Campus

De lokroep van de Noordzee

Als Nederlanders land tekort komen, maken ze gewoon land. Nu er niets meer valt in te polderen, richten civieltechnici hun blik op de Noordzee. Maar ook bij kustuitbreiding zijn planologen beducht voor het nimby-effect.

Misschien dat een eiland helpt.

Het wordt druk in Nederland. Over twintig jaar moeten naar schatting zeventien miljoen mensen de schaarse ruimte delen om te wonen, werken en recreëren. En dat terwijl er ook nog flink wat nieuwe infrastructuur bijkomt. Voor dit probleem zijn allerlei oplossingen mogelijk. Zo krijgt het ondergronds bouwen de laatste jaren langzaam vaste voet aan de grond waardoor een betere benutting van het krappe polderland inmiddels een haalbare kaart is.

Sommige planologen vergroten echter liever de totale hoeveelheid Nederland. De Noordzee oefent een sterke aantrekkingskracht op hen uit. De plannen voor kunstmatige eilanden in zee worden de laatste tijd steeds serieuzer, en hier en daar zijn ook al daadwerkelijk stukjes land aan de kustlijn geplakt. Om een beter beeld te geven van de mogelijkheden tot kustuitbreiding organiseert het Waterbouwdispuut van Civiele Techniek vandaag het symposium ‘Geen Noordzee te hoog’.

Bij waterbouwkundigen is een opvallende omslag in het denken gaande. Het wassende water wordt niet langer als de natuurlijke vijand gezien, maar als een kracht die benut kan worden. Ir. R.E. Waterman, onder meer adviseur integraal kustbeleid voor Verkeer en Waterstaat, heeft in zijn loopbaan al heel wat land op de zee herwonnen. Bij elkaar goed voor 1150 hectare nieuw land. Zo was hij betrokken bij landwinningsprojecten bij Hoek van Holland, de Maasvlakte en IJmuiden. Bij al deze kustuitbreidingen is gekozen voor een zachte aanpak: geen starre dijken en polders, maar duinen en zandvlakten.
Lepelaar

,,Wij maken meer dan voorheen gebruik van de krachten en materialen die in de vrije natuur voorhanden zijn. Je probeert te bouwen mét de natuur in plaats van er tegenin”, vertelt Waterman, die twee weken terug zijn duizendste lezing over dit onderwerp gaf. ,,We streven naar een nieuwe, flexibele kustlijn waarbij een natuurlijk evenwicht ontstaat tussen de aangroei en afslag van land.”

Het principe achter deze zogenaamde veerkrachtige kustlijnen is eenvoudig. Door grote zandplaten in de zee te plaatsen, kan het zandtransport langs de kust worden beïnvloedt. Het bezinksel heeft namelijk de neiging zich rond deze plaatsen te concentreren, en een handige waterbouwkundige kan ervoor zorgen dat deze zandsuppletie zijn eiland in stand houdt. Om de onvermijdelijke erosie het hoofd te bieden, moet af en toe nog wel wat zand gestort worden, maar veel minder dan gebruikelijk. De natuurlijke processen doen het meeste werk.

Een groot voordeel van de methode is dat de flora en fauna zich er zeer wel bij voelen. Waterman: ,,Het natuurgebied bij de Maasvlakte is een groot succes. Het gebied is volkomen geaccepteerd door de natuur. Er zijn nu dieren als lepelaars, waterrietzangers en zelfs wilde zeehonden te vinden.”

Bovendien zijn dit soort kustuitbreidingen voordelig. In 1981 is bij Hoek van Holland 20 miljoen kuub zand gestort, waaruit de Van Dixhoorndriehoek in ontstaan dat honderdvijftig hectare groot is. ,,Zo’n gebied inpolderen is drie keer zo duur.”
Windmolens

Zachte kustuitbreidingen mogen dan aangenaam zijn voor vogels en zeehonden, het is de vraag of bewoners en gemeenten er wel zo gelukkig van worden. Prof.dr.ir. P. Vellinga, werkzaam bij het Instituut voor Milieuvraagstukken van de Vrij Universiteit, vreest voor het nimby-syndroom: nieuwe kust is leuk en aardig, maar not in my backyard. Burgers hechten steeds meer waarde aan natuur en dat rijdt de besluitvorming geregeld in de wielen.

,,Door het groeiende protest tegen bijvoorbeeld infrastructurele werken, wordt het maken van grote masterplannen steeds moeilijker voor de overheid”, stelt Vellinga vast. ,,De Noordzeekust heeft zeker potentie , maar gemeenten en bewoners staan denk ik niet echt te springen om kustuitbreiding. Voor je het weet komt Wim de Bie weer protesteren. Veel mensen zien de kust toch als een stukje natuur, en daar kun je maar beter niet aankomen.”

Volgens Vellinga hebben de plannen voor Schiphol-in-zee wel goede kansen. Wat het oog niet ziet, deert tenslotte niet. Een eiland vindt hij een elegante oplossing. Boorplatforms op zee komen meestal geruisloos tot stand komen. Vellinga verwacht daarom dat op zee beginnen en dan een verbinding met het land maken een stuk minder weerstand oplevert dan het land richting zee uitbreiden.

Toch is Vellinga maar gematigd positief over bouwactiviteiten in de Noordzee. ,,Ik heb geen reserves tegen kunstmatige eilanden in zee”, benadrukt hij. ,,Maar ik heb ervaren dat het bestuurlijk allemaal niet zo makkelijk gaat. Zelf heb ik jaren geijverd voor een nieuwe kustlocatie bij Zuid-Holland, maar je merkt dat de betrokken er eigenlijk niet aan willen. Ik denk dat ik zo’n beetje de enige ben in Den Haag die er nog voor is. Ik weet dus niet of het wat wordt met Schiphol-op-zee, maar een windmolenpark zie ik er nog wel komen.”
Open kaart

Een luchthaven in de Noordzee zal in elk geval een van de grootste civieltechnische projecten tot nu toe worden. Ir. O.S.R. van Duin, verbonden aan de Bouwdienst Rijkswaterstaat, is sinds 1997 betrokken bij de Toekomst Nederlandse Luchtvaart Infrastructuur. Op het symposium geeft hij een beeld van het project tot nu toe en gaat hij in op de rol van de ingenieur bij de besluitvorming.

Van Duin: ,,Ik word altijd gevraagd in de rol van technicus. Besluitvormers vragen nooit waar ik zelf voor ben, maar wat de voors- en tegens van bepaalde oplossingen zijn. Dat is maar goed ook. Je hebt bij dit soort projecten te maken met eenveelheid van criteria die zich moeilijk laten optellen. Het is toch vaak appels met peren vergelijken. De keuzes liggen wat mij betreft echt bij de politiek.”

Rijkswaterstaat heeft geregeld te maken met nimby-gevoelens. Ook Schiphol-in-zee roept koudwatervrees op. Open kaart spelen is een goede remedie, meent Van Duin. ,,Wij stellen de directe betrokkenen zo snel mogelijk op de hoogte van onze projecten en daarbij maken we ook de ruwe concepten meteen openbaar. Daarbij is het wel zaak te voorkomen dat één plaatje of één getal de hele discussie gaat bepalen. Ik laat mensen daarom altijd een aantal alternatieven tegelijk zien. Als je nog in de schetsfase zit, moet je dat ook duidelijk laten blijken.”

Directe communicatie met alle partijen speelt hierbij een sleutelrol. ,,Het voordeel daarvan is dat je gelijk merkt hoe je informatie overkomt”, merkt Van Duin op. ,,Je bent toch geneigd door de bril van een techneut te kijken.”

Als iemand roept dat zo’n eiland minstens dertig kilometer uit de kust moet liggen, gaat zoiets een eigen leven leiden. Van Duin probeert zulke uitspraken weer in perspectief te plaatsen door bijvoorbeeld berekeningen te laten zien waaruit blijkt dat bewoners aan de kust ook geen geluidsoverlast hebben als het eiland veel dichter bij de kust komt te liggen.

Maar ook Van Duin doet geen harde uitspraken over de kansen voor Schiphol-in-zee. ,,Op dit moment wordt bekeken of dit project überhaupt wel te financieren is. De financiële risico’s zijn zo groot dat geen enkele organisatie die alleen kan dragen.”

,,En de consequenties voor de ontwikkeling van de kust zijn natuurlijk nooit helemaal te overzien. De vraag is of wij in staat zijn de twijfels bij de politici voldoende weg te nemen. Als die twijfel blijft, maken ze geen keuze. En zonder keuze gaat het allemaal niet door.”

Als Nederlanders land tekort komen, maken ze gewoon land. Nu er niets meer valt in te polderen, richten civieltechnici hun blik op de Noordzee. Maar ook bij kustuitbreiding zijn planologen beducht voor het nimby-effect. Misschien dat een eiland helpt.

Het wordt druk in Nederland. Over twintig jaar moeten naar schatting zeventien miljoen mensen de schaarse ruimte delen om te wonen, werken en recreëren. En dat terwijl er ook nog flink wat nieuwe infrastructuur bijkomt. Voor dit probleem zijn allerlei oplossingen mogelijk. Zo krijgt het ondergronds bouwen de laatste jaren langzaam vaste voet aan de grond waardoor een betere benutting van het krappe polderland inmiddels een haalbare kaart is.

Sommige planologen vergroten echter liever de totale hoeveelheid Nederland. De Noordzee oefent een sterke aantrekkingskracht op hen uit. De plannen voor kunstmatige eilanden in zee worden de laatste tijd steeds serieuzer, en hier en daar zijn ook al daadwerkelijk stukjes land aan de kustlijn geplakt. Om een beter beeld te geven van de mogelijkheden tot kustuitbreiding organiseert het Waterbouwdispuut van Civiele Techniek vandaag het symposium ‘Geen Noordzee te hoog’.

Bij waterbouwkundigen is een opvallende omslag in het denken gaande. Het wassende water wordt niet langer als de natuurlijke vijand gezien, maar als een kracht die benut kan worden. Ir. R.E. Waterman, onder meer adviseur integraal kustbeleid voor Verkeer en Waterstaat, heeft in zijn loopbaan al heel wat land op de zee herwonnen. Bij elkaar goed voor 1150 hectare nieuw land. Zo was hij betrokken bij landwinningsprojecten bij Hoek van Holland, de Maasvlakte en IJmuiden. Bij al deze kustuitbreidingen is gekozen voor een zachte aanpak: geen starre dijken en polders, maar duinen en zandvlakten.
Lepelaar

,,Wij maken meer dan voorheen gebruik van de krachten en materialen die in de vrije natuur voorhanden zijn. Je probeert te bouwen mét de natuur in plaats van er tegenin”, vertelt Waterman, die twee weken terug zijn duizendste lezing over dit onderwerp gaf. ,,We streven naar een nieuwe, flexibele kustlijn waarbij een natuurlijk evenwicht ontstaat tussen de aangroei en afslag van land.”

Het principe achter deze zogenaamde veerkrachtige kustlijnen is eenvoudig. Door grote zandplaten in de zee te plaatsen, kan het zandtransport langs de kust worden beïnvloedt. Het bezinksel heeft namelijk de neiging zich rond deze plaatsen te concentreren, en een handige waterbouwkundige kan ervoor zorgen dat deze zandsuppletie zijn eiland in stand houdt. Om de onvermijdelijke erosie het hoofd te bieden, moet af en toe nog wel wat zand gestort worden, maar veel minder dan gebruikelijk. De natuurlijke processen doen het meeste werk.

Een groot voordeel van de methode is dat de flora en fauna zich er zeer wel bij voelen. Waterman: ,,Het natuurgebied bij de Maasvlakte is een groot succes. Het gebied is volkomen geaccepteerd door de natuur. Er zijn nu dieren als lepelaars, waterrietzangers en zelfs wilde zeehonden te vinden.”

Bovendien zijn dit soort kustuitbreidingen voordelig. In 1981 is bij Hoek van Holland 20 miljoen kuub zand gestort, waaruit de Van Dixhoorndriehoek in ontstaan dat honderdvijftig hectare groot is. ,,Zo’n gebied inpolderen is drie keer zo duur.”
Windmolens

Zachte kustuitbreidingen mogen dan aangenaam zijn voor vogels en zeehonden, het is de vraag of bewoners en gemeenten er wel zo gelukkig van worden. Prof.dr.ir. P. Vellinga, werkzaam bij het Instituut voor Milieuvraagstukken van de Vrij Universiteit, vreest voor het nimby-syndroom: nieuwe kust is leuk en aardig, maar not in my backyard. Burgers hechten steeds meer waarde aan natuur en dat rijdt de besluitvorming geregeld in de wielen.

,,Door het groeiende protest tegen bijvoorbeeld infrastructurele werken, wordt het maken van grote masterplannen steeds moeilijker voor de overheid”, stelt Vellinga vast. ,,De Noordzeekust heeft zeker potentie , maar gemeenten en bewoners staan denk ik niet echt te springen om kustuitbreiding. Voor je het weet komt Wim de Bie weer protesteren. Veel mensen zien de kust toch als een stukje natuur, en daar kun je maar beter niet aankomen.”

Volgens Vellinga hebben de plannen voor Schiphol-in-zee wel goede kansen. Wat het oog niet ziet, deert tenslotte niet. Een eiland vindt hij een elegante oplossing. Boorplatforms op zee komen meestal geruisloos tot stand komen. Vellinga verwacht daarom dat op zee beginnen en dan een verbinding met het land maken een stuk minder weerstand oplevert dan het land richting zee uitbreiden.

Toch is Vellinga maar gematigd positief over bouwactiviteiten in de Noordzee. ,,Ik heb geen reserves tegen kunstmatige eilanden in zee”, benadrukt hij. ,,Maar ik heb ervaren dat het bestuurlijk allemaal niet zo makkelijk gaat. Zelf heb ik jaren geijverd voor een nieuwe kustlocatie bij Zuid-Holland, maar je merkt dat de betrokken er eigenlijk niet aan willen. Ik denk dat ik zo’n beetje de enige ben in Den Haag die er nog voor is. Ik weet dus niet of het wat wordt met Schiphol-op-zee, maar een windmolenpark zie ik er nog wel komen.”
Open kaart

Een luchthaven in de Noordzee zal in elk geval een van de grootste civieltechnische projecten tot nu toe worden. Ir. O.S.R. van Duin, verbonden aan de Bouwdienst Rijkswaterstaat, is sinds 1997 betrokken bij de Toekomst Nederlandse Luchtvaart Infrastructuur. Op het symposium geeft hij een beeld van het project tot nu toe en gaat hij in op de rol van de ingenieur bij de besluitvorming.

Van Duin: ,,Ik word altijd gevraagd in de rol van technicus. Besluitvormers vragen nooit waar ik zelf voor ben, maar wat de voors- en tegens van bepaalde oplossingen zijn. Dat is maar goed ook. Je hebt bij dit soort projecten te maken met eenveelheid van criteria die zich moeilijk laten optellen. Het is toch vaak appels met peren vergelijken. De keuzes liggen wat mij betreft echt bij de politiek.”

Rijkswaterstaat heeft geregeld te maken met nimby-gevoelens. Ook Schiphol-in-zee roept koudwatervrees op. Open kaart spelen is een goede remedie, meent Van Duin. ,,Wij stellen de directe betrokkenen zo snel mogelijk op de hoogte van onze projecten en daarbij maken we ook de ruwe concepten meteen openbaar. Daarbij is het wel zaak te voorkomen dat één plaatje of één getal de hele discussie gaat bepalen. Ik laat mensen daarom altijd een aantal alternatieven tegelijk zien. Als je nog in de schetsfase zit, moet je dat ook duidelijk laten blijken.”

Directe communicatie met alle partijen speelt hierbij een sleutelrol. ,,Het voordeel daarvan is dat je gelijk merkt hoe je informatie overkomt”, merkt Van Duin op. ,,Je bent toch geneigd door de bril van een techneut te kijken.”

Als iemand roept dat zo’n eiland minstens dertig kilometer uit de kust moet liggen, gaat zoiets een eigen leven leiden. Van Duin probeert zulke uitspraken weer in perspectief te plaatsen door bijvoorbeeld berekeningen te laten zien waaruit blijkt dat bewoners aan de kust ook geen geluidsoverlast hebben als het eiland veel dichter bij de kust komt te liggen.

Maar ook Van Duin doet geen harde uitspraken over de kansen voor Schiphol-in-zee. ,,Op dit moment wordt bekeken of dit project überhaupt wel te financieren is. De financiële risico’s zijn zo groot dat geen enkele organisatie die alleen kan dragen.”

,,En de consequenties voor de ontwikkeling van de kust zijn natuurlijk nooit helemaal te overzien. De vraag is of wij in staat zijn de twijfels bij de politici voldoende weg te nemen. Als die twijfel blijft, maken ze geen keuze. En zonder keuze gaat het allemaal niet door.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.