Wetenschap

Bye bye Superbus

De Delftse Superbus werd afgelopen week binnengebracht in het Transportmuseum in Nieuw-Vennep. Waarom staat hij niet in het Science Centre?

De Superbus werd maandag 14 december 2020 van Lelystad naar het Nationaal Transport Museum in Nieuw-Vennep vervoerd. (Foto: Arno van der Holst)

Stond de Superbus niet al in het Transportmuseum? Ja, in Lelystad. In juni 2017 werd het futuristische vervoersmiddel vanuit een opslag op de Delftse campus overgebracht naar de voormalige autoshowroom van de Stichting Transportmuseum Lelystad. Voorzitter Dick Rensema beschouwde de Superbus als trots van zijn collectie, die elke zaterdagmiddag open was voor bezoek. Ontwikkelingen, waaronder corona, dwongen het Transportmuseum Lelystad echter tot sluiting met ingang van 2021. Dus moest Rensema op zoek naar een ander onderdak voor de Superbus.

Zijn collega Arno van der Holst, directeur van het Nederlands Transport Museum, wilde er plaats voor maken. In de hal aan de Lucas Bolsstraat in Nieuw-Vennep, vlak onder Schiphol, was tussen auto’s, karren, vliegtuigen en trams nog wel wat ruimte over. Afgelopen maandag werd het achtduizend kilo zware voertuig op een dieplader getakeld en afgeleverd. Van der Holst kreeg er vier kratten bij met documentatie en een paar sets nieuwe banden. Het accupakket heeft de TU niet meegeleverd om te voorkomen dat ermee gereden gaat worden.

“Het Nederlands Transport Museum is een samenwerking van 33 verenigingen, stichtingen en organisaties die actief zijn in het verzamelen en restaureren van vervoersmiddelen”, vertelt Van der Holst. De Superbus vormt het sluitstuk van een tentoonstelling over tweeduizend jaar vervoer die nu ‘Van Romeinse reiswagen tot Superbus’ gaat heten. Voor van der Holst staat de Superbus symbool voor het dromen, durven en doen van ondernemende Nederlanders zoals Wubbo Ockels – de geestelijk vader van het project.

Wubbo Ockels, destijds hoogleraar duurzaamheid aan de TU Delft, verzon de Superbus tijdens een treinreis naar Groningen in 2003 toen hij uren vaststond achter een kapotte trein. “Waarom zetten we er geen banden onder, dan kun je er gewoon langs?”, herinnert dr.ir. Joris Melkert zich. “Zo is het idee van een lichte snelle bus op banden gekomen: de Superbus.” Het idee groeide en kreeg wind in de zeilen door de discussie over de Zuiderzeelijn – een snelle spoorverbinding naar Groningen die wellicht ook met de Superbus gerealiseerd kon worden. Er kwam zeven miljoen euro voor een prototype, en veel kritiek van collega-professoren.

In een mock-up van de Superbus testen studenten in december 2017 het uitzicht voor de chauffeur. (Foto: Sam Rentmeester)

Melkert was vanaf het begin projectleider voor de Superbus. Terugkijkend zegt hij: “Het fascinerend om met zoiets bezig te zijn. Wanneer krijg je nou een kans om zoiets bijzonders te mogen doen? Niet iedereen was het ermee eens, er waren ook mensen helemaal tegen. Maar ja, ach. Daar zet je je dan maar overheen. Ons plan was om een full scale prototype te maken, een proof of concept. Verder gingen onze plannen niet. Uiteindelijk is het gelukt om daar zelfs een kenteken op te krijgen van de RDW. Dat hadden we in onze stoutste dromen niet kunnen bedenken.”

De uitgifte van het kenteken BZ-XG-15 in mei 2012 aan Wubbo Ockels was de laatste keer dat de Superbus in het nieuws was. Daarna werd het stil. Ockels overleed twee jaar later.

Hoe kijkt Melkert nu naar het Superbusproject? “Ons plan was een prototype te ontwikkelen, en niet meer dan dat. We zijn veel verder gekomen, we hebben een rol gespeeld in de discussie rond de Zuiderzeelijn. Dat heeft ons geld opgeleverd om het prototype te bouwen. We hebben ook veel jonge ingenieurs opgeleid met dit project, niet alleen van de TU Delft maar ook van een aantal hogescholen. Wat ik erg leuk vind is dat elektrisch vervoer nu echt doorgebroken is. Ik kan me herinneren dat bussenbouwer VDL niet met Wubbo wilde praten omdat ze niet geloofden in elektrisch vervoer. Nu, tien jaar later, rijden er in Rotterdam alleen maar elektrische bussen rond. Dan denk ik: misschien hebben we daar wel een beetje aan bijgedragen.”

De Superbus is onderdeel geworden van de bonte verzameling vervoersmiddelen van het Nederlands Transport Museum. (Foto: Arno van der Holst).
Melkert is blij met het nieuwe onderkomen voor de Superbus. Door het grotere geheel van tientallen organisaties, is de situatie minder kwetsbaar dan in Lelystad. De bus met bijbehoren is voorlopig in bruikleen gegeven door de TU. “Op termijn zeggen we misschien dat het een goede plek is voor de bus en het erfgoed van Wubbo en dat het dan op termijn misschien overgedragen wordt, maar voorlopig willen we als TU Delft er verantwoordelijk voor blijven en dat doen we in een bruikleenconstructie.”

Maar hoort de Superbus als erfgoed van de TU Delft niet thuis in het eigen Science Centre? “Ik wist helemaal niet dat ze ermee bezig waren”, reageert Michael van der Meer, directeur van het Science Centre. “Ik vind het jammer dat het zo gegaan is. Eerder wilde het college van bestuur de Superbus al bij het Louwman Museum onderbrengen. Ik vind dat de Superbus bij de TU Delft hoort. De grotere vraag is: wat betekent erfgoed voor de TU Delft? Ga je het opslaan, beheren, tentoonstellen of weggeven aan andere musea? Die beslissingen worden nu lukraak genomen. Ik mis daarin een visie van het college van bestuur.”

Wetenschapsredacteur Jos Wassink

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

j.w.wassink@tudelft.nl

Comments are closed.