Campus

’Dat is communicatie 2010’

Remco de Boer studeerde bouwkunde, maar kwam begin dit jaar in het nieuws met zijn onderzoek naar de communicatie van ingenieursbureaus. Daar valt veel aan te verbeteren, vindt hij.

Communicatie vanuit de techniek heeft het imago van twee grote recente projecten beschadigd: de CO2-opslag in Barendrecht en de Amsterdamse Noord/Zuidlijn.

Naam: Ir. Remco de Boer (44)
Woonplaats: Amsterdam
Burgerlijke status: Gehuwd
Studie: Bouwkunde
Afstudeerrichting: Architectuur en kosten
Afstudeerjaar: 1991
Loopbaan: 1991 voor verschillende bouwadviesbureaus gewerkt, 1996 eigen bedrijf De Boer Communicatie begonnen, 2006 bouw nieuwssite www.engineering360.nl opgezet

Het gesprek vindt plaats op een koffieterras in het Amsterdamse WTC-gebouw. Buiten valt gestaag een koude regen op het verlaten plein. Bovenin dit gebouw houdt De Boer kantoor met zijn bedrijf De Boer Communicatie dat volgens de website ‘advies- en ingenieursbureaus, kennis- en onderzoeksinstituten en technologiebedrijven ondersteunt op het gebied van communicatie. Met raad en daad. Als uitvoerder, sparringpartner en adviseur.’ Hoe is hij daarin verzeild geraakt als bouwkundig ingenieur?

“Ik ging bouwkunde studeren omdat het me zo’n leuke studie leek. Maar ik wist al: misschien doe ik er wel niets mee. Het was een brede opleiding; niet alleen architectuur maar ook audiovisueel en techniek. Leuk! We hadden veel projectonderwijs waarin we ontwerpen moesten maken. Dan zat ik bij de presentaties en ik liep vol bewondering langs de maquettes van de anderen. Als je anderen vaak beter vindt dan jezelf moet je de wereld niet willen opzadelen met eigen creaties. Ik vond mezelf gewoon niet goed genoeg.”

Amateuristisch
Die ontdekking stond het plezier in de studie niet in de weg. “Als het architectenvak nou je roeping is, kan zo’n gewaarwording ontluisterend zijn. Maar als je de studie leuk vind en denkt: daarna zien we wel weer, is het niet zo erg.” De Boer studeerde in 1991 af, de laatste twee jaar zonder studiebeurs en werkend voor architectenbureaus.
Hij las veel boeken over verkopen, vooral Engelstalig. “Of het nou koffie is of broodjes of jezelf als architect. Hoe verkoop je het? Ik vond dat erg boeiend.” Ook vond hij dat als docent bijklussende architecten bij Bouwkunde vaak amateuristisch waren in hun presentatie. “Ze waren wel bevlogen, maar ze konden er hun brood niet mee verdienen. Hoe kan dat? Waar ligt de overgang tussen succes en falen?”

De Boers eigen eureka-moment kwam onverwacht als reactie op een mailing die hij naar een aantal architectenbureaus had rondgestuurd om hen te attenderen op fotomontages die hij begin jaren negentig maakte. Dat vergde toen nog een bijzondere handigheid. Er kwam veel respons op zijn mailing. Niet vanwege de fotomontages, maar om het karakter van de mailing zelf: in architectenpapier gevouwen, een briefje erbij en een goede sales pitch die architecten aansprak. Alles prima. ‘Kun je dat ook voor ons doen?’ was de algemene reactie. “Toen viel alles op zijn plek”, zegt De Boer nu. “Ik wist: dat moet ik gaan doen. Van kleine architectenbureaus naar grote en van kleine ingenieursbureaus naar grote. Dat is mijn palet geworden: commerciële communicatie over bouw, infrastructuur, water en milieu.” Vanaf de start in 1996 heeft De Boer nu een klantenbestand opgebouwd met namen zoals DHV, Deltares en Tauw maar ook tijdschrift De Ingenieur en beroepsvereniging KiviNiria.

Om op de hoogte te blijven van de persberichten van diverse bouwadvies- en ingenieursbureaus ontwikkelde hij een software-tool dat dagelijks vijfhonderd bronnen scant op nieuws. De Boer beschouwt de applicatie die nu als www.engineering360.nl ondergebracht is bij Beta Publishers als ‘een inhoudelijk leuk succes.’ Commercieel was het geen klapper.

Communicatieprobleem
Afgelopen januari publiceerde De Boer Communicatie een eigen onderzoeksrapport ‘Commerciële effectiviteit van nieuws- en persberichten’ waarin hij persberichten van de top-50 advies- en ingenieursbureaus doorlichtte. Die kunnen beter, luidt de conclusie. Het lukt de bureaus vaak niet om hun toegevoegde waarde voor het voetlicht te brengen. ‘Vooral de technische inhoud staat centraal, niet wat de klant daar aan heeft. En juist dat laatste biedt kansen’, aldus het rapport.

Nu kan De Boer communiceren, dus verscheen dezelfde maand een essay van zijn hand in vakblad De Ingenieur met de kop ‘Ingenieur heeft geen imago- maar communicatieprobleem’. De Boer constateert daarin dat ook grote ingenieursbureaus steken laten vallen in hun communicatie. Ingenieurs kunnen zelden boeiend schrijven en communicatiemedewerkers kunnen de ingenieurs vaak niet van repliek dienen omdat ze te weinig inhoudelijke achtergrond hebben. Het resultaat is dan een weinig aansprekend technisch bericht, of een luchtig stuk waarvan je je afvraagt wat voor bijzonders er gepresteerd is. De Boer: “De enige manier om effectief te werken met inhoudelijke personen, is dat je op zijn minst met ze moet kunnen sparren. Als je onvoldoende weet waar het over gaat, levert het niks op. Dat klinkt banaal, maar het gros gaat zo.” De noodzaak tot inhoudelijke betrokkenheid is ook de reden waarom De Boer zich beperkt tot bouw, infra, milieu en water – “wat er buiten gebeurt.”
“In het begin kijken mensen me soms vreemd aan”, vertelt De Boer over zijn manier van werken. “Ingenieurs kijken graag even de kat uit de boom. Maar als ze dan zien dat hun eigen verhaal door mijn extra slag meer exposure krijgt, of dat hun diensten meer worden afgenomen of dat ze worden uitgenodigd om hun verhaal te doen voor lezingen – dan merken ze dat het werkt.”

Niet om het een of ander, maar de TU doet het goed qua communicatie. “Beter dan Twente of Eindhoven”, vindt De Boer. De TU slaagt erin om iedere week twee à drie berichten naar buiten te brengen waarin de maatschappelijke waarde van de vinding of het onderzoek onder de aandacht wordt gebracht.
Communicatie vanuit de techniek heeft het imago van twee grote recente projecten beschadigd, constateert De Boer: Barendrecht en de Amsterdamse Noord/Zuidlijn.

Over de CO2-opslag onder Barendrecht liet TNO in eerste instantie weten dat het een wereldprimeur betrof die nog nooit eerder vertoond was. Volgens De Boer een begrijpelijke ingenieurstrots, maar geen geruststellende gedachte voor de inwoners. Dat bleek ook in de opeenvolgende bijeenkomsten waar deskundigen er niet in slaagden de ongerustheid (en de boosheid) weg te nemen. Ook minister Cramer (Vrom) kwam niet verder dan ‘We hebben alles onderzocht. Het is echt veilig. Gelooft u ons nou toch.’
“Als de partijen hun stellingen hebben betrokken, dan zit er weinig beweging meer in”, constateert De Boer. De meest constructieve oplossing vond hij in een rapport van het Rathenau Instituut van twee maanden eerder. Daarin kwam de suggestie voor om ongeruste burgers tegemoet te komen door CO2-meters in de wijk te plaatsen.

Slappe bodem
Ook de Noord/Zuidlijn is aanvankelijk gebracht als een fantastisch nieuw project. “Iemand die alles van tunnels weet en nu ineens onder een stad in slappe bodem mag boren, is natuurlijk blij. Maar dat mag een communicatieafdeling niet doof en blind maken voor bezwaren bij de bevolking”, vindt De Boer. Gevraagd naar hoe het beter zou kunnen neemt De Boer minister Camiel Eurlings (Verkeer en Waterstaat) als voorbeeld. “Toen na de openstelling van de HSL klachten kwamen over het geluid dat de treinen maakten, zei hij onmiddellijk: ‘We gaan de klachten onderzoeken. Er zijn kaders gesteld. Als het geluid er binnen valt is er niks aan de hand. Is het harder dan gaan we het oplossen.’ Dat is communicatie 2010, dat werkt”, roept De Boer. Dus: grenzen stellen, monitoren, stilleggen indien nodig, onderzoeken en aanpassen.

Op de vraag waar hij over vijf jaar wil staan, antwoordt De Boer eerst wat hij niet wil. Niet groter worden. Hij heeft geen ambitie om tot een groot communicatieadviesbureau uit te groeien. “Dat hangt met karakter samen. Ik zag mezelf niet als architect en ik zie mezelf ook niet als directeur. Wat ik wel wil is beter worden. Daar werk ik elke dag aan.” Doodzonde vindt hij het dat goede mensen op een bureau op gegeven moment chef worden, en dan zelf niet meer adviseren en schrijven. Dat wil hij zelf in elk geval niet. “Blijven sparren met de klant en inhoudelijk blijven. Gewoon blijven slijpen en schaven aan dat ambacht.”

www.deboercommunicatie.nl

Wat is het Fijn Festival?
“Een nieuw initiatief binnen Virgiel. Een evenement voor en door studenten. Het begon met het idee voor een benefietconcert, maar al gauw werd het een benefietfestival met alles erop en eraan.”

Zoals?
“We hebben een live main stage met onder meer Iets Beters, Voicst en Racoon. En een dance stage met minimal en techno van onder meer D.E.M.O., Rauwkost en Jason and the Argonauts. Daarnaast een lounge podium aan het water met fatboys en jazzy elektronica.”

Plus het nodige niet-muzikale vermaak, neem ik aan?
“Ja, het wordt een geheel verzorgde dag. Er komt een graffiti-artiest en er zijn schilderactiviteiten. Bier en Brood treedt op, een groep die iets met fotografie en sketches doet. We zijn nog bezig met bodypaint en massages en met interactieve dingen, zodat bezoekers kunnen meedoen. En er is van alles te eten en te drinken.”

Waarom moest dit festival er komen?
“Het gaat goed met Virgiel. We wilden een project om iets terug te doen voor de maatschappij en voor studenten in Nederland. Ook wilden we werken aan het beeld van studentenverenigingen. Daarover hoor je alleen als het gaat om ontgroeningen en zo. Virgiel wil tonen dat we veel meer kunnen.”

Hoe komen jullie aan de naam Fijn Festival?
“Verzonnen. Fijn klinkt gewoon lekker en geeft goed de gewenste sfeer aan.”

Virgiel ‘wijkt uit’ naar het Zuiderpark in Den Haag? Wat biedt Den Haag dat Delft niet heeft?
“Vanaf het begin stond vast dat het een groot evenement moest zijn voor heel studerend Nederland. En we willen het graag buiten, in een parkachtige omgeving. We zitten dus niet aan Delft vast en het Zuiderpark biedt alles. Groot genoeg, parkachtig én bekend als locatie voor dergelijke evenementen. Dat maakt het verkrijgen van vergunningen wat makkelijker dan hier in Delft. Als je hier over rijplaten begint, weten ze daar niet mee om te gaan.”

Een benefiet veronderstelt een goed doel. Wie of wat is dat?
“De opbrengst gaat naar oneMen. Dat steunt projecten in de Derde Wereld. OneMen honoreert activiteiten die initiatiefnemers zelf aandragen. Dat zijn altijd kleine eenmansprojecten, vandaar de naam. De variatie is enorm: de strijd om persvrijheid in India en voor vrouwenrechten in Oeganda, weeskinderen helpen in Kaboel. Wij kiezen voor oneMen omdat het om concrete initiatieven gaat. Je weet waar je geld blijft: een auto, computers, een busje, middelen waarmee ze hun project kunnen uitvoeren.”

Wordt er rond het festival aandacht besteed aan oneMen?
“In de promotie vooraf vestigen we veel aandacht aan oneMen, zoals op posters en flyers. Op het festival hangen banners en is er een stand van oneMen.” 

Hoeveel mensen gaat het Fijn Festival trekken?
“We hebben een capaciteit van vijfduizend mensen en dat hopen we gewoon te halen. Via ons netwerk met zusterverenigingen denken we ongeveer drieduizend mensen te trekken. De promotie moet de rest doen.”

Het gaat om het geld. Wat is jullie doel?
“Er gaat een gegarandeerd bedrag van 20 duizend euro naar oneMen. Dat komt van Virgiel en sponsors. Daar komt de opbrengst van de dag nog bij.”

Jullie festijn wordt aangekondigd als het éérste Fijn Festival. Wanneer is het tweede?
“In principe is het voor één keer. Maar als het een groot succes wordt, met een hoge opkomst en opbrengst, dan denken we er serieus over om door te gaan.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.