Opinie

Calculeer harde knip in je leefstijl

Is het studentenleven belangrijk voor de TU Delft, vroeg Hans Seip zich vorige week af in Delta, als harde knip en het bindend studieadvies regeren? Paul Rullmann van het college van bestuur reageert.

De TU Delft neemt allerlei maatregelen in een poging de studie beter te structureren, zoals de harde knip en straks misschien het bindend studieadvies. Maar het zijn maatregelen die het studiesucces nauwelijks zullen verbeteren, stelt Hans Seip in Delta 36. Ze leiden er vooral toe dat studenten minder verenigingsactiviteiten zullen doen, denkt hij. Daardoor missen ze ontplooiingskansen en het werkelijke probleem, de studiementaliteit, wordt er niet door aangepakt.
Met de hoofdlijn van Seips betoog ben ik het eens. Het is uiterst belangrijk dat we werken aan de studiecultuur. In de uitwerking van dat punt verschillen we echter van mening.
Allereerst: de harde knip gaat niet primair over studiesucces, maar over kwaliteit. Bij elke universiteit die internationaal wil  meetellen is het normaal: je kunt pas aan je master beginnen als je je bachelordiploma hebt behaald. Als je kwaliteit in het vaandel hebt – en dat hebben we – moet je heldere standaarden vaststellen.
Ten tweede: een bindend studieadvies (bsa) gaat over selectie in een zo vroeg mogelijk stadium. Voor zowel de student, de medestudenten, als de universiteit is het goed als studenten van wie je redelijk zeker weet dat ze het niet zullen halen, daarover zo snel mogelijk duidelijkheid krijgen. Van de Delftse studenten valt 45 procent (!) uit in de loop van de studie. Dat is heel veel. De eerste twintig procent valt het eerste jaar uit. De andere 25 procent in de loop van de zes jaren daarna. Dat is verspilling in alle opzichten: persoonlijk, maatschappelijk en financieel.
Ten derde: de goede Delftse student (een vwo’er met de normale basisdiscipline) haalt een bsa en een harde knip gemakkelijk.
Ten vierde: ik geloof er niks van dat een harde knip of een bsa ervoor zorgt dat de student minder aan het actieve studentenleven zal deelnemen. De hedendaagse student doet gemiddeld 7,2 jaar over een vijfjarige studie. De gemiddelde student neemt dus twee jaar extra voor andere activiteiten dan de studie. Die twee jaar verbruikt hij/zij meestal in de bachelorfase. Zou je met die marge niet een bsa of een harde knip kunnen incalculeren in je leefstijl?
Hans Seip heeft helemaal gelijk: met dit soort maatregelen ben je er niet. Maar ze zijn wel belangrijk. Waarom rondt een internationale student hier in twee jaar het masterprogramma af? Omdat hij/zij slechts een visum en geld heeft voor twee jaar. Structuurprikkels werken wel degelijk. Maar ze moeten niet op zichzelf staan. Ze moeten gecompleteerd worden met andere, ondersteunende acties om de studiecultuur aan te pakken. Die twee moeten samen opgaan. Het gaat in alles om balans. Tussen structuur en cultuur, tussen regels en stimulerende acties, tussen studie en studentenleven.
We weten dat culturele verandering heel moeilijk te realiseren is; toch doet de TU daar alles aan. Reeds in de voorlichting benadrukt de TU het belang van stevig studeren. Afgelopen jaren en ook dit jaar voeren wij gesprekken met de studieverenigingen, het Owee-bestuur en de studentenverenigingen om er voor te zorgen dat de hele keten van kennismakingsactiviteiten de start van het onderwijs niet in de weg zit. Dat werpt ook vruchten af. Het aantal studenten met een ‘P in 1’ neemt gestadig toe. De afgelopen jaren zijn bovendien tal van onderwijsverbeteringen doorgevoerd om ervoor te zorgen dat studenten een grotere binding krijgen met de opleiding, dat ze zich er makkelijker thuis voelen en daardoor ook gemotiveerd blijven om door te studeren (projectonderwijs, werken in kleinere groepen naast grote, opdrachten, grotere zichtbaarheid en bereikbaarheid van de docent, studiementoren en dergelijke).
De strijd om meer studiesucces is echter een taaie strijd. Hij wordt gevoerd tegen een Nederlands werkveld dat vol zit met ingenieurs die er zelf ook minstens zeven jaar over hebben gedaan, tegen ouderejaars die na acht jaar nog niet afgestudeerd zijn, tegen mentoren die al in de kennismakingstijd aan nieuwe eerstejaars laten weten dat we het hier niet zo nauw nemen, tegen een studiefinancieringsstelsel dat nauwelijks prikkels kent en tegen ouders die ook denken ‘laat die jongen toch genieten’.
En dat terwijl de internationale wereld steeds competitiever wordt. Wil Nederland zich in welvaart blijven wentelen, dan is kwaliteit het enige criterium. Buitenlandse studenten snappen dat heel goed en lachen om onze relaxtheid. In Nederland telt dat allemaal nog niet zo. Daar worden alle ingenieurs nog met gretigheid door de arbeidsmarkt geabsorbeerd. Op de oprukkende internationale arbeidsmarkt moet je het echter opnemen tegen ingenieurs die er korter over hebben gedaan, die ook geroeid hebben en minstens net zo goed gebekt zijn. Dan kom je niet ver als je kennelijk je eigen studie niet eens hebt kunnen managen. 

Paul Rullmann is lid van het college van bestuur.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.