Opinie

Canon

Mijn vader, een voormalig machinist op de grote vaart, heeft mij een prachtig cadeau gegeven: een originele kaart van Amsterdam uit 1597. Gekocht op een veiling van een oude werkgever die naar een modern pand verhuisde en zich geen raad wist met de inboedel.

De met potlood ingekleurde tekening is ruim één bij één meter en heel mooi ingelijst, maar hangt nog niet aan de muur. Als hij aan de muur hangt, kan ik er niet meer met mijn neus bovenop zitten.

Ik kijk uit het raam en op de plaat en weer terug. Ik zei altijd trots dat ik in een zeventiende-eeuws pand woon, maar het lijkt er toch sterk op dat dit alles er al ruimschoots stond in de zestiende. Honderden schepen liggen op het IJ en evenzoveel aangemeerd op het nog niet gedempte Damrak, dat toen kennelijk ‘Op het water’ heette. Op de straat voor mijn huis staat ‘de Ou sys borchwal’ geschreven. Hotel The Grand hier vijftig meter verderop, nu een favoriete hang-out voor sterren als George Clooney en Robbie Williams, heette toen ‘het Princen hof’. Later werd het hof het stadhuis, weet ik nog net.

In mijn stamkroeg (net buiten de stadsmuur en nog niet op mijn kaart) lees ik in de krant dat Queen Elizabeth volgende week op bezoek is. Ze komt naar de Engelse Hervormde kerk op het Begijnhof die vierhonderd jaar bestaat. Ik kniel thuis voor mijn plaat. Natuurlijk, het Spui was ook water destijds! En ja hoor, daar staat het: ‘Bagyn hof’. Er staan drie bomen en een kerk met een blauw dak. De kerk die 410 jaar geleden dus door aanhangers van een andere geloofsstroming werd gebruikt. Ik krijg een sterke behoefte om weer eens het Amsterdams Historisch Museum binnen te stappen. Het is drie minuten lopen.

Vorige week was ik bij een bijeenkomst over de Canon van de Nederlandse Geschiedenis, met commissievoorzitter Frits van Ooststrom. Hopeloos vond hij het dat zelfs veel hoogopgeleide Nederlanders niet wisten wie er eerder kwam, Karel de Grote of Karel V. Ik wist het ook zo snel even niet, maar haalde mijn schouders op. Vertel mij maar eens hoe je Srebrenica gaat uitleggen aan jongens en meisjes van een jaar of tien. Ik concentreer me op het heden. Alle achtergrondinformatie, inclusief geschiedenis, die ik voor mijn werk nodig heb, zoek ik op. Mijn huis is een brandgevaar door stapels papier. Ik ben ook niet te beroerd een boek of twee te lezen voor een groot verhaal. De twee Karels ben ik in al die research nog nooit tegengekomen. Een man in het publiek die het aanvankelijk roerend met de commissievoorzitter eens was geweest, moest melden dat vrienden hem de mond hadden gesnoerd op de dag dat soullegende James Brown overleed en hij geen idee had over wie men het had. Tja. En nu krijgen we ook nog een bètacanon. In de Volkskrant hebben we al moeten lezen over ‘de nul’, plaattektoniek, de wc en de transistor. Waar blijft het wiel, jongens, het wiel!

Marie-José Kleef is ingenieur en freelance journalist.

Mijn vader, een voormalig machinist op de grote vaart, heeft mij een prachtig cadeau gegeven: een originele kaart van Amsterdam uit 1597. Gekocht op een veiling van een oude werkgever die naar een modern pand verhuisde en zich geen raad wist met de inboedel. De met potlood ingekleurde tekening is ruim één bij één meter en heel mooi ingelijst, maar hangt nog niet aan de muur. Als hij aan de muur hangt, kan ik er niet meer met mijn neus bovenop zitten.

Ik kijk uit het raam en op de plaat en weer terug. Ik zei altijd trots dat ik in een zeventiende-eeuws pand woon, maar het lijkt er toch sterk op dat dit alles er al ruimschoots stond in de zestiende. Honderden schepen liggen op het IJ en evenzoveel aangemeerd op het nog niet gedempte Damrak, dat toen kennelijk ‘Op het water’ heette. Op de straat voor mijn huis staat ‘de Ou sys borchwal’ geschreven. Hotel The Grand hier vijftig meter verderop, nu een favoriete hang-out voor sterren als George Clooney en Robbie Williams, heette toen ‘het Princen hof’. Later werd het hof het stadhuis, weet ik nog net.

In mijn stamkroeg (net buiten de stadsmuur en nog niet op mijn kaart) lees ik in de krant dat Queen Elizabeth volgende week op bezoek is. Ze komt naar de Engelse Hervormde kerk op het Begijnhof die vierhonderd jaar bestaat. Ik kniel thuis voor mijn plaat. Natuurlijk, het Spui was ook water destijds! En ja hoor, daar staat het: ‘Bagyn hof’. Er staan drie bomen en een kerk met een blauw dak. De kerk die 410 jaar geleden dus door aanhangers van een andere geloofsstroming werd gebruikt. Ik krijg een sterke behoefte om weer eens het Amsterdams Historisch Museum binnen te stappen. Het is drie minuten lopen.

Vorige week was ik bij een bijeenkomst over de Canon van de Nederlandse Geschiedenis, met commissievoorzitter Frits van Ooststrom. Hopeloos vond hij het dat zelfs veel hoogopgeleide Nederlanders niet wisten wie er eerder kwam, Karel de Grote of Karel V. Ik wist het ook zo snel even niet, maar haalde mijn schouders op. Vertel mij maar eens hoe je Srebrenica gaat uitleggen aan jongens en meisjes van een jaar of tien. Ik concentreer me op het heden. Alle achtergrondinformatie, inclusief geschiedenis, die ik voor mijn werk nodig heb, zoek ik op. Mijn huis is een brandgevaar door stapels papier. Ik ben ook niet te beroerd een boek of twee te lezen voor een groot verhaal. De twee Karels ben ik in al die research nog nooit tegengekomen. Een man in het publiek die het aanvankelijk roerend met de commissievoorzitter eens was geweest, moest melden dat vrienden hem de mond hadden gesnoerd op de dag dat soullegende James Brown overleed en hij geen idee had over wie men het had. Tja. En nu krijgen we ook nog een bètacanon. In de Volkskrant hebben we al moeten lezen over ‘de nul’, plaattektoniek, de wc en de transistor. Waar blijft het wiel, jongens, het wiel!

Marie-José Kleef is ingenieur en freelance journalist.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.