Opinie

College trekt lering uit Instellingsplan

In tweede aanleg werd het belangrijkste beleidsdocument van de TU, het instelllingsplan, aanvaard door ondernemingsraad en studentenraad. Het college van bestuur lijkt de raden als serieuze gesprekspartner ontdekt te hebben.

Had dat niet meteen gekund? Die gedachte dringt zich op bij lezing van het nieuwe Instellingsplan 2000-2003, tweede versie. In juni werd de eerste versie door het college van bestuur teruggetrokken na vernietigende kritiek uit ondernemingsraad en studentenraad. Die vonden het plan te veel een verwijsbrief naar allerlei andere universitaire beleidsdocumenten. Als zelfstandig stuk was het niet te lezen. Bovendien waren de voornemens uit het eerste plan zo weinig concreet en toetsbaar, dat de raden er niet mee uit de voeten konden. Het was niet geschikt als afsprakenlijst, waar het college aan gehouden kon worden.

Dat het eerste Instellingsplan zo de plank mis sloeg, was verwonderlijk. Al ver vóór de indiening ervan had een werkgroep uit de beide raden een aantal aandachtspunten voor het plan geformuleerd. Met dat handzame lijstje werd niets gedaan. Ongezouten kritiek vanuit de raden was het resultaat.

Het college lijkt uit die ervaring lering te hebben getrokken. De tweede versie werd in nauwe samenspraak met vertegenwoordigers van de raden opgesteld. Bovendien bemoeide collegevoorzitter De Voogd zich persoonlijk met de tekst. Afwijzing in de gezamenlijke vergadering van de twee raden lag dit keer dus ook niet voor de hand. Maar afgezien daarvan is de nu geproduceerde versie ook een aanzienlijke verbetering. Niet alleen kwantitatief (van 17 naar 26 pagina’s!), maar ook inhoudelijk. Het nieuwe instellingsplan is geen opsomming in telegramstijl zoals de eerste versie, maar een tamelijk wervend verhaal over concrete ambities van de TU, dat ook nog voor de buitenwacht leesbaar is. Aan de presentatie van allerlei nieuwe plannen – op het gebied van personeelsbeleid, arbo- en milieubeleid of ICT in het onderwijs bijvoorbeeld – worden nu deadlines gekoppeld. Het probleem is nu alleen nog dat het pakket aan voornemens, vooral op onderwijsgebied, zo groot is dat ze onmogelijk allemaal uitgevoerd kunnen worden. Prioriteiten aangeven, in de eerste plaats door de faculteiten, is dus nog noodzakelijk.

Mogelijk markeert de gang van zaken rond het instellingsplan een kentering in de verhouding tussen college en raden. De eerste jaren na invoering van de MUB werden gekenmerkt door veel gesteggel over bevoegdheden en door een zeker wederzijds wantrouwen. Het college lijkt nu geleerd te hebben dat luisteren naar de medezeggenschapsorganen een beter plan op kan leveren. De raden van hun kant blijven nog steeds bevreesd dat ze door hun instemming met het plan aan meer voornemens dan ze lief is (bindend studieadvies bijvoorbeeld) groen licht hebben gegeven. Maar tegelijkertijd slaan ze een veel mildere toon aan dan in juni en zien ze er van af alles en detail in het plan te willen regelen. Alleen al omdat ze het gevoel hebben dat ze nu eindelijk als gesprekspartner serieus worden genomen.

Had dat niet meteen gekund? Die gedachte dringt zich op bij lezing van het nieuwe Instellingsplan 2000-2003, tweede versie. In juni werd de eerste versie door het college van bestuur teruggetrokken na vernietigende kritiek uit ondernemingsraad en studentenraad. Die vonden het plan te veel een verwijsbrief naar allerlei andere universitaire beleidsdocumenten. Als zelfstandig stuk was het niet te lezen. Bovendien waren de voornemens uit het eerste plan zo weinig concreet en toetsbaar, dat de raden er niet mee uit de voeten konden. Het was niet geschikt als afsprakenlijst, waar het college aan gehouden kon worden.

Dat het eerste Instellingsplan zo de plank mis sloeg, was verwonderlijk. Al ver vóór de indiening ervan had een werkgroep uit de beide raden een aantal aandachtspunten voor het plan geformuleerd. Met dat handzame lijstje werd niets gedaan. Ongezouten kritiek vanuit de raden was het resultaat.

Het college lijkt uit die ervaring lering te hebben getrokken. De tweede versie werd in nauwe samenspraak met vertegenwoordigers van de raden opgesteld. Bovendien bemoeide collegevoorzitter De Voogd zich persoonlijk met de tekst. Afwijzing in de gezamenlijke vergadering van de twee raden lag dit keer dus ook niet voor de hand. Maar afgezien daarvan is de nu geproduceerde versie ook een aanzienlijke verbetering. Niet alleen kwantitatief (van 17 naar 26 pagina’s!), maar ook inhoudelijk. Het nieuwe instellingsplan is geen opsomming in telegramstijl zoals de eerste versie, maar een tamelijk wervend verhaal over concrete ambities van de TU, dat ook nog voor de buitenwacht leesbaar is. Aan de presentatie van allerlei nieuwe plannen – op het gebied van personeelsbeleid, arbo- en milieubeleid of ICT in het onderwijs bijvoorbeeld – worden nu deadlines gekoppeld. Het probleem is nu alleen nog dat het pakket aan voornemens, vooral op onderwijsgebied, zo groot is dat ze onmogelijk allemaal uitgevoerd kunnen worden. Prioriteiten aangeven, in de eerste plaats door de faculteiten, is dus nog noodzakelijk.

Mogelijk markeert de gang van zaken rond het instellingsplan een kentering in de verhouding tussen college en raden. De eerste jaren na invoering van de MUB werden gekenmerkt door veel gesteggel over bevoegdheden en door een zeker wederzijds wantrouwen. Het college lijkt nu geleerd te hebben dat luisteren naar de medezeggenschapsorganen een beter plan op kan leveren. De raden van hun kant blijven nog steeds bevreesd dat ze door hun instemming met het plan aan meer voornemens dan ze lief is (bindend studieadvies bijvoorbeeld) groen licht hebben gegeven. Maar tegelijkertijd slaan ze een veel mildere toon aan dan in juni en zien ze er van af alles en detail in het plan te willen regelen. Alleen al omdat ze het gevoel hebben dat ze nu eindelijk als gesprekspartner serieus worden genomen.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.