Onderwijs

De leegloop van het lab

De productie was al weg, nu dreigen ook de onderzoekslaboratoria van de multinationals naar het buitenland te verhuizen. De waarheid of een slecht gefundeerd gerucht? Een rondje langs de labs.

Het Nederlandse bedrijfsleven onderzoekt flink. Maar hoeveel besteden multinationals precies aan research and development? Goede vraag. Het krijgen van de R&D-cijfers van de grote bedrijven over de laatste decennia is namelijk geen pretje. Sterker: het is vrijwel onmogelijk, voor wie niet de tijd heeft dagenlang met de neus in oude jaarverslagen te zitten.

‘Het blijkt niet mogelijk om alle door jou gevraagde cijfers te achterhalen’, schrijft een woordvoerder van Unilever. ‘Dat heeft te maken met het feit dat onze organisatie sterk gedecentraliseerd is en met de rapportagelijnen.’ Andere multinationals vertonen soortgelijke reacties. Vreemd, want voor het besturen van een multinational lijken het essentiële gegevens.

De grote vraag: verdwijnt de R&D van de grote Nederlandse bedrijven langzaam naar het buitenland? Dergelijke geruchten gonzen al tijden door de media, maar volgens de cijfers die het Technisch Weekblad onlangs publiceerde valt het allemaal wel mee. ‘Industriële R&D niet in het geding’, kopte het blad. De cijfers vertonen een kleine daling van R&D-uitgaven, maar de oorzaak daarvan kan volgens het blad ook de slechte conjunctuur zijn.

Prof.dr. Emmo Meijer, chief technology officer van DSM en deeltijdhoogleraar in Eindhoven, benadrukt dat zijn bedrijf de onderzoeksactiviteiten wereldwijd juist uitbreidt. “Ons onderzoek transformeert van bulkchemie naar hoogwaardige technologie. Als we zouden stilzitten had DSM nu nog in de mijnen gezeten. Nu doen we bijvoorbeeld veel in de biotechnologie.”

Maar waarom neemt het aantal onderzoeksarbeidsplaatsen van DSM in Nederland dan toch af? Meijer: “In Geleen zijn onlangs ongeveer honderd onderzoekers meegegaan bij de verkoop van de petrochemietak aan het bedrijf Sabic. Die onderzoekers blijven gewoon in Nederland. Dat heeft niets te maken met het terugtrekken van R&D.”

Ondertussen koopt DSM nieuwe labs aan, bijvoorbeeld in Zwitserland. “We opereren wereldwijd, maar houden altijd affiniteit met Nederland. We zijn hier groot geworden en gehecht aan de Nederlandse kennisinfrastructuur. Zo hebben we bijvoorbeeld ruim veertig parttime medewerkers aan Nederlandse universiteiten, we doen mee in tientallen projecten en in de technologische topinstituten. We zijn niet hier echt niet zomaar weg.”
Sjanghai

Ook dr. Jan Maat van Unilever Research & Development in Vlaardingen, dat volgens de cijfers van het Technisch Weekblad de laatste jaren gegroeid is, betoogt dat zijn bedrijf niet zo snel R&D zal terugtrekken uit Nederland. Het Unilever Health Institute is in korte tijd zelfs uitgebreid van 20 naar 120 medewerkers. “Lage lonen zijn voor research niet altijd de belangrijkste drijfveer. Er is vooral kwaliteit nodig.”

Toch speelt ook een groot deel van de Unilever-research zich . naast de moederlanden Nederland en Groot-Brittannië . inmiddels af in Sjanghai en India. “Het aantal mensen met een goede opleiding neemt daar toe. We zullen die labs ook zeker niet artificieel klein houden. We consolideren het onderzoek in Nederland, en doen de uitbreidingen in het buitenland.”

Prof.dr. Alfred Kleinknecht, hoogleraar innovatie-economie aan de TU Delft, is sceptischer. Bedrijven trekken wel degelijk R&D terug uit Nederland, meent hij. “Lucent Technology heeft de boel gesloten. Dat doet alleen een deel van de productie nog hier. Daar maak ik me zorgen over. Als de verouderde productie naar Oost-Europa gaat moeten we daar alleen maar blij mee zijn. Maar verkast veel hoogwaardige kennis, dan hebben we een probleem.”

De hoogleraar meent dat het probleem niet zichtbaar wordt door cijfers van de laatste paar jaar te vergelijken. “Er is een heel geleidelijke afkalving: onze productiviteit stijgt minder dan gemiddeld in Europa. Nederland stond dertig jaar geleden in de wereldtop. Laat je elk jaar een procent liggen, dan eindig je in de middenmoot.”

Bij de zoektocht naar een geschikte locatie voor nieuwe onderzoekslabs slaan bedrijven Nederland dus over. Liever Singapore, Hongkong of Bangalore dan Amsterdam of Zwolle. Volgens Kleinknecht kunnen we voor de komende tijd een geleidelijke achteruitgang verwachten. “Wanneer de bestaande productielijnen in Nederland op den duur verouderen of verdwijnen, verdwijnt de bijbehorende research ook.”

Als oorzaak van het vertrek uit Nederland vermoedt Kleinknecht het gebrek aan voldoende innovatieve clusters, ‘regio’s waar het gebeurt’. Daarnaast beperkt het tekort aan bÈta’s de aantrekkelijkheid van Nederland. “In de R&D-banen in Nederland zitten veel Aziaten en Oost-Europeanen. En het wordt erger, want de laatste decennia is alleen maar bezuinigd op onderwijs . van basisschool tot universiteit is er een verschraling opgetreden. In 1980 lag het percentage van het nationaal inkomen dat aan onderwijs werd uitgegeven nog boven de zeven procent, nu onder de vijf procent.”
Broedplaats

Ook Philips, de grootste R&D-speler in Nederland met bijna achtduizend arbeidsplaatsen, kiest bij nieuwe R&D vaak voor het buitenland: West-Europa, maar ook India of China. Ir. Gerard Jacobs van Philips: “We zijn een internationaal bedrijf en investeren in regio’s waar R&D aantrekkelijk is en op plekken waar onze klanten zitten. We zetten niet alleen een verkoopkantoor in het buitenland neer . er hoort ook R&D bij.”

Jacobs benadrukt dat zijn bedrijf óók in Nederland investeert, bijvoorbeeld de ruim 500 miljoen euro in de High Tech Campus bij Eindhoven, die meer dan honderd hectare groot moet worden. “Het wordt een region of excellence voor R&D-activiteiten. Daar profiteert niet alleen Philips van: we werken aan een open innovatieprogramma, een broedplaats voor internationale bedrijven en nieuwe initiatieven.”

Toch is het is niet ideaal, hier in Nederland. De overheid mag het bedrijfsonderzoek wel wat meer stimuleren, vindt Jacobs. Door aanleg van goede infrastructuur bijvoorbeeld, want de bedrijvige regio’s moeten goed bereikbaar zijn. “Gelukkig staat de regio Eindhoven als brainport vermeld in de nieuwe ‘Nota Ruimte’. Maar dat is pas het begin. Vervolgens moet de overheid gunstige condities scheppen voor bedrijven om zich daar te vestigen. Kenniswerkers moeten makkelijk het land in kunnen. Dan moet Den Haag niet zeggen: dat is moeilijk want we hebben nu een strikt asielbeleid.”

Emmo Meijer (DSM) ziet nog een oorzaak: er is in Nederland te weinig nieuwe innovatieve bedrijvigheid. ‘Was die er wel, dan zouden we meer nieuwe R&D in Nederland ontwikkelen. De kennisbasis in Nederland is uitstekend, maar we doen er te weinig mee. Startende bedrijven die na een paar jaar meer dan twee man in dienst hebben zijn in Nederland zeldzaam. Vergelijk dat met Duitsland, Groot-Brittannië en de Verenigde Staten: het is een wereld van verschil.”

Maar hoe komt dat dan? Ook Meijer meent dat de overheid de omstandigheden voor ondernemers kan verbeteren. “Kijk naar Frankrijk, waar de overheid heeft voorkomen dat een Frans-Duits bedrijf in Zwitserse handen kwam. Daar ben ik geen voorstander van, maar het geeft aan dat ze in zulke landen de nationale bedrijven koesteren. In Nederland is dat niet zo, wij willen alleen de marktwerking stimuleren.”

De R&D-baas van DSM meent dat het rijk vooral de start-ups beter moet stimuleren, zodat een onderzoeksinspanning het beginnende bedrijf niet meteen de kop kost. En daarnaast mag R&D in Nederland fiscaal wat interessanter en overzichtelijker. “Bij Senter bestaat een woud van subsidies, waar ik zelfs in mijn functie geen zicht op heb. Iedereen wordt daar gek van.”
Hoestbonbons

Volgens Jan Maat (Unilever) gaat het de goede kant op, nu de overheid via het Innovatieplatform eindelijk aandacht besteedt aan innovatie. “Maar we moeten nog wachten op de daden. Het is evolutie, geen revolutie.” Maat meent dat Nederland keuzes moet durven maken. “We moeten de kennisinfrastructuur concentreren rond centers of excellence.”

Hij wil geen verdeel-en-heers-politiek, maar ziet liever dat Nederland de onderzoeksspeerpunten centraal bepaalt. “Laat ons land zich concentreren op de onderwerpen waar we traditioneel goed in zijn: voor Unilever betekent dat voeding, maar Nederland is ook goed in micro-elektronica, oncologie en logistiek. Daarin moeten we richtinggevend proberen te zijn.”

Hoogleraar Kleinknecht ziet dat niet zo zitten. “Bij het kiezen van zwaartepunten kom je snel in een politiek spel terecht. Kijk maar naar het verleden. Veel projecten waar de overheid achter zat zijn faliekant mislukt. Neem de Concorde in Frankrijk en Engeland. Dat was een miljardenstrop met gemeenschapsgeld.”

De econoom vreest dat bij het kiezen van speerpunten de machtigste lobby’s altijd aan het langste eind trekken. “En dat zijn niet per definitie de meeste veelbelovende initiatieven. Er kan een bedrijf zijn dat ergens in een garage uitvindingen doet, maar als dat bedrijf geen grote lobby heeft, heeft het geen invloed in Den Haag. Het is waarschijnlijk dat de grote bedrijven dan de subsidies naar zich toe trekken.”

Kleinknecht vindt dat het in Nederland ontbreekt aan visie. ‘Van het Innovatieplatform heb ik nog niet veel gezien. Wat ontbreekt is een goede analyse van de situatie: wat is het probleem, wat zijn de symptomen, wat zijn de achtergronden en hoe liggen de causale verbanden? Daarna kun je pas beleid ontwikkelen. Wie zonder gedegen analyses in het wilde weg beleid ontwikkelt, heeft kans zich te gedragen als een arts die tegen een hoestende longkankerpatiënt zegt: koop maar hoestbonbons, dan zal het met dat kuchje wel meevallen.”

‘Lage lonen zijn voor research niet altijd de belangrijkste drijfveer. Er is vooral kwaliteit nodig’

‘Er is in Nederland te weinig nieuwe innovatieve bedrijvigheid’

Jan Maat (Unilever): “Laat ons land zich concentreren op de onderwerpen waar we traditioneel goed in zijn: voor Unilever betekent dat voeding, maar Nederland is ook goed in micro-elektronica, oncologie en logistiek. Daarin moeten we richtinggevend proberen te zijn.”

De econoom Alfred Kleinknecht vreest dat bij het kiezen van speerpunten de machtigste lobby’s altijd aan het langste eind trekken. “Veel projecten waar de overheid achter zat zijn faliekant mislukt. Neem de Concorde in Frankrijk en Engeland. Dat was een miljardenstrop met gemeenschapsgeld.” (Foto’s: Sam Rentmeester/FMAX)

Het Nederlandse bedrijfsleven onderzoekt flink. Maar hoeveel besteden multinationals precies aan research and development? Goede vraag. Het krijgen van de R&D-cijfers van de grote bedrijven over de laatste decennia is namelijk geen pretje. Sterker: het is vrijwel onmogelijk, voor wie niet de tijd heeft dagenlang met de neus in oude jaarverslagen te zitten.

‘Het blijkt niet mogelijk om alle door jou gevraagde cijfers te achterhalen’, schrijft een woordvoerder van Unilever. ‘Dat heeft te maken met het feit dat onze organisatie sterk gedecentraliseerd is en met de rapportagelijnen.’ Andere multinationals vertonen soortgelijke reacties. Vreemd, want voor het besturen van een multinational lijken het essentiële gegevens.

De grote vraag: verdwijnt de R&D van de grote Nederlandse bedrijven langzaam naar het buitenland? Dergelijke geruchten gonzen al tijden door de media, maar volgens de cijfers die het Technisch Weekblad onlangs publiceerde valt het allemaal wel mee. ‘Industriële R&D niet in het geding’, kopte het blad. De cijfers vertonen een kleine daling van R&D-uitgaven, maar de oorzaak daarvan kan volgens het blad ook de slechte conjunctuur zijn.

Prof.dr. Emmo Meijer, chief technology officer van DSM en deeltijdhoogleraar in Eindhoven, benadrukt dat zijn bedrijf de onderzoeksactiviteiten wereldwijd juist uitbreidt. “Ons onderzoek transformeert van bulkchemie naar hoogwaardige technologie. Als we zouden stilzitten had DSM nu nog in de mijnen gezeten. Nu doen we bijvoorbeeld veel in de biotechnologie.”

Maar waarom neemt het aantal onderzoeksarbeidsplaatsen van DSM in Nederland dan toch af? Meijer: “In Geleen zijn onlangs ongeveer honderd onderzoekers meegegaan bij de verkoop van de petrochemietak aan het bedrijf Sabic. Die onderzoekers blijven gewoon in Nederland. Dat heeft niets te maken met het terugtrekken van R&D.”

Ondertussen koopt DSM nieuwe labs aan, bijvoorbeeld in Zwitserland. “We opereren wereldwijd, maar houden altijd affiniteit met Nederland. We zijn hier groot geworden en gehecht aan de Nederlandse kennisinfrastructuur. Zo hebben we bijvoorbeeld ruim veertig parttime medewerkers aan Nederlandse universiteiten, we doen mee in tientallen projecten en in de technologische topinstituten. We zijn niet hier echt niet zomaar weg.”
Sjanghai

Ook dr. Jan Maat van Unilever Research & Development in Vlaardingen, dat volgens de cijfers van het Technisch Weekblad de laatste jaren gegroeid is, betoogt dat zijn bedrijf niet zo snel R&D zal terugtrekken uit Nederland. Het Unilever Health Institute is in korte tijd zelfs uitgebreid van 20 naar 120 medewerkers. “Lage lonen zijn voor research niet altijd de belangrijkste drijfveer. Er is vooral kwaliteit nodig.”

Toch speelt ook een groot deel van de Unilever-research zich . naast de moederlanden Nederland en Groot-Brittannië . inmiddels af in Sjanghai en India. “Het aantal mensen met een goede opleiding neemt daar toe. We zullen die labs ook zeker niet artificieel klein houden. We consolideren het onderzoek in Nederland, en doen de uitbreidingen in het buitenland.”

Prof.dr. Alfred Kleinknecht, hoogleraar innovatie-economie aan de TU Delft, is sceptischer. Bedrijven trekken wel degelijk R&D terug uit Nederland, meent hij. “Lucent Technology heeft de boel gesloten. Dat doet alleen een deel van de productie nog hier. Daar maak ik me zorgen over. Als de verouderde productie naar Oost-Europa gaat moeten we daar alleen maar blij mee zijn. Maar verkast veel hoogwaardige kennis, dan hebben we een probleem.”

De hoogleraar meent dat het probleem niet zichtbaar wordt door cijfers van de laatste paar jaar te vergelijken. “Er is een heel geleidelijke afkalving: onze productiviteit stijgt minder dan gemiddeld in Europa. Nederland stond dertig jaar geleden in de wereldtop. Laat je elk jaar een procent liggen, dan eindig je in de middenmoot.”

Bij de zoektocht naar een geschikte locatie voor nieuwe onderzoekslabs slaan bedrijven Nederland dus over. Liever Singapore, Hongkong of Bangalore dan Amsterdam of Zwolle. Volgens Kleinknecht kunnen we voor de komende tijd een geleidelijke achteruitgang verwachten. “Wanneer de bestaande productielijnen in Nederland op den duur verouderen of verdwijnen, verdwijnt de bijbehorende research ook.”

Als oorzaak van het vertrek uit Nederland vermoedt Kleinknecht het gebrek aan voldoende innovatieve clusters, ‘regio’s waar het gebeurt’. Daarnaast beperkt het tekort aan bÈta’s de aantrekkelijkheid van Nederland. “In de R&D-banen in Nederland zitten veel Aziaten en Oost-Europeanen. En het wordt erger, want de laatste decennia is alleen maar bezuinigd op onderwijs . van basisschool tot universiteit is er een verschraling opgetreden. In 1980 lag het percentage van het nationaal inkomen dat aan onderwijs werd uitgegeven nog boven de zeven procent, nu onder de vijf procent.”
Broedplaats

Ook Philips, de grootste R&D-speler in Nederland met bijna achtduizend arbeidsplaatsen, kiest bij nieuwe R&D vaak voor het buitenland: West-Europa, maar ook India of China. Ir. Gerard Jacobs van Philips: “We zijn een internationaal bedrijf en investeren in regio’s waar R&D aantrekkelijk is en op plekken waar onze klanten zitten. We zetten niet alleen een verkoopkantoor in het buitenland neer . er hoort ook R&D bij.”

Jacobs benadrukt dat zijn bedrijf óók in Nederland investeert, bijvoorbeeld de ruim 500 miljoen euro in de High Tech Campus bij Eindhoven, die meer dan honderd hectare groot moet worden. “Het wordt een region of excellence voor R&D-activiteiten. Daar profiteert niet alleen Philips van: we werken aan een open innovatieprogramma, een broedplaats voor internationale bedrijven en nieuwe initiatieven.”

Toch is het is niet ideaal, hier in Nederland. De overheid mag het bedrijfsonderzoek wel wat meer stimuleren, vindt Jacobs. Door aanleg van goede infrastructuur bijvoorbeeld, want de bedrijvige regio’s moeten goed bereikbaar zijn. “Gelukkig staat de regio Eindhoven als brainport vermeld in de nieuwe ‘Nota Ruimte’. Maar dat is pas het begin. Vervolgens moet de overheid gunstige condities scheppen voor bedrijven om zich daar te vestigen. Kenniswerkers moeten makkelijk het land in kunnen. Dan moet Den Haag niet zeggen: dat is moeilijk want we hebben nu een strikt asielbeleid.”

Emmo Meijer (DSM) ziet nog een oorzaak: er is in Nederland te weinig nieuwe innovatieve bedrijvigheid. ‘Was die er wel, dan zouden we meer nieuwe R&D in Nederland ontwikkelen. De kennisbasis in Nederland is uitstekend, maar we doen er te weinig mee. Startende bedrijven die na een paar jaar meer dan twee man in dienst hebben zijn in Nederland zeldzaam. Vergelijk dat met Duitsland, Groot-Brittannië en de Verenigde Staten: het is een wereld van verschil.”

Maar hoe komt dat dan? Ook Meijer meent dat de overheid de omstandigheden voor ondernemers kan verbeteren. “Kijk naar Frankrijk, waar de overheid heeft voorkomen dat een Frans-Duits bedrijf in Zwitserse handen kwam. Daar ben ik geen voorstander van, maar het geeft aan dat ze in zulke landen de nationale bedrijven koesteren. In Nederland is dat niet zo, wij willen alleen de marktwerking stimuleren.”

De R&D-baas van DSM meent dat het rijk vooral de start-ups beter moet stimuleren, zodat een onderzoeksinspanning het beginnende bedrijf niet meteen de kop kost. En daarnaast mag R&D in Nederland fiscaal wat interessanter en overzichtelijker. “Bij Senter bestaat een woud van subsidies, waar ik zelfs in mijn functie geen zicht op heb. Iedereen wordt daar gek van.”
Hoestbonbons

Volgens Jan Maat (Unilever) gaat het de goede kant op, nu de overheid via het Innovatieplatform eindelijk aandacht besteedt aan innovatie. “Maar we moeten nog wachten op de daden. Het is evolutie, geen revolutie.” Maat meent dat Nederland keuzes moet durven maken. “We moeten de kennisinfrastructuur concentreren rond centers of excellence.”

Hij wil geen verdeel-en-heers-politiek, maar ziet liever dat Nederland de onderzoeksspeerpunten centraal bepaalt. “Laat ons land zich concentreren op de onderwerpen waar we traditioneel goed in zijn: voor Unilever betekent dat voeding, maar Nederland is ook goed in micro-elektronica, oncologie en logistiek. Daarin moeten we richtinggevend proberen te zijn.”

Hoogleraar Kleinknecht ziet dat niet zo zitten. “Bij het kiezen van zwaartepunten kom je snel in een politiek spel terecht. Kijk maar naar het verleden. Veel projecten waar de overheid achter zat zijn faliekant mislukt. Neem de Concorde in Frankrijk en Engeland. Dat was een miljardenstrop met gemeenschapsgeld.”

De econoom vreest dat bij het kiezen van speerpunten de machtigste lobby’s altijd aan het langste eind trekken. “En dat zijn niet per definitie de meeste veelbelovende initiatieven. Er kan een bedrijf zijn dat ergens in een garage uitvindingen doet, maar als dat bedrijf geen grote lobby heeft, heeft het geen invloed in Den Haag. Het is waarschijnlijk dat de grote bedrijven dan de subsidies naar zich toe trekken.”

Kleinknecht vindt dat het in Nederland ontbreekt aan visie. ‘Van het Innovatieplatform heb ik nog niet veel gezien. Wat ontbreekt is een goede analyse van de situatie: wat is het probleem, wat zijn de symptomen, wat zijn de achtergronden en hoe liggen de causale verbanden? Daarna kun je pas beleid ontwikkelen. Wie zonder gedegen analyses in het wilde weg beleid ontwikkelt, heeft kans zich te gedragen als een arts die tegen een hoestende longkankerpatiënt zegt: koop maar hoestbonbons, dan zal het met dat kuchje wel meevallen.”

‘Lage lonen zijn voor research niet altijd de belangrijkste drijfveer. Er is vooral kwaliteit nodig’

‘Er is in Nederland te weinig nieuwe innovatieve bedrijvigheid’

Jan Maat (Unilever): “Laat ons land zich concentreren op de onderwerpen waar we traditioneel goed in zijn: voor Unilever betekent dat voeding, maar Nederland is ook goed in micro-elektronica, oncologie en logistiek. Daarin moeten we richtinggevend proberen te zijn.”

De econoom Alfred Kleinknecht vreest dat bij het kiezen van speerpunten de machtigste lobby’s altijd aan het langste eind trekken. “Veel projecten waar de overheid achter zat zijn faliekant mislukt. Neem de Concorde in Frankrijk en Engeland. Dat was een miljardenstrop met gemeenschapsgeld.” (Foto’s: Sam Rentmeester/FMAX)

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.