meer ingenieurs op de markt te zetten. Ook onderwijsonderzoekers zijn onlangs tot die conclusie gekomen. Over de door Verruijt geïnspireerde beurzencampagne van de technische universiteiten schreven zij onlangs in NRC Handelsblad: ,,Het ware beter geweest deze gelden te besteden aan de modernisering van de studieprogramma’s.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.