Opinie

[Column] Mijn racisme

Menno Blaauw denkt dat hij een racist is – en toch ook weer niet.

Menno Blaauw: “Dat zijn taalfouten, naar mijn mening.” (Foto: Sam Rentmeester)

Mijn moeder zag in de Tweede Wereldoorlog haar Joodse klasgenoten verdwijnen van het Rotterdamse gymnasium. Elke opmerking over mensenrassen werd bij ons thuis in dat gruwelijke perspectief gezet, en terecht. Zozeer dat toen een Zwitserse vriend een grapje maakte over iemands neus, kortgeleden, ik tegen hem uitviel en de vriendschap bekoelde.

Tegelijk draaiden we thuis een grammofoonplaat met ­liedjes en gesprekjes tussen Sinterklaas en Zwarte Piet. Piet had een accent en was niet de slimste van de twee. Sinterklaastelevisie draaide om blunderende Pieten. Kinderen zijn het makkelijkst te indoctrineren, denk ik. Premier Rutte ziet dat nu ook bijna in: kinderfeesttradities vliegen onder de radar. Zelfs mijn ouders zagen dát racisme over het hoofd. Maar ik weet eerlijk niet of ik als kind de relatie legde tussen Zwarte Piet en zwarte mensen.

Het mooiste meisje van de klas had een zichtbaar scheutje Indonesië in de genen. Vorig jaar vertelde ze daarmee gepest te zijn – uit jaloezie, vermoed ik. Zoals ikzelf soms voor ‘brillejood’ uitgemaakt werd omdat ik hoge cijfers haalde en een bril droeg. Afkomst en pikorde hingen niet samen op mijn verder kleurloze school, gelukkig. Mijn brugklasmentor doceerde dat alle kinderen gelijk zijn. Mijn ouders leerden me dat alle mensen verschillen, maar ook dat iedereen gelijke rechten heeft en gelijkwaardig behandeld moet worden. De Universiteit Utrecht was net zo kleurloos als mijn studentenvereniging.

Ik zou dus heel gemakkelijk een racist kunnen blijken te zijn. En nu werk ik bij de niet-zo-diverse TU Delft, waar het college van bestuur vorig jaar een centraal diversiteitskantoor instelde en er nog meer aan wil gaan doen – net als de best-wel-diverse ondernemingsraad. Maar wat?

Mensen met én zonder kleur staarden vijandig als ze met mij over 5th Avenue wandelde

Mijn laatste ex groeide op in een stad in Hongarije, als kind van een gekleurde vader en een kleurloze moeder. Donkere ogen, kroeshaar, groot, sterk, prachtig en hoogbegaafd. Het middelpunt van de belangstelling, nooit het slachtoffer. In zo’n land zonder slavernijverleden of mensen van kleur bestaat racisme misschien niet? Later studeerde ze in Parijs. Geen probleem. Kreeg een topbaan in Londen. Daarna New York City – en bingo. Elke keer dat schrikeffect als ze haar verzorgde Britse Engels ten gehore bracht. Dat ze geen secretaresse was, maar teamleider, schokte bijna elke nieuwe collega. Mensen met én zonder kleur staarden vijandig als ze met mij over 5th Avenue wandelde.

Ook in Nederland zie je weinig gemengde koppels op straat, leerde ik door haar ogen zien. Mijn kleurloze vrienden vroegen haar bij de borrel waar ze vandaan kwam. Na de USA vatte ze dat op als racistische micro-agressie. ‘Jij ziet er anders uit dan wij, je hoort hier niet’, was wat zij hoorde. Blootstelling aan racisme had haar op scherp gesteld, zoals mijn opvoeding me gevoelig gemaakt had voor antisemitisme.

Ben ik een racist? Ja, want ik denk dat alle individuen en alle groepen mensen van elkaar verschillen, wat je ook test of meet, en hoe je de groepen ook kiest. En nee, want ik geloof niet dat groepen mensen superieur of inferieur zijn aan elkaar – ik vind al die kleuren en verschillen pure verrijking.

Aan de slag dus! Er zal heel wat moeten gebeuren om het gif dat racisme is uit te bannen, ook bij de TU Delft.

Dr. Menno Blaauw is programmamanager integraal management systeem bij het Reactorinstituut. Eerder werkte hij er 20 jaar als wetenschappelijk onderzoeker. Ook is hij lid van de ondernemingsraad.

Menno Blaauw / Columnist

Schrijver Opinie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

opinie.delta@tudelft.nl

Comments are closed.