Opinie

[Column] Quid pro quo

Niets lijkt me verschrikkelijker dan een verplicht vak te moeten doceren. Gelukkig heb ik nog nooit college hoeven geven aan studenten die daar niet zelf voor gekozen hebben.

Met uitzondering van het college Mawin (Maatschappelijke Aspecten der Wiskunde, Informatica en Natuurwetenschappen) dat ik in 2002 aan de Vrije Universiteit gaf. Mawin was verplicht voor bètastudenten, en dat was goed te merken. Ondanks mijn PhD in de astronomie, mijn vier jaar als visiting scientist bij Harvard, en mijn twee jaar als wissenschafliche mitarbeiter in Bonn, genoot ik weinig meer dan het aanzien van de leraar maatschappijleer op de middelbare school.


Toen ik een ontevreden student vroeg wat er aan scheelde, zei hij: Kijk, ik kan de Schrödingervergelijking in bolcoördinaten oplossen, maar ik weet werkelijk niet wat ik hier eigenlijk doe! Ik vertelde hem dat zelfs superslimme bèta’s tegenwoordig enig benul dienen te hebben van de maatschappij waarin ze hun ontzaglijk belangrijke werk doen. Je moet kunnen uitleggen waarom de belastingbetaler mag opdraaien voor een telescoop met een oppervlakte van een vierkante kilometer, of een deeltjesversneller met een omtrek van 27 kilometer.


Wat heeft Jean avec le capuchon aan die hightech speeltjes? Honderd jaar geleden was er een Duitse chemicus die, nadat hem de Nobelprijs was toegekend, steevast in zijn subsidieaanvragen schreef ‘Ich brauche eine Million D-Mark!’ Dat werkte toen niet, en dat werkt tegenwoordig al helemaal niet. Dus enige maatschappelijke verantwoording over het besteden van miljoenen, zo niet miljarden euro’s belastinggeld is een vereiste. Zoiets valt onder de noemer ‘maatschappelijke aspecten’ – de M en de A van Mawin.


Gelukkig geef ik op de TU uitsluitend college aan studenten die daar geheel vrijwillig voor hebben gekozen. Dat impliceert dat ik veeleisend mag zijn, en dat ben ik dan ook. Immers, als mijn voorwaarden je niet bevallen, dan staat het je geheel vrij mijn vakken niet te volgen. Desondanks stijgt de populariteit van mijn colleges gestaag. Dat is verheugend, want het betekent dat studenten graag een veeleisend vak volgen, misschien wel in de hoop daar gelijkgestemde medestudenten te ontmoeten. Leg de lat flink hoog en je brengt het beste boven in ambitieuze studenten.


Voor mij is dat ook fijn, omdat ik mijn energie het liefst besteed aan the best and the brightest. Ieder willekeurige populatie studenten beschrijft vanzelfsprekend een Gaussische verdeling rondom een bepaald gemiddelde. Van de circa 18 duizend Delftse studenten wil ik het liefst diegenen begeleiden die meer dan drie sigma rechts van dat gemiddelde liggen. Statistisch gezien is die fractie slechts 0.00135, oftewel 24 studenten. Dat is wellicht iets te restrictief, dus vooruit, ik laat ook een aantal 2.5σ < x < 3σ studenten toe. Maar het moet niet veel gekker worden. Natuurlijk, ook zesjes-studenten hebben recht op een diploma. Ik hoop alleen dat die zesjes-studenten hun onderwijs zullen betrekken van zesjes-docenten. Quid pro quo.


Dap Hartmann is astronoom. Hij werkt als onderzoeker bij de faculteit Techniek, Bestuur en Management.

Columnist Dap Hartmann

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

l.hartmann@tudelft.nl

Comments are closed.