Opinie

Cadetten aan de Oude Delft

Delft heeft een belangrijke rol gespeeld in de geschiedenis van de Koninklijke Militaire Academie. Ruzies in de bestuurlijke top, bezuinigingen, fusies en excessen onder studenten in Delft blijken al bijna twee eeuwen oud.

Dat wordt duidelijk uit het proefschrift ‘Tussen kazerne en universiteit’ van dr. M.H.W. Aalders. Aalders promoveerde afgelopen dinsdag in Nijmegen op de geschiedenis van de Koninklijke Militaire Academie (KMA) in de 19e eeuw. Delft speelt in deze historie tweemaal een belangrijke rol: als vestigingsplaats van de Artillerie- en Genieschool en later in verband met een dreigende fusie tussen de Koninklijke Akademie en de KMA in Breda.

Nederland heeft in 1814 nog maar net het juk van de Franse bezetter afgeworpen, of Koning Willem I richt de Artillerie- en Genieschool op in Delft. De nieuwe staat heeft in allerijl een leger uit de grond gestampt waarvan Delft de opleiding van de officieren moet huisvesten. Honderd cadetten worden in opleiding genomen aan de Oude Delft 95.

De directeur van de school, generaal-majoor J.H. Voet, vindt dat de aanstaande militaire en civiele ingenieurs ingekwartierd moeten worden bij Delftse burgers en niet in een kazerne. Met deze hospita-gedachte is hij zijn tijd ver vooruit. Bepaald modern is Voet ook in zijn afwijzing van toelatingsexamens. Dat levert hem een aantal lastige leerlingen op, die echter net zo makkelijk wegens ‘onaangepast gedrag’ weer worden verwijderd van de opleiding.
Troebelen

In 1818 schakelt directeur Voet toch over op ‘selectie aan de poort’ en voert toelatingsexamens in. Algebra en meetkunde zijn een pré. Die wiskunde is later aanleiding voor een fundamentele discussie. Directeur Voet vindt dat wiskunde-onderwijs toegepast moet zijn en raakt hierover in debat met de docent Jacob de Gelder, die fundamenteel onderwijs voorstaat. Dit meningsverschil escaleert en De Gelder stuurt in het geheim een brief naar de koning.

Maar waar de huidige raad van toezicht de aangeklaagde collegevoorzitter het voordeel van de twijfel gunt, houdt koning Willem I de danmalige directeur Voet de hand boven het hoofd en ontslaat De Gelder. De huidige rector blijft dan weliswaar verbonden aan de opleiding, hij moet wel de riante handdruk ontberen die de wiskundedocent destijds ontving in de vorm van een Leids hoogleraarschap.

Die bestuurlijke ruzie krijgt nog een staartje. Willem I stelt naar aanleiding van de Delftse troebelen een commissie in, die een nieuw leerplan voor de school moet opstellen. De Commissaris van Oorlog, A.C.J.G. d’Aubremé, moet dat nieuwe plan beoordelen, maar eigenlijk is hij een tegenstander van de Delftse inkwartiering onder burgers.

Dat is koren op de molen van een groeiende Breda-lobby, die de verschillende militaire opleidingen van die tijd wil samenbrengen in het kasteel van de Oranjes te Breda. Alsd’Aubremé kazernering adviseert, dient hij daarmee de Delftse Artillerie- en Genieschool de doodsteek toe; ook in die tijd is het in Delft onmogelijk panden te verwerven waarin een internaat kan worden gehuisvest. In 1928 stopt het onderwijs in Delft en wordt in Breda de Koninklijke Militaire Academie opgericht.
Doorn

Bijna vijftien jaar later, in 1843, wordt in dezelfde gebouwen aan de Oude Delft de Koninklijke Akademie geopend. Het is een burgerlijke waterstaatsopleiding, maar er kan ook mijnbouw gestudeerd worden. Wie voor deze studies te licht bevonden wordt, kan altijd nog werktuigbouw, bouwkunde, bestuurskunde of handel gaan doen. De studenten wonen, net als in de tijd van de Artillerieschool, op kamers bij gezinnen in de stad. Dat leidt tot veel kritiek, omdat het strenge KMA-regime nog altijd als het ‘goede voorbeeld’ geldt.

Vanaf het begin heeft de Koninklijke Akademie het moeilijk. De werkgelegenheid voor afgestudeerden is slecht: er zijn maar 54 ingenieurs in dienst bij de waterstaat en de arbeidsmarkt in Indië stort in, omdat daar lokale ambtenaren benoemd worden. Het moet toen ondenkbaar geweest zijn dat Indische ambtenaren naar Delft gehaald werden om hier hun diploma te halen, zoals dat nu in het MSc-programma gebeurt. En ook toen gold al: waar geen vraag naar is, daar kan op bezuinigd worden. Het voorstel tot een fusie met de KMA komt dan ook niet als een verrassing, temeer omdat de losbandige Delftse huisvestingsmethode de regering nog steeds een doorn in het oog is.
Landaard

De directeur van de Delftse Akademie, G. Simons, keert zich met zijn docentencorps tegen de fusie. Hij verklaart tegenover de koning dat ‘de verbinding eener burgerlijke inrigting met eene militaire, zich verzet tegen de eigenaardigheden van beide, vooral bij de zeden en gevoelens onzen landaard eigen’. Hij vreest dat ze ‘in stede van twee goede, één slechte School’ zouden overhouden.

Delft mag dan recentelijk haar ‘Gezicht op Delft’ gehad hebben, in 1850 circuleert er ook al een anonieme brochure: ‘Breda en Delft’. Hierin wordt een doorslaggevend argument tegen de fusie te berde gebracht: de nieuwe grondwet verbiedt rechtstreekse interventie van koning of ministers op de inrichting van het openbaar onderwijs. Dat kan alleen nog maar bij wet veranderd worden. Het kabinet ziet uiteindelijk af van de fusie. De Akademie is verzekerd van haar voortbestaan en kan zich ongestoord ontwikkelen tot Polytechnische School, Technische Hogeschool en uiteindelijk tot de Technische Universiteit zoals die nu nog steeds voortbestaat.

Ruzies in de bestuurlijke top, bezuinigingen, fusies en excessen onder studenten in Delft blijken al bijna twee eeuwen oud. Dat wordt duidelijk uit het proefschrift ‘Tussen kazerne en universiteit’ van dr. M.H.W. Aalders. Aalders promoveerde afgelopen dinsdag in Nijmegen op de geschiedenis van de Koninklijke Militaire Academie (KMA) in de 19e eeuw. Delft speelt in deze historie tweemaal een belangrijke rol: als vestigingsplaats van de Artillerie- en Genieschool en later in verband met een dreigende fusie tussen de Koninklijke Akademie en de KMA in Breda.

Nederland heeft in 1814 nog maar net het juk van de Franse bezetter afgeworpen, of Koning Willem I richt de Artillerie- en Genieschool op in Delft. De nieuwe staat heeft in allerijl een leger uit de grond gestampt waarvan Delft de opleiding van de officieren moet huisvesten. Honderd cadetten worden in opleiding genomen aan de Oude Delft 95.

De directeur van de school, generaal-majoor J.H. Voet, vindt dat de aanstaande militaire en civiele ingenieurs ingekwartierd moeten worden bij Delftse burgers en niet in een kazerne. Met deze hospita-gedachte is hij zijn tijd ver vooruit. Bepaald modern is Voet ook in zijn afwijzing van toelatingsexamens. Dat levert hem een aantal lastige leerlingen op, die echter net zo makkelijk wegens ‘onaangepast gedrag’ weer worden verwijderd van de opleiding.
Troebelen

In 1818 schakelt directeur Voet toch over op ‘selectie aan de poort’ en voert toelatingsexamens in. Algebra en meetkunde zijn een pré. Die wiskunde is later aanleiding voor een fundamentele discussie. Directeur Voet vindt dat wiskunde-onderwijs toegepast moet zijn en raakt hierover in debat met de docent Jacob de Gelder, die fundamenteel onderwijs voorstaat. Dit meningsverschil escaleert en De Gelder stuurt in het geheim een brief naar de koning.

Maar waar de huidige raad van toezicht de aangeklaagde collegevoorzitter het voordeel van de twijfel gunt, houdt koning Willem I de danmalige directeur Voet de hand boven het hoofd en ontslaat De Gelder. De huidige rector blijft dan weliswaar verbonden aan de opleiding, hij moet wel de riante handdruk ontberen die de wiskundedocent destijds ontving in de vorm van een Leids hoogleraarschap.

Die bestuurlijke ruzie krijgt nog een staartje. Willem I stelt naar aanleiding van de Delftse troebelen een commissie in, die een nieuw leerplan voor de school moet opstellen. De Commissaris van Oorlog, A.C.J.G. d’Aubremé, moet dat nieuwe plan beoordelen, maar eigenlijk is hij een tegenstander van de Delftse inkwartiering onder burgers.

Dat is koren op de molen van een groeiende Breda-lobby, die de verschillende militaire opleidingen van die tijd wil samenbrengen in het kasteel van de Oranjes te Breda. Alsd’Aubremé kazernering adviseert, dient hij daarmee de Delftse Artillerie- en Genieschool de doodsteek toe; ook in die tijd is het in Delft onmogelijk panden te verwerven waarin een internaat kan worden gehuisvest. In 1928 stopt het onderwijs in Delft en wordt in Breda de Koninklijke Militaire Academie opgericht.
Doorn

Bijna vijftien jaar later, in 1843, wordt in dezelfde gebouwen aan de Oude Delft de Koninklijke Akademie geopend. Het is een burgerlijke waterstaatsopleiding, maar er kan ook mijnbouw gestudeerd worden. Wie voor deze studies te licht bevonden wordt, kan altijd nog werktuigbouw, bouwkunde, bestuurskunde of handel gaan doen. De studenten wonen, net als in de tijd van de Artillerieschool, op kamers bij gezinnen in de stad. Dat leidt tot veel kritiek, omdat het strenge KMA-regime nog altijd als het ‘goede voorbeeld’ geldt.

Vanaf het begin heeft de Koninklijke Akademie het moeilijk. De werkgelegenheid voor afgestudeerden is slecht: er zijn maar 54 ingenieurs in dienst bij de waterstaat en de arbeidsmarkt in Indië stort in, omdat daar lokale ambtenaren benoemd worden. Het moet toen ondenkbaar geweest zijn dat Indische ambtenaren naar Delft gehaald werden om hier hun diploma te halen, zoals dat nu in het MSc-programma gebeurt. En ook toen gold al: waar geen vraag naar is, daar kan op bezuinigd worden. Het voorstel tot een fusie met de KMA komt dan ook niet als een verrassing, temeer omdat de losbandige Delftse huisvestingsmethode de regering nog steeds een doorn in het oog is.
Landaard

De directeur van de Delftse Akademie, G. Simons, keert zich met zijn docentencorps tegen de fusie. Hij verklaart tegenover de koning dat ‘de verbinding eener burgerlijke inrigting met eene militaire, zich verzet tegen de eigenaardigheden van beide, vooral bij de zeden en gevoelens onzen landaard eigen’. Hij vreest dat ze ‘in stede van twee goede, één slechte School’ zouden overhouden.

Delft mag dan recentelijk haar ‘Gezicht op Delft’ gehad hebben, in 1850 circuleert er ook al een anonieme brochure: ‘Breda en Delft’. Hierin wordt een doorslaggevend argument tegen de fusie te berde gebracht: de nieuwe grondwet verbiedt rechtstreekse interventie van koning of ministers op de inrichting van het openbaar onderwijs. Dat kan alleen nog maar bij wet veranderd worden. Het kabinet ziet uiteindelijk af van de fusie. De Akademie is verzekerd van haar voortbestaan en kan zich ongestoord ontwikkelen tot Polytechnische School, Technische Hogeschool en uiteindelijk tot de Technische Universiteit zoals die nu nog steeds voortbestaat.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.