Opinie

‘De bomen die tot in de hemel leken te groeien zijn ontworteld, de helden van gisteren lijken van hun voetstuk geblazen’

De crisis heeft flink huisgehouden, ook in het hoofd van menig architectuur-watcher. De bomen die tot in de hemel leken te groeien zijn ontworteld, de helden van gisteren lijken van hun voetstuk geblazen.

In dit nieuwe tijdperk moet een jonge, net afgestudeerde architect over moed beschikken om gebouwen te ontwerpen die voorbijgangers verbluffen. Een iconisch gebouw, zoiets als het Guggenheim Museum in Bilbao van Frank Gehry.


Zo veel bravoure zal in 2012 waarschijnlijk niet worden beloond met schouderklopjes en een welgemeend ‘jij komt er wel’. Meewarige blikken liggen meer voor de hand. Denkt deze architect soms dat het nog steeds 2007 is?

De tijden zijn veranderd. Sinds 2008 is het iconische gebouw door velen besmet verklaard: een symbool van de hoogmoed en hebzucht van de vastgoedsector en de financiële wereld, en de dwaasheid van iedereen die zich door die gekte een beetje te veel liet meeslepen. In het zwaar door de economische neergang getroffen Spanje zou je met gemak een architectuurroute kunnen uitstippelen rond zulke ‘schuldige gebouwen’. Nederland biedt de burger veel minder aanleiding om de vuist te ballen in de richting van nog steeds onvoltooide, duizelingwekkend duur uitgevallen spektakelarchitectuur. Maar ook hier is nadrukkelijk afstand genomen van het recente verleden.

Vermijd daarom als jonge architect een schijnbaar onschuldige opmerking als: ‘Ik wil met mijn werk graag bijdragen aan een nieuwe bloeiperiode van de sociale woningbouw!’ Sommige architectuur-watchers zouden je pijnlijk getroffen aankijken. Nieuwbouw, dat was iets van de twintigste eeuw. Herbestemming van leegstaande kantoorgebouwen, kerken, boerderijen, gevangenissen en fabrieken past bij deze tijd. In zulke projecten kan de architect van nu zijn creativiteit en idealisme kwijt. Het is bovendien duurzamer dan slopen. Wég met de architect die met nieuwe gebouwen zo nodig zijn stempel op de omgeving moet drukken!


Verschuiving naar herbestemming


Die beduchtheid voor megalomanie is ontroerend na een tijdperk waarin starchitects een bijna religieuze verering ten deel vielen. Maar het idee van ‘Het einde van de nieuwbouw’ moeten we toch met een korrel zout nemen. Er valt onmiskenbaar een verschuiving richting herbestemming te bespeuren en dat levert prachtige transformaties op: geraffineerde tweede levens die verre te prefereren zijn boven de botte sloperskogel. En misschien zijn in Nederland alle belangrijke gebouwen nu wel zo’n beetje neergezet – wel een treurige gedachte, trouwens. Maar als de ineengezakte Nederlandse woningbouwproductie zich de komende jaren in het huidige slakkengangetje voortsleept, loopt het woningtekort op van 150 duizend woningen in 2012 tot 300 duizend woningen in 2020. Dat heeft het Delftse onderzoeksbureau AFB Research recentelijk becijferd, rekening houdend met prognoses dat de Nederlandse bevolking tot 2020 zal blijven groeien – en dan vooral in de Randstad. De vraag is of je met herbestemming zulke woningnood volledig zal kunnen oplossen. Niet elk leegstaand gebouw leent zich voor herbestemming.

Herbestemming biedt grote mogelijkheden, en het zou dwaas zijn om die niet te benutten. Volgens de laatste cijfers staat er nu in Nederland voor 7,62 miljoen vierkante meter aan kantoorruimte te huur of te koop. Dat is een spookstad van 3250 lege kantoorpanden. De woningbouwproductie blijft sinds 2010 juist dalen, zoals gezegd, en verkeert nu op een niveau dat we voor de crisis volstrekt onacceptabel zouden hebben gevonden. Juist die ontwikkeling heeft veel Nederlandse architectenbureaus hard getroffen. Toen overheden en projectontwikkelaars wegvielen als vertrouwde opdrachtgevers, kelderde de omzet. Architectenbureaus die het hoofd boven water hielden door zo lang mogelijk op hun winsten in te teren, moesten uiteindelijk vaak toch een groot deel van hun medewerkers ontslaan, of gingen over de kop. Veel minder opdrachten, veel minder omzet, veel minder banen: dat was de afgelopen jaren het beeld in de architectuur. Iedereen kijkt reikhalzend uit naar een kentering van deze neerwaartse trend, maar een happy end laat nog steeds op zich wachten. Deze zomer schrapte woningbouwcorporatie Vestia 4700 nieuwbouw- en renovatieprojecten – goed voor ruim één miljard euro.



Unieke kans


Na zo’n verhaal doemt het beeld op van de jonge architect als een vertwijfeld mens, verstoken van opdrachten, gefnuikt in zijn ambities. Het opvallende is echter dat in landen als Spanje, Nederland en Groot-Brittannië veel jonge architecten de crisis lijken te hebben omhelsd als een bevrijding, een nieuw begin voor de architectuur. De overkill aan slecht nieuws heeft geleid tot een stroom van nieuwe ideeën en strategieën.

Dat is niet zo vreemd als het lijkt. In het verleden luidde een economische crisis vaak een stijlbreuk in de architectuur in. Economische stagnatie lijkt de beroepsgroep een unieke kans te bieden om onbevangen na te denken over de vraag: waartoe zijn wij architecten hier op aarde? Minstens zo belangrijk is dat een harde kern van onverwoestbaar optimisme – de overtuiging dat je door goed te ontwerpen het leven van mensen positief kan beïnvloeden – onderdeel is van het architecten-DNA.

In een crisistijd waarin jonge architecten de mogelijkheid ontnomen lijkt om zich te ontwikkelen tot een nieuwe Zaha Hadid (Britse architecte van Iraakse afkomst, ze ontwierp o.a. het Aquatic Centre voor de Olympische Zomerspelen 2012) zie je daarom een nieuwe garde zelf de touwtjes strak in handen nemen. Geen grote opdrachten, maar bescheiden projecten, die getuigen van lef en verbeeldingskracht.

Vaak stappen deze architecten direct op de burger af, met zo weinig mogelijk bemoeienis van overheden of projectontwikkelaars. In Argentinië heeft een groep architecten een juridisch fonds in het leven geroepen om de bouw van de door hen ontworpen woonhuizen te bekostigen. De investeerders in het fonds zijn vaak ook de toekomstige bewoners.

Bevlogen architectenbureaus in Spanje – een land met een rijke anarchistische traditie – toveren niemandsland om in – bijvoorbeeld – gemeenschappelijke tuinen en helpen zo en passant werklozen aan een tijdelijke job. In Finland is Brickstarter gelanceerd: op deze site kunnen mensen hun plannen presenteren voor projecten die de ruimtelijke kwaliteit van hun buurt verbeteren – een paar uitgekiende ingrepen in een verwaarloosd park, bijvoorbeeld. Wie wat in zo’n voorstel ziet, kan een bijdrage leveren – met geld, tijd of de inzet van je bloedeigen talenten en vaardigheden. De bakstenen variant van crowdfunding, zeg maar.


Speels idealisme


De toenadering tussen architect en gebruiker valt ook in Nederland bij veel kleinere architectenbureaus waar te nemen. Dat heeft deels te maken met de realiteit van een sterk gewijzigde orderportefeuille: meer kleine opdrachten, meer particuliere opdrachtgevers, meer herbestemmingsprojecten. Maar toch: er is een mentaliteit die een aantal jonge architectenbureaus gemeen lijken te hebben. Ze zijn geïnteresseerd in duurzaamheid, in projecten die de lokale bevolking ten goede komt, in tijdelijke projecten en losse samenwerkingsverbanden – en hun idealisme is eerder van het speelse dan van het drammerige soort.

Als het Rotterdamse architectenbureau Zus nabij het centrum van de stad een leeg kantoorpand nieuw leven inblaast, worden de daken benut om in een tuin van 800 vierkante meter groente, bessen en aardbeien te telen die aan horeca en particulieren worden verkocht. Als Architecten 2012 een speeltuin in Rotterdam-Noord ontwerpt, maakt het slim gebruik van afgedankte polyester windmolenwielen die anders noodgedwongen waren verbrand. Het is architectuur die met een bescheiden budget interessante ideeën bij een groter publiek weet te introduceren.

Deze nieuwe generatie architecten is ook meer onderzoeker geworden, aangemoedigd door initiatieven van het Atelier van de Rijksbouwmeester en het Nederlands Architectuurinstituut. Waarom niet je ontwerptalent loslaten op de grotere problemen? Het concept van de compacte stad staat weer volop in de aandacht. En in de Verenigde Staten laat het Museum of Modern Art (MoMa) architecten in multidisciplinaire teams oplossingen bedenken voor problemen als de verloedering van de suburbs, waar miljoenen Amerikanen door de crisis hun huis kwijtraakten, en de bedreiging die de zeespiegelstijging vormt voor New York.

Wie al deze initiatieven overziet, moet toegeven dat ze samen een interessante lappendeken vormen. En de opsomming is nog verre van compleet: ook voorbeelden als ‘open source architecture’ (deel je ideeën gratis met collega’s) en het architectenbureau uit Barcelona dat al jaren in samenspraak met de lokale bevolking enthousiast aan de vernieuwing van een grote volkswijk in Bagdad (!) werkt, prikkelen de verbeelding.


Grote namen


Heeft deze Nieuwe Golf nu alles wat daarvoor in de architectuur gebeurde, irrelevant gemaakt? Moeten we, zoals hier en daar al gebeurt, veel wereldberoemde architecten als dinosauriër afserveren en alle iconische architectuur bij de mestvaalt van de cultuurgeschiedenis zetten? Dat valt te bezien, en heus niet alleen omdat Rem Koolhaas dit jaar zowaar in een aflevering van The Simpsons te bewonderen viel.

Bekende architectenbureaus hebben de impact van de crisis zeker gevoeld – Frank Gehry bijvoorbeeld ontsloeg in 2008 de helft van zijn medewerkers, en het bureau van Erick van Egeraat moest in 2009 failliet gaan voor het een doorstart kon maken. Maar veel grote namen hebben ook in de afgelopen jaren spraakmakende en, dare we say it, iconische gebouwen afgeleverd. De elegant geplooide Beekman Tower in New York leverde Gehry in 2010 de lof van veel architectuurcritici op. Uit de felle polemieken over de Shard (2012) van Renzo Piano blijkt dat deze reusachtige Scherf in de ogen van veel Londenaren het panorama heeft verrijkt, ook al zijn de eigenaars obsceen rijke oliemiljardairs. De grote namen laten zich niet zo eenvoudig wegvagen, daarvoor is hun passie voor architectuur te groot.

Nog een belangrijke nuance: grote problemen los je als maatschappij niet op door uitsluitend kleine architectenbureaus in te schakelen. Vergelijk het maar met biologische landbouw. Daarmee kun je geen mondiale voedselcrisis oplossen, hoe sympathiek en lovenswaardig allerlei losse initiatieven op dat gebied ook zijn. Als een land de infrastructuur van de energievoorziening drastisch wil herzien, of de kusten klimaatbestendiger wil maken, dan zal het ook grote bureaus uitnodigen. Die hebben meer ervaring, kennis en talent in huis – en waarschijnlijk een heleboel interessante en bruikbare ideeën.


Zones zonder bestemmingsplan


Een licht anarchistische inslag kenmerkt veel kleine, idealistische architectenbureaus, ook in Nederland. Je hoort ze niet klagen over een overheid die de regierol over de ruimtelijke ordening van Nederland als een slecht zittende jas ver van zich afgeworpen heeft. Ze willen vooral niet te veel met die overheid te maken hebben. Het dichte woud van regels, verordeningen en procedures is hen een gruwel – verstikkend voor de creativiteit. Ze dromen van zones zonder bestemmingsplan.

Begrijpelijk. Maar toch: het was de overheid die in de jaren negentig een bloei van de Nederlandse architectuur wist te stimuleren die internationaal de aandacht trok en zo bureaus als MVRDV, Mecanoo en UNStudio de wind in de zeilen gaf. Dat gebeurde met grote opdrachten van de Rijksbouwmeester voor aanstormend talent, de oprichting van een Stimuleringsfonds voor de Architectuur, beurzen – allemaal zaken die nu in de verdringing raken. De Gouden Jaren van de Nederlandse architectuur zijn voorbij, klinkt het vaak. Ze zijn inderdaad voorgoed voorbij als overheid en architectuur elkaar niet opnieuw weten te vinden.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.